24 December 2019: Kerstviering
Stiller dan
stil (Lc. 2, 1-16)
Marcel
Braekers
Voor
de viering: orgelspel ‘ Nun kommt der Heiden
Heiland’ van J.S. Bach
Openingszang: stille nacht geneuried en
gezongen
Begroeting
De stilte van de nacht kan beangstigend voelen
als ze ons in eenzaamheid en isolatie overvalt.
Maar stilte kan ook het diepste spreken wakker
maken, ons omhullen en thuis brengen. Het zijn
de twee gezichten van dat éne gebeuren.
“Toen alle dingen zich midden in het zwijgen
bevonden en de nacht in haar loop op het midden
van haar baan stond, kwam van bovenaf, van de
koninklijke troon, een verborgen woord in mij
neer (dum medium silentium tenerunt omnia et nox
in suo cursu medium iter haberet)”. Met dit
citaat uit het boek Wijsheid begint Meister
Eckhart zijn mooie Kerstpreek waarin hij spreekt
over de drie manieren waarop Jezus werd geboren:
voor alle tijden in God, 2000 jaar geleden in
een stal en vandaag in elk van ons. ‘Toen alle
dingen zich in het zwijgen bevonden, kwam een
verborgen woord in mij neer’ schrijft hij. In
tegenstelling tot de luidruchtigheid en drukte
van de kerstsfeer heeft het eigenlijke gebeuren
in verborgenheid plaats.
In de stilte van deze heilige nacht komt God op
drievoudige manier naar ons: als Woord vanuit
een onachterhaalbare tijd tot de wereld
gesproken, God die zich altijd reeds naar zijn
schepping heeft gekeerd. Als een mens, een kind
ons gegeven. En in de verborgenheid en stilte
van ons hart dat rusteloos zoekt om eindelijk
thuis te komen. Zal het ons lukken al was het
maar één moment om in deze nacht die geboorte in
alle zuiverheid te kunnen voelen? Al maak je het
maar één keer in je leven mee, dan nog is het
voldoende om voortaan als een wachter uit te
zien naar de morgen, zo ongeveer preekte
Eckhart. Indien je ooit dat Woord in alle
zuiverheid kunt horen, geeft het zo’n diepe
vreugde dat je voor de rest van je leven ermee
verder kunt.
We moeten ons daarom gereed maken, van ons
afschudden wat ons bezorgt en drukt, en horen,
zingen en delen met elkaar wat ons ontroert om
dat éne moment zuiver en onbelemmerd te
ondergaan.
Lied 218
uit uw verborgenheid
Gebed
Zal de dag nog komen dat de bergen bedekt
zijn met vrede,
De heuvels getooid met gerechtigheid?
Dat al wat ademt niet langer zucht en schreit?
Met uw schepping in nood roepen wij om U.
Zal die dag nog komen voor wie te lijden heeft
van man en macht,
Voor wie geen helper heeft,
Voor wie de vlam van de hoop is gedoofd en alle
verwachting begraven?
Met wie vergeten raken roepen wij
om U die als een lichtende ster ons voor wilt
gaan. (S.
de Vries)
Inleiding op
kerstoratorium
Ooit, eeuwen geleden strompelde een volk
achter een vuurkolom aan op weg naar vrijheid.
Het volk dat in duisternis loopt, ziet een groot
licht, dichtte Jesaja. In het centrum van deze
nacht staat het verhaal van de geboorte van
Jezus en van mensen die opnieuw in de nacht op
zoek gingen naar het licht. Het verhaal wordt
verteld als iets dat ooit in de tijd plaats had,
maar bedoeld als verhaal voor ons hier en nu.
Opdat in het zingen, het horen en antwoorden een
licht zichtbaar wordt en de geboorte in onszelf
zou gebeuren.
Kerstoratorium
deel 1
Lied 264
heden zal uw redder komen
Kerstoratorium
deel 2
Homilie
Ik heb het hier al enkele keren gezegd en
blijf het als een mantra herhalen: men heeft ons
Kerstmis ontnomen. Wat ooit een feest van stilte
was, een wandeling in de koude winternacht om in
de kerk bij een verlichte stal te komen, horen
en zien en danken om de geboorte, om vervolgens
weer naar huis te gaan en nog een kop warme
chocolademelk te drinken. Dat is verworden tot
een jachtig zoeken naar geschenken, het hoofd
breken over de kerstmenu, discussies in welke
familie de kinderen van het samengestelde gezin
zullen vieren, enz. Maar boven alles moet het
gezellig worden. Je kan daar moeilijk bezwaren
tegen hebben want gezelligheid is iets kostbaar,
maar de onderhuidse sfeer is van die aard dat
Kerstmis als een religieus feest ons werd
afgenomen. Je kan dat niemand verwijten, want je
kan niet iemand aanwijzen als de
verantwoordelijke. Het gebeurde anoniem en
sluipend zoals zoveel dingen van ons christendom
die nu uitgehold profaan verder leven. Maar het
heeft als gevolg dat we een enorme inspanning
moeten leveren om boven die sfeer uit te komen
en weer terug te keren naar het essentiële. ’De
geboorte heeft niet via onze zintuigen plaats,
maar in ons louterste en zuivere innerlijk, in
onze Grond die een centrum van stilte en
openheid is’ schreef Eckhart.
Kerstmis is een feest van stilte. Het gaat om
stilte die stiller is dan stil zodat je weer een
spreken kunt horen dat anders is dan de
dagelijkse taal en dat meestal het zwijgen wordt
opgelegd. “Uit stilte komt het Woord naar ons
toe en in de stilte mondt het weer uit” schreef
Willem Barnard. (Stille Omgang p. 1019)
Sytze
de Vries drukt het mooi in een gebed uit. Hij
schrijft
Alleen in de nacht
zelf
Wordt het verlangen gewekt,
Alleen in het duister
Kennen wij de waarde van het
licht.
Ontsteken wij voor elkaar
In deze nacht uw licht
Als een vlam van hoop,
Als een stem tegen het donker,
Als een gebed om vrede. (Bij gelegenheid I
p. 65)
De levenssfeer is nu eenmaal zo geworden dat we
een grote inspanning moeten leveren om boven het
gewoel en de drukte bij het belangrijke, boven de
tijd en de onvermijdelijk ermee verbonden
vergankelijkheid dat ene zuiver te horen dat je
doet opveren. “Toen alle dingen tot zwijgen waren
gekomen en de nacht in zijn centrum stond, heb ik
een Woord van boven vernomen” dichtte Eckhart. Dat
Woord is het Kind, dat Kind de gestalte van Gods
liefde die zich aan ieder mens aanbiedt. Zij komt
van boven maar even goed vanonder, vanuit de
diepte, of naast of voor je uit in een mens die je
aankijkt. Maar alleen de stilte, de afwezigheid,
de leegte is de plaats waar die ontmoeting plaats
heeft. We moeten ons daarom niet alleen ontdoen
van het alledaagse rumoer, maar van alle
aanslibsels die we spiritueel hebben opgeslagen en
die ons beletten echt te horen. Pas dan kan het
kerstverhaal in heel zijn rijkdom ons raken.
Het kerstverhaal en de tocht van de herders naar
de stal schreef Lucas met in zijn hoofd de
geschiedenis van Israël. Ooit was er een groep
mensen die als slaven in dienst van de farao in
onmenselijke omstandigheden moesten werken bij de
bouw van de piramides. Tot ze voldoende vertrouwen
in God hadden en kracht in zichzelf vonden om weg
te trekken, om de tocht naar de vrijheid aan te
vatten. Dat volk is toen gegaan, overdag beschermd
door een wolk tegen de zon en in de nacht
voorgegaan door een zuil van licht. ‘Het volk dat
in duisternis leeft zal een groot licht
aanschouwen’ dichtte later Jesaja. In de
kerstnacht gingen ook de herders, het uitschot van
het volk, op weg en lieten ze zich leiden door het
licht. Ze lieten alles achter wat hun dagelijkse
leven bezig hield en volgden de ster. Diezelfde
bereidheid en overgave wordt ook van ons gevraagd.
De geboorte van Gods Woord heeft in alle tijden
plaats gehad en wil vandaag, in deze nacht in elk
van ons weer vlees en bloed worden. Wij moeten ons
alleen maar ervoor beschikbaar maken en vertrouwen
op de Belofte om zo het Licht te volgen.
Grote dankgebed +
refrein 266
Voor uw volk dat woont in duisternis,
Voor ieder die tast in schaduw en donker
Hebt Gij ooit een licht beloofd, een kind, een
vredevorst.
U danken wij om het leven zoals door U gedroomd
En dat nu zacht geboren is: Uw Woord
Weerloos nachtkind, kind van zwervers en herders.
Voorgoed hebt Gij ons hoop gegeven en komt Gij
Ons wachten tegemoet. U loven wij:
Refrein van lied
266
In hart en taal, in een gebaar van troost, in
mensen
Door U aangegrepen, komt Gij wonen, hoeder van
dromen.
In mensen als engelen roept Gij ons vrede toe
Dat wij durven geloven in Uw
uitverkiezing.
In Jezus wekt Gij onze verwondering, zoekt Gij ons
hart.
Dankzij zijn licht zien wij licht.
Want sinds die nacht van geboorte werd Hij
Immanuel, God-met-ons
Onstuitbaar als een lied, als de droom van een
kind.
Hij werd voor ons: geest van wijsheid en inzicht
Geest van raad en sterkte.
Hij werd voor ons een herder
Zoekend naar dat éne schaap dat verloren was,
Naar elk van ons,
Hij was gerechtigheid en deemoed, die nooit brak
Wat reeds was omgebogen, niet uitblies
Wat slechts brandde als een zwakke lampje.
Instellingswoorden
179
Refrein van lied
266
Door zijn geboorte verrast, gegrepen,
vertederd,
Door zijn Woord opgeroepen, door zijn leven
omgewoeld
Door zijn dood gekweld en verstild bidden wij:
Dat wij in Hem mogen verrijzen en Hij in ons
In duizend keer een ander ik, een nooit voltooide
mens.
Dat zijn vrede onze wereld mag verenigen,
Verzamelen van alle uithoeken, de laatsten met de
eersten,
De sterken met de zwakken.
Voor hen allen bidden wij.
Voor wie dicht bij ons staan en ons helpen geboren
te worden,
Voor allen die stonden in deze stroom van leven en
in ons voortbestaan
Voor allen die wij hier graag aanwezig wisten.
Geef hen allen gestalte, zing ons toe:
Dat wij uw zoon, uw dochter, uw lichaam worden.
En Gij: alles in allen.
Refrein van lied
266
Tijdens de
communie Nativity Carol van John Rutter
Na de communie
lied 271 adeste fideles
Na de viering orgelspel
‘Von Himmel hoch da komm Ich her’ van J.S. Bach
|