01 Maart 2020: 1e zondag van de vasten
Hoe gaan we
op weg? (Mt. 4, 1-11)
Marcel
Braekers
Openingszang 319: "Woestijnlied"
Begroeting
Vorige woensdag zijn we begonnen aan de 40 dagen
durende tocht naar Pasen. We doen dat in
navolging van Israël dat 40 jaar rondzwierf
vooraleer aan te komen in het beloofde land. Het
volk ondernam de tocht, omdat het leven
onhoudbaar was geworden. Slavenarbeid en
vernederingen, en daarbovenuit geloof in een
andere toekomst. Dat was de prikkel om weg te
gaan. Gedurende die 40 jaar zwerven is er veel
met hen gebeurd: ze leerden anders met elkaar en
met de natuur om te gaan, en ze ontdekten een
andere, bevrijdende God.
Hoe
is dat voor ons die dezelfde tocht symbolisch
overdoen? Welke prikkel heb je nodig om op weg
te gaan? Welke contrastervaring die je doet
roepen: dit kan niet meer? Als ik terugdenk aan
de preek van Meister Eckhart over het echte
vasten dan onthoud ik vooral dat volgens hem
goede wil en enkele goede voornemens niet
voldoende zijn. Je moet naar een andere zone van
je persoon gaan, je dieper zelf, en zo een
nieuwe vrijheid verwerven. Een vrijheid waarbij
een mateloos ontvangen en geven het leven
tekent. Hoe horen we te vasten als de
werkelijkheid niet negatief, geen hinder is,
maar in wezen goed en we dus eerder intenser met
haar contact moeten krijgen in plaats van ons
los te maken?
Broederlijk
Delen heeft ‘delen’ als centrale thema
voorgesteld. Delen omdat we zelf deel zijn van
een groter geheel, delen opdat gerechtigheid zou
geschieden voor iedereen, delen omdat Jezus het
ons heeft voorgedaan, en delen omdat God zich
kenbaar maakt als de eindeloze en mateloze
Mededeler. Het Joodse volk leerde in de woestijn
een nieuwe kwaliteit van leven ondanks alle
ontberingen. Kan vasten dat ook voor ons worden:
versoberen zodat ons leven wint aan kwaliteit?
Laten we daarvoor bidden.
Gebed om
bekering 412
Openingsgebed
Met onze voeten op deze broze aarde
En gedragen door uw levensadem, God,
Mogen wij ten volle mens zijn,
Gekneed naar uw beeld.
Geef ons kracht om niet afgeleid te worden
In wat verstrooit of verwart.
Moge deze vastentijd ons zuiveren
En richten op uw geliefde zoon Jezus van
Nazareth. Amen
Inleiding op de
lezingen
Gedurende de 5 zondagen van de vasten
worden telkens twee lezingen met elkaar
verbonden om ons op weg te zetten naar Pasen.
Vandaag gaat het over het begin: wat is
mens-zijn? We horen de geschiedenis van Adam en
Eva, maar het is de geschiedenis van dé mens,
Elkerlyck. Als contrast met die falende mens
stelt het evangelie Jezus voor die leeft in de
woestijn.
Eerste lezing Genesis
2,7-9;3,1-7
Lied 529, "Hoort
hoe God met mensen omgaat"; 1 – 3/ 12 - 13
Evangelie Mattheüs
4,1-11
Homilie
Als er één Bijbelpassage is die voor de
meest verschillende commentaren heeft gezorgd
dan is het wel het verhaal van de zondeval. Hoe
kan ik dat begrijpen? Waarom moest God
uitgerekend in die lusttuin 2 bijzondere bomen
planten, de boom van kennis van goed en kwaad en
de boom van eeuwig leven, met daarbij het verbod
van die eerste boom te eten? Wilde Hij de mens
jennen, hem zomaar iets verbieden om te tonen
dat Hij de baas is? We weten intussen wel dat
het een symbolisch verhaal is, of beter gezegd
een oermythe, maar wat brengt dit aan inzicht
bij?
Antropologen
zullen op vandaag zeggen dat het belangrijkste
van deze mythen is dat ze verteld worden. Dat is
belangrijker dan de mogelijke uitleg, want door
het vertellen ontstaan een verbondenheid en
vertrouwdheid met een betekenisgeheel dat nooit
achterhaalbaar is. Mythen verklaren al
vertellend wie ik ben en waarom het leven is
zoals het is.
Toch zitten in het verhaal enkele bijzonderheden
die tot nadenken stemmen. Waarom is er sprake
van een boom ‘van kennis van goed en kwaad’? Wat
is met die kennis bedoeld en wat is goed en
kwaad? Gaat het om ons geweten: voortaan weet je
wat mag en niet mag? Of het besef tot wat we als
mensen zoal in staat zijn: dus kwaad in de
ruime, niet morele zin? Maar waarom was het zo
nodig verboden om die kennis te hebben? Is het
niet een rijkdom als we gewetensvolle en
zorgzame mensen zijn die besef hebben van wat
goed of fout is? Of wilde het verhaal vooral
zeggen: het komt jou niet toe om uit te maken
wat goed en kwaad is, maar dat hoort God toe? Ik
sluit deze interpretatie niet uit, maar sinds
Kant en de Verlichting is het moeilijk om moraal
zomaar op God te funderen, dat kan de mens ook
vanuit zichzelf.
Persoonlijk
zou ik het verbod willen verruimen en dan gaat
het over meer dan morele kwesties. Misschien (zo
zie ik het tenminste) wil het verhaal vooral
erop wijzen dat in onze omgang met de natuur en
in onze omgang met het leven ons niet alles
toebehoort, maar dat er grenzen zijn aan onze
macht. We leven in een lusttuin waar alles voor
ons beschikbaar is, en toch is er begrenzing.
Het boeiend daarbij is dat het verhaal geen
concrete invulling geeft hoe die grenzen zijn en
waar ze beginnen, maar dat het over een
appelboom begint te praten. Eten van de appel is
God worden, zelf bepalen wat goed en niet goed
voor ons is, voortaan je alles kunnen
permitteren en leven voor jezelf. Aan die
verleiding kon de mens niet weerstaan en zo kwam
er ellende in de wereld.
Het
raadselachtige daarbij is dat in het vervolg van
het verhaal niets meer wordt gezegd over de boom
van eeuwig leven. Daarvan mocht men blijkbaar
wel eten, maar dat deden die eerste slimmeriken
niet. Of zou het kunnen dat eten van die eerste
boom de mens zodanig verblindde dat hij het
besef verloor van die andere boom die symbool
staat voor onverwoestbaar leven. En wat daarmee
werd bedoeld wordt slechts duidelijk met de
verrijzenis van Jezus. Pas vanaf dan krijgen we
opnieuw in het vizier hoe krachtig en
onvoorwaardelijk de liefde van God voor de mens
is. Het eeuwige leven of beter gezegd, het
onverwoestbare leven, kwam in het overstijgen
van de dood aan het licht.
Zou je dan deze mythe van de zondeval in
omgekeerde richting kunnen begrijpen? Dat we
eerst ons bewust moesten worden van de
verrijzenis en van Gods handelen in Jezus
vooraleer we opnieuw oog kregen voor de boom van
goed en kwaad. Gods onvoorstelbare liefde als
een behoeder om de aarde niet te misbruiken en
het leven met elkaar te delen.
Dit verhaal nu wordt geplaatst tegenover de
bekoring van Jezus in de woestijn. Ook in dit
verhaal zijn de 3 bekoringen symbolisch bedoeld.
Heel subtiel antwoordt Jezus op elke bekoring
met een citaat uit het boek Deuteronomium dat
het verhaal van de uittocht herneemt, maar nu
vanuit de vernieuwing van het Verbond. Ook Jezus
verbleef in de woestijn, maar weerstond aan de
verleiding. Tegenover Adam, zeg maar dé mens,
staat Jezus als de nieuwe mens. Terwijl Adam
zich gedraagt als bezitter van de aarde die
wetteloos en zonder grenzen die aarde en de
bewoners kan gebruiken, staat hier Jezus waarvan
Paulus schreef dat Hij zichzelf heeft ontledigd
en dienaar van allen werd.
Zo
beginnen we het echte vasten. Met verhalen die
symbolisch zijn en op een ongrijpbare manier ons
de vraag stellen of en hoe we zorgzaam en
concreet hoeder van de aarde zijn en in dienst
van elkaar staan. Vasten als delen: hoe begin ik
eraan? Waar en hoe treft mij een situatie die
mij doet rechtveren en mij op weg zet om een
ander mens te worden?
Aanbrengen van
gaven en formuleren van gebeden
Groot dankgebed 162
Lied na de communie
839: "Psalm 139- Gij, Gij peilt mijn hart, Gij
doorgrondt mij"
Slotgebed
|