------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





14 Juli 2019: 15e zondag

Wie werd naaste van het slachtoffer?  (Lc. 10, 25 – 37)

Marcel Braekers


Openingszang 125 gedenk ons hier bijeen

Begroeting

Vorige zondag werd ons door Jacques een mooie bezinning geboden omtrent mededogen. Zijn uitgangspunt was dat we op vandaag in de politiek en sociale media dikwijls te maken krijgen met meedogenloos gedrag. Ik zou eraan toevoegen: ook in het verkeer. Haatcampagnes worden uitgespuwd waarbij men zich niet hoeft te verantwoorden. Niet toevallig noem ik internet en de auto, omdat het twee situaties zijn waar men zich als in een cocon waant, en dat zet aan tot ontsporing. Maar daarnaast leeft er onder de mensen veel ressentiment, ook al heeft men materieel niets tekort. Remi wees me op het verdwijnen van allerlei fatsoensnormen en de verruwing die daardoor optreedt. Vanwaar komen al die gevoelens? Is men meer angstig, meer egocentrisch, meer onvriendelijk en onverdraagzaam dan vroeger? Ik durf er niet met ja of nee op antwoorden, maar de vraag die vorige zondag dwingend klonk blijft geldig: waar is het mededogen gebleven? Niet medelijden dat altijd iets hoogmoedig inhoudt, maar de bezorgde en gevoelvolle betrokkenheid op wat met mensen gebeurt, vooral met de meest kwetsbaren.
Als tegenverhaal hoorden we vorige zondag de ontmoeting van Jezus met Zacheüs. Jezus, zo staat in het verhaal, was tot in zijn ingewanden gegrepen toen hij Zacheüs in de boom zag zitten en begreep wat zich in de man afspeelde. En die gegrepenheid dreef Hem ertoe om het cordon dat om Zacheüs lag te doorbreken en met hem maaltijd te houden. Een gebaar van erkenning en diepe verbondenheid.

Die gedachte trekken we vandaag door, want de evangelielezing van deze zondag gaat over de barmhartige Samaritaan. Ook van die man zegt Lucas dat hij bij het zien van een gewonde langs de weg ‘tot in zijn ingewanden was gegrepen’ (esplachnisthèn). Niet alleen Jezus werd door mededogen overvallen, zijn verhaal gaat verder en wel in een man die door de Joden als een vijand werd gezien. Wat de Samaritaan overkwam kan met iedereen gebeuren. Tegenover een wereld van onverschilligheid, van haat, tegenover een wereld van wij en zij staat een wereld van geraakt worden, van aandacht of meer nog van engagement.

Lied 772B voor kleine mensen is Hij bereikbaar

Gebed
Wek uw kracht en kom.
Gedenk uw woord van trouw:
Dat Gij zult komen,
Komen bevrijden.

Gij, in dromen gevreesd,
In wanen een doodsgod –
Dichtbij, lieve naam,
In Jezus uw Kind.

Ik zal zijn, zegt Gij,
Richt op je ziel.
Hef je hoofd omhoog,
Vrees niet, zegt Gij.

Wees onze genezer.
Leg op ons uw handen,
Opdracht en zegen,
Vandaag en morgen.          (H. Oosterhuis, Stilte zingen p. 335.)

Lucas 10,25-37
Lied 514 Stem als een zee van mensen

Homilie
Ook al is de parabel ons zo vertrouwd, toch wil ik er enkele kanttekeningen bij maken in de hoop het vertrouwde en dus afgevlakte beluisteren te doorbreken.

Het gebeuren speelt zich af tussen Jeruzalem en Jericho. Niet toevallig daar, want het was een onherbergzame streek waar allerlei gespuis rondwaarde en niemand veilig was. Voor kooplieden, voor transporteurs van goederen en voor pelgrims een erg vervelende en bedreigende situatie. De parabel is daarom niet zo wereldvreemd, je kan ze zo transponeren naar een onveilige buurt in een of andere hedendaagse wereldstad in de hoop dat ook daar een of andere Samaritaan rondloopt.
Er wordt verteld dat een priester en een leviet voorbijkwamen. Dat is merkwaardig. Spontaan zou je verwachten dat Jezus een farizeeër en een Schriftgeleerde zou noemen, want die krijgen in het evangelie meestal de volle lading. Jezus noemt echter twee mensen van de tempeldienst en viseert dus niet alleen zijn volksgenoten maar ook de godsdienst en het Godsbeeld dat met de tempel was verbonden. Het verhaal lijkt te suggereren dat er niet alleen iets fout loopt men het mededogen maar ook met de liefde tot God. Godsliefde en liefde voor de ander hangen zo nauw samen dat als je op het ene niveau faalt het ook op het andere fout zit.
Ieder van de figuranten is met zijn eigen ding bezig. De priester en de leviet zijn op weg naar de tempel waar ze dienst moeten doen. Indien ze een gekwetste of zieke zouden aanraken, zouden ze onrein zijn en hun job niet mogen uitoefenen. Voor hen is het rituele belangrijker dan de concrete, menselijke situatie. De Samaritaan is als koopman onderweg en hoopt zijn waren aan de man te kunnen brengen. Alle drie zitten ze in hun eigen wereldje en voor ieder komt de ontmoeting met de gekwetste ongelegen. Ethiek, zo schreef Roger Burggraeve, begint aan de grens waar men liefst zou verder lopen binnen de eigen vertrouwde wereld.
Ethiek confronteert ons onverwacht en opdringerig met de vraag ‘wie je naaste is’? Dat was ook de vraag die de Schriftgeleerde aan Jezus voorlegde. Volgens Lev. 19,18 is dat je volksgenoot. Volgens Lev. 19,34 en Deut. 10,19 was ook een vreemdeling die in het land woonde een naaste. In de tijd van Jezus zei men dat een vreemdeling die zich had bekeerd, die de wet onderhield en besneden was naaste was. Al de rest was gojim.
De Schriftgeleerde daagt Jezus in zekere zin uit. Hij wil weten of Jezus tot de groep van liberale rabbijnen behoorde of tot die van de strikte observantie. De liberalen vatten heel de Thora samen in één formule: God beminnen boven alles en je naaste als jezelf. Voor de rabbijnen van de strikte observantie was dat te vaag. Zij wilden veel preciesere richtlijnen voorschrijven.
Als Jezus zich wat op de vlakte houdt, probeert de Schriftgeleerde Hem uit zijn tent te lokken met de vraag wie met ‘naaste’ wordt bedoeld. Hoe smal of hoe breed is dat woord? Maar Jezus speelt de vraag terug en geeft haar een heel andere wending door het vertellen van het verhaal en te eindigen met de vraag: “Wie heeft als naaste gehandeld?” Het accent ligt daarmee niet meer bij de ander maar bij mij: hoe gedraag ik mij? Ethiek is m.a.w. niet een kwestie van ik die kan kiezen wie ik erken als nabij. Je wordt overvallen, overrompeld en de vraag is hoe het gebeuren je raakt. Ben je tot in je ingewanden geraakt of zit je verstopt en opgesloten in je eigen wereldje. In het verhaal kwam het aan het slachtoffer toe om uit te maken wie hier naaste was.
De priester en de leviet liepen voorbij. Daarmee toonde ze niet alleen dat ze hun eigen wereld belangrijker achtten dan de nood van het slachtoffer. Ze toonden daarmee ook hoe ze over God en de dienst tot de Heilige dachten. Daarom reageerde Jezus in andere Bijbelpassages zo heftig tegen de tempelcultus.

Tot slot: het verrassende in dit verhaal is dat Jezus de vraag omtrent de naaste omkeert door het gedrag van de Schriftgeleerde te bevragen. Maar wat ik daarbij zo verrassend vind is dat Hij geen rationeel antwoord geeft en vb. zegt: ook Samaritanen of Hellenen zijn uw naaste. Nee, Hij vertelt een verhaal en nu moet je zelf aan de slag gaan. Wie zijn mijn naasten, waar kruisen ze ongevraagd mijn pad: de bootvluchtelingen, de economisch gemarginaliseerden, de vervolgde christenen in Syrië, iemand uit een achtergestelde buurt in Molenbeek, of gewoon mijn buurvrouw? Jezus biedt u een verhaal aan, het is aan u om erover na te denken en te onderzoeken hoe je concreet leeft.

Groot dankgebed 164 Gij die de stomgeslagen mond verstaat
Na de communie 575 geen ander brood.

Zegen 125 gedenk ons hier bijeen


------