08 Maart 2020: 2e zondag van de vasten
We delen roeping,
visioen, belofte (Mt. 17, 1-9)
Jacques
Perquy
Openingszang 104: "Gegroet en gezegend"
Verwelkoming:
+
We zijn de vasten ingegaan als een periode van
verstilling. We zingen “Stilte nu" en het
beluisteren daarna de andere verzen van
psalm 65
Openingslied:
Stilte nu (765)
We
vieren vandaag de tweede zondag van de vasten.
Vasten is ook een weg om een gemeenschap op te
bouwen. Christus begon zijn openbaar leven met
vasten (zie de lezing van vorige week) en hij
koppelde er een levendig gebedsleven aan vast.
Tegelijk is vasten een boodschap aan de wereld:
vasten maakt het mogelijk de weg te vinden naar
verzoening met de beschadigde schepping. ‘Wat
zou er gebeuren als heel de wereld zou vasten?’
is de uitdagende vraag van de schrijver van het
boek ‘Le jour où le monde jeûnera’(Normand
Gean-Christophe Le jour où le monde jeûnera.
Salvator. Paris. 2020). Zo’n
universele vasten zou synoniem zijn voor het
einde van de wereld zoals we die kennen, en voor
de komst van een nieuwe aarde vergelijkbaar met
het rijk der hemelen.
Om te dromen van het visioen en erin te blijven
geloven zijn we vandaag samen.
Gebed
om ontferming
We
horen straks hoe Abraham op weg wordt gezet: een
nieuwe toekomst tegemoet. Bidden we voor
ontferming voor de hindernissen, die we soms
zelf op ons pad zetten.
Om de vastgeroeste patronen, de angst voor
verandering, de schrik voor nieuwe ideeën, de
twijfel om te gaan op onbekende wegen.
Keren wij ons tot U God.
Kyrie
Eleison (111)
Om
de vooroordelen en het vluchten in de eigen
kring met gelijkgezinden. Om het ingebakken
wantrouwen. Om de schrik om van gedaante te
veranderen.
Keren wij ons tot U God.
Kyrie Eleison
Om het wegzappen van mensen en hun
problemen. Om het sluiten van onze ogen voor wat
in de wereld gebeurt. Om het niet meer geloven
in verandering.
Keren wij ons tot U God.
Kyrie Eleison
Openingslied:
De wereld omgekeerd nr 316
Inleiding bij de
lezingen
Voor
de tweede vastenzondag wordt door Broederlijk
Delen volgende slagzin gebruikt: we delen
roeping, visioen en belofte.
De eerste lezing gaat over de roeping van
Abraham: ‘Trek weg uit je land’. God verschijnt
in deze lezing als een God van belofte van het
ontstaan van een groot volk en van een nieuw
land.
De tweede lezing gaat over een visioen nl van de
verheerlijking van Jezus na zijn lijden en dood.
eerste
lezing: Genesis (12, 1 - 9)
Commentaar
Het
verhaal over Abraham beslaat 14 hoofdstukken in
het boek Genesis.
Genesis begint met de
scheppingsverhalen over de ‘wording’ van de
mens.
Abraham is het verhaal van de wording van een
volk. Het is een ‘stichtingsmythe’: een
samengesteld verhaal met wellicht ook
historische elementen, maar vooral een verhaal
dat de grondslag vormt voor de identiteit van
een volk, een natie, een religie. In dit geval
zelfs meerdere religies.
Abraham wordt zowel door Joden, christenen en
moslims (‘Ibrahim’) als hun eerste
aartsvader beschouwd. Hij was het die
gehoor gaf aan de stem van de ene God, er een
naam aan gaf, altaren voor bouwde, er een
verbond mee sloot. Voor de Joden was hij niet
enkel de spirituele leider die het volk één
maakte maar hij was het ook, die hen voor het
eerst naar het beloofde land gidste. Abraham
blijft vooral een inspirerende figuur omdat hij
niet alleen die ene keer gehoor gaf aan Gods’
stem, maar Hem is blijven vertrouwen ondanks
alle beproevingen: het lange kinderloos blijven,
de hongersnood, zijn vrouw twee keer afhandig
gemaakt door machthebbers, de aankondiging van
een geboorte van een zoon, die hij nadien lijkt
ten offer te moeten dragen,…
Doorheen al het
onheil blijft Abraham zijn Schepper trouw en
voegt zich naar zijn plan. Niet als een
onderdanige slaaf, getuige zijn pleidooi om
Sodom niet te vernietigen of zijn verzoek om Lot
en diens gezin te redden.
Het hoeft niet te verbazen dat in de bijbel God
wordt omschreven als ‘de God van Abraham’. Met
hem is nl. het volk Gods begonnen.
Bij nadere studie van de tekst en van commentaar
van P. Beauchamp (Franse exegeet) (Beauchamp
P., Cinquante Portraits Bibliques. Ed.du Seuil.
2000) bots ik op een aantal
vragen en tegenstellingen die het bijbelfragment
veel ingewikkelder (en volgens mij) nog
interessanter maakt.
De
eerste is: wie wordt geroepen en uitverkoren om
op weg te gaan naar nieuw land: een individu of
een volk? Waarom die ene mens en geen anderen?
In vers 3 staat: ‘In jou zullen alle volkeren op aarde
gezegend worden’ en ook ‘Jij zal een bron
van zegen zijn”. Misschien is dit een
vraag die alleen wij ons vandaag stellen.
Voor de Joden was hetgeen aan één persoon
gebeurt automatisch ook voor de groep. Er zit
daar een bijzonder sterk gemeenschapsgevoel
achter.
Is dit overigens niet de manier waarop wij als
christenen hopen gered te worden in en door
Jezus Christus?
Tweede
vraag: Eén van de grootste twistpunten in het
verhaal van Abraham is: wie worden
door God in Abraham gezegend?: het ‘uitverkoren’
volk of ‘alle volkeren’?
Paulus, als apostel van de ‘heidenen’ verwijst
in zijn brieven geregeld naar de verzen uit
Genesis die vandaag werden gelezen: dat ‘in Abraham alle volken op
aarde gezegend worden’ en: ’Ik zal zegenen,
wie jou zegenen’.
Voor Paulus gelden noch de natuurlijke
afstamming, noch de besnijdenis als criteria om
tot het volk van God te behoren. Daarom schrijft
hij o.m. in zijn brief aan de Galaten: ‘Er zijn geen Joden
of Grieken meer, slaven en vrijen, mannen of
vrouwen - u bent allen één in Christus Jezus.
En omdat u Christus toebehoort, bent u
nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens
de belofte’. (brief
aan de Galaten 3, 28 - 29)
Derde punt: een aartsvader en geen aartsmoeder?
Een volk komt niet voort uit een individu, daar
is een man en een vrouw voor nodig. Daar
verschijnt Sarai op het toneel. Waarvandaan komt
zij? Tot twee keer toe vraagt Abraham haar te
verklaren dat zij zijn zus is (om zijn eigen
vege lijf te redden). In vers 20, 11 zegt hij
zelf, dat zij zijn halfzus is. De vertellers
hebben een oplossing bedacht voor het raadsel
dat Abraham een vrouw vond in zijn eigen stam
zonder dat het om incest ging. Verder kon hij
niet zoeken vermits het volk nog moest tot stand
komen.
Maar belangrijker in het commentaar van
Beauchamp is dat daardoor ook het verschillend
zijn - het anderszijn in het volk is
binnengetreden. Elkeen die een (lange) tijd
samenleeft ervaart wat anders-zijn betekent. Het
gaat over het spanningsveld eigenheid - en
samenzijn, tussen gemeenschap en andersheid. Ook
Abraham en Sarai verschillen van elkaar blijkt
uit de tekst. Het is Sarai die Abraham naar haar
slavin stuurt om een kind te verwekken en zij is
het die later zegt dat de slavin moet vertrekken
omdat deze te vrank geworden is (tot grote
ontsteltenis van Abraham die meteen zijn zoon
moet verstoten). Wanneer de Heer aankondigt dat
Sarai moeder zal worden, grinnikt zij vol
ongeloof achter zijn rug….
Welnu zegt Beauchamp : het verschil/anderszijn
tussen mensen is onontbeerlijk in elke relatie
om tot leven te komen, zowel letterlijk als
figuurlijk. Dit geldt zowel in koppels, in een
gemeenschap, als in de samenleving.
Kan het verhaal van Abraham ook gelezen worden
als het overwinnen van de angst voor de ander,
zich openstellen en ruimte maken voor de ander
en voor de gans Andere en zo weer /meer tot
leven te komen? Moge dit onze roeping zijn, ons
gedeeld visioen en Zijn belofte.
Tussenlied:
Hoor hoe God zijn belofte houdt 529, 1, 5, 12
en 13
Matteüs
17, 1 - 9 in een hertaling van N. ter
Linden p. 68-69 uit "Koning op een ezel".
Offergang:
voorbede wereldgroep
Tafelgebed:
nr 162
Onze
Vader
Communie:
muziek: Queste pungente spine NR 8 uit Via
Crucis van L’Arpegiata
Slotlied
Woestijnlied nr 319
Zending en
zegening
Volgende week wordt het verhaal van de
Samaritaanse vrouw bij de waterput gelezen.
Zoals vandaag reflecties werden verzameld,
nodigen we jullie uit over de vraag na denken
‘Waar jij naar dorst; stil te staan bij wat je
ten diepste naar verlangt. Schrijf je gedachten
op en deel ze volgende zondag met ons en met de
gans Andere.
Moge
de Onnoembare,
die
we op zeggen van Jezus,
Vader
mogen noemen,
ons
zegenen
ons
tot vrede brengen
en
gerechtigheid
Moge
Hij ons zijn Geest ingeven
dat
wij staande blijven.
|