23 Februari 2020: 7e zondag
Gods geest woont in ons (Mt. 5, 38-42 en 43-48)
Tom
Nys
Openingszang 101: "Wie anders zal de hemel
dragen"
Begroeting
Welkom in de naam van de Vader, de Zoon en de
Heilige geest. Dank om hier te zijn, dank om
tijd te nemen in het drukke leven van alledag,
dank om samen te zijn voor de Blijde Boodschap.
Laten
we ook Jezus welkom heten in ons midden want
zoals Hij heeft gezegd ‘waar 2 of meer samenzijn
in Mijn naam ben Ik in hun midden’ (Matteus
18:20). Jezus vormt de brug en toegang tot de
Vader ‘Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het
Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij.’
(Johannes, 14:6). Door zich in menselijke
gedaante aan ons te schenken heeft Hij het
mogelijk gemaakt om God te leren kennen als
liefhebbende Vader, of zoals paus Franciscus
zegt “Jezus is het gelaat van de barmhartigheid
van de Vader.”
Rechtstreeks
geloven in God is niet zo eenvoudig. God is
immers niet tastbaar en niet zichtbaar in
gebruikelijke termen. We kunnen het bestaan van
God niet rationeel of wetenschappelijk verklaren
maar dat geldt ook voor het niet bestaan ervan.
Geloven of God kennen werkt dus anders, het is
eerder een oorspronkelijk gevoel waar we door
geraakt worden of een ervaring van liefhebben
die voorafgaat. ‘De dingen der mensen moeten
gekend worden alvorens men ze lief kan hebben,
maar de goddelijke dingen moet men liefhebben,
alvorens men ze kan kennen.’
Openingsgebed aan
Jezus
in
de geborgenheid en stilte van mijn wezen weet ik
dat Jij [Jezus] God bent
in de zachte nabijheid van Jouw
aanwezigheid wordt ik heel en vrij
wanneer Jij mijn naam roept zal ik
antwoorden
in chaos en verwarring
in
momenten van zwakte en vertwijfeling
is Jouw
barmhartigheid een balsem voor mijn ziel elke
dag opnieuw
Inleiding bij
de lezingen en het evangelie
De
twee ingekorte lezingen en het evangelie vormen
een interessante combinatie. Eerst uit
Leviticus, daarna uit de 1e brief van apostel
Paulus aan de Christenen van Korinte. Vervolgens
luisteren we voor de derde zondag naar enkele
fragmenten uit de bergrede: de voorgeschreven
verzen over ‘vergelding’ (Matheus 5:38-42) en
‘je vijanden liefhebben’ (5:43-48).
Tussen
de stukken zingen we telkens met Laudate omnes
gentes. (134)
Homilie
De uitspraak ‘Bemin uw naasten als
uzelf’(Leviticus) is alom bekend. Het is op zich
al een hele opdracht om dat te doen. Want, de
ander graag zien hangt bovendien af van de
mogelijkheid om onszelf graag te zien. En, hoe
graag zien we onszelf? Niet als een egoďstische
‘ik eerst’ houding maar eerder als een milde
tevredenheid met wie we zijn en wat we doen. Dat
is al een hele klus maar een gezonde basis om de
ander graag te zien in alle vrijheid, mededogen
en aanvaarding. En hier is Leviticus eerder
pragmatisch en realistisch dat het al eens
anders kan lopen en zegt in dat geval: ‘wijs
elkaar terecht, neem geen wraak of koester geen
wrok’.
In
de tweede lezing worden we door Paulus geholpen
in zelfliefde: “gij zijt Gods tempel en de Geest
van God woont in u”. Ik begrijp dit dat elk van
ons [lichaam en wezen] Gods tempel is en dat de
Geest van God in elk van ons woont. Dit is
helemaal in overeenstemming met de eenvoudige
blijde boodschap die Jezus verkondigt: wij zijn
allemaal zonen en dochters van God, al van bij
het begin, als ons geboorterecht. Daardoor zijn
we als broeders en zusters en horen mekaar op
die manier ook graag te zien. Gelijktijdig is
God als een liefhebbende vader voor ons allen,
kijkt Hij naar onze thuiskomst uit, vergeeft ons
als we verdwalen, opnieuw en opnieuw, heet ons
welkom als we terugkomen of komt ons zelfs
zoeken. De parabels van de verloren zoon en het
verloren schaap geven dit prachtig weer. Als we
geloven en onze naaste beminnen als onszelf in
een vorm van zachtmoedige, imperfecte
broederlijke liefde dan schuilt er oneindig
geduld, mildheid en barmhartigheid in de
vaderlijke liefde van God.
De
bergrede legt de lat schijnbaar veel hoger, zo
hoog dat we als gewone stervelingen zelfs
ontmoedigd kunnen worden. Afzien van elke vorm
van vergelding, verdediging of verweer is in
onze wereld een haast onmogelijke opgave. Je
andere wang aanbieden, meer weggeven nog dan ons
wordt afgenomen? Voelt dat niet eerder
machteloos? En je vijanden liefhebben en voor
hen bidden is dat niet wat vergezocht en naďef?
En wat dan met de uitspraak ‘wees volmaakt,
zoals uw Vader in de hemel volmaakt is’. Is
streven naar zo’n onbereikbare perfectie niet
eerder gedoemd tot schaamte en schuldgevoel?
De
bergrede letterlijk interpreteren lijkt me dan
ook niet de beste manier om er mee om te gaan.
Jezus heeft wellicht eerder bedoeld dat we niet
al te veel gehecht moeten zijn aan bezit, imago
en aan onze goede naam om te vermijden ons te
snel tekortgedaan, gekwetst en gekrenkt te
voelen. Zo wordt wat we ervaren als onrecht een
oefening in onthechting, zelfrelativering en
medeleven onafhankelijk van wie de ander is.
Mildheid met onszelf gaat zo hand in hand met
mededogen en zachtmoedigheid naar de ander. Op
die manier benaderen we steeds meer de goedheid
van de Vader zoals aan ons getoond door Jezus
tijdens zijn leven. Geen rigide wetten of
krampachtigheid dus maar een soepele en
ontspannen geloofsbeleving schept de nodige
ruimte om contact te maken met de essentie van
de blijde boodschap: de mogelijkheid van
bevrijding in het hier en nu.
Wij zijn Gods
tempel, broeders en zusters, en de Geest van
God woont in ons. Amen
|