------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





7 juli 2019: 14e zondag

       Mededogen(Lc. 19, 1 - 10)

Jacques Perquy


Openingslied:139 Wees Gij het woord, Gij de stilte

Verwelkoming

We zongen net ‘Wees Gij het woord in het visioen dat gaat dagen in het hart van wie troosten en recht doen”. De viering gaat over troosten en recht doen: over mededogen.
Ik werd daartoe aangezet door een artikel in de krant met als vraag: ‘Waar is ons mededogen gebleven?’. De aanleiding van het artikel  is het meedogenloos (verbaal) gedrag van mensen in de sociale media en in de politiek. De journaliste citeert uit ‘Het empathisch teveel van Ignaas Devisch, dat de uitgespuwde verontwaardiging jezelf voldoening geeft, omdat je jezelf op een moreel voetstuk plaatst: je voelt je beter dan de ander, terwijl je eigen gedrag buiten beeld blijft.

Dit is volgens mij van alle tijden (functie van roddelen), maar door de communicatie-lawine is de impact veel groter, getuige de vele slachtoffers van cyberpesten, met soms zelfdoding tot gevolg.

“Er is grote nood aan mededogen als natuurlijke buffer tegen de golven van haat” zo gaat het artikel verder. Mededogen (Compassie/Barmhartigheid) niet enkel t.a.v. de mensen die we graag zien of wiens keuzen we begrijpen. “Mededogen is zeggen: ik heb geen flauw idee wat je bezield heeft, ik ben het oneens met je, maar ik wil hoe dan ook erkennen dat je een mens bent. Ik zal niet vernietigend uithalen, zelfs al heb ik de perfecte, vileine woorden gevonden om te scoren” schrijft Kaat Schaubroeck in De Standaard.

In deze viering wil ik ingaan op het moeilijke begrip en de nog moeilijker te verwezenlijken deugd van mededogen.

Openingsgebed (tekst van Huub Oosterhuis)

“Ik denk, als ik denk dat God bestaat, aan veel kleuren, groot licht en aan zingen; ook aan mensen die van elkaar houden en het goed proberen te hebben met elkaar. Mensen die elkaar treiteren en trappen, in de steek laten en vernietigen: als God bestaat, is dat zijn grote verdriet.
Ik denk dat God zichzelf niet zo belangrijk vindt. Dat hij niet veel over zichzelf praat en nogal bescheiden is, en er geen grote show van maakt. Als hij ergens komt - als hij hier zou zijn - , zou je hem niet zien zitten, denk ik. En alleen als je heel goed zou luisteren, zou je hem zachtjes horen meezingen. Ik denk dat God ’ons’ belangrijker vindt dan zichzelf, en dat hij de kleinste mensen, de zwakste, het belangrijkste vindt. De mensen die het minste hebben, met de minste kans op geluk, die vindt hij het belangrijkste. Als hij hier zou zijn, zou hij waarschijnlijk zoiets zeggen als: maak je over mij maar geen zorgen, ik maak het wel goed. Maar met die en die daar, met dat kind, met die oude vrouw, met die jongen in de gevangenis, daar gaat het niet goed mee, voor hen moet je zorgen. Dat zou hij zeggen, denk ik.”
Ik ben op die gedachte gekomen  door het lezen van de bijbel. Daar staat het verhaal van een god die de mensen belangrijker vindt dan zichzelf en eigenlijk niets anders te zeggen heeft dan: kijk toch hoe ongelooflijk prachtig en kostbaar ieder mens gemaakt is, wees in godsnaam voorzichtig met elkaar.

Lied: Stilte nu 765


Inleiding bij de lezing

In de verhalen over Jezus wordt een aantal keer geschreven dat hij medelijden krijgt met mensen. (in de letterlijke tekst staat dat hij ‘in zijn ingewanden wordt getroffen’). Medelijden krijg je met iemand: de pijn die iemand voelt, voelen we ook even. Een gevoel dat o ns even met iemand verbindt. In die zin kan het als een geschenk worden beschouwd: het wordt ons gegeven.

Mededogen (= barmhartigheid) is geen gevoel dat ons overkomt, maar een ingesteldheid. Een keuze van zorg voor anderen: een eigenschap die ons tot ‘medemensen’ maakt, en tegelijk op een goede manier leert omgaan met onszelf.


Over die ingesteldheid van onvoorwaardelijke aanvaarding zijn er naast de parabels, het optreden zelf van Jezus. Ik heb gekozen voor zijn ontmoeting met Zacheüs, de verfoeilijke inspecteur van belastingen, handlanger van de romeinse bezetter, zeg maar collaborateur. Dit verhaal leert ons wat mededogen is.

Acclamatie: Uw woord 12

Lezing: Lucas 19, 1 - 10

Commentaar

Over de ontmoeting van Jezus met Zacheüs las ik interessante beschouwingen bij mijn vertrouwde leermeesteres Lytta Basset. Een aantal ervan wil ik meegeven.


Zacheüs is het prototype van iemand die door zijn geloofsgenoten wordt verfoeid en uitgestoten. Hij is rijk geworden door mensen uit te zuigen en zelfs op te lichten. Basset wijst op het mechanisme van negativiteit: wie als persoon niet wordt erkend door zijn omgeving en herleid tot zijn (mis) daden, ontwikkelt zelf een heel negatieve kijk op anderen en op zichzelf. Zacheüs ondervindt dagelijks het misprijzen van zijn geloofsgenoten: door God en mens verlaten.

’Om Jezus te kunnen zien, klom Zacheüs in een vijgenboom, want hij was klein van stuk.’ Bij dit laatste wordt dan meestal lacherig gedaan en kijkt men rond, wie ook in dat geval is. Basset is gefascineerd door het beeld van de man in de vijgenboom en stelt dat dit een beeld kan zijn voor wie, vanuit zijn isolatie, zich afstandelijk en zelfs ongenaakbaar boven de anderen voelt verheven en neerkijkt op de anderen. Een kleine mens, maar niet in de fysieke betekenis.

Wanneer mensen zo geïsoleerd zijn, kunnen ze onmogelijk antwoord geven op een vraag die van anderen uitgaat. Ze gedragen zich onverantwoordelijk en zijn in de onmogelijkheid om aan te voelen wat ze met hun gedrag anderen aandoen. In het geval van Zacheüs: de mensen in armoede storten.

Jezus heeft aandacht voor de verlatenheid van Zachëus: temidden van het gewoel heeft hij hem zien zitten in zijn boom. Lucas legt de nadruk op de uitwisseling van blikken: Zacheüs wil Jezus zien, Jezus keek naar boven. Een echte ontmoeting tussen mensen begint dikwijls door elkaar in de ogen te zien.

Het is een ontmoeting tussen gelijken: Jezus noemt Zacheüs een zoon van Abraham. Abraham staat voor de eerste in Israël die de oproep van de gans Andere heeft gehoord om vrij te zijn. Een erfgenaam van Abraham is hij/zij die het land van de slavernij verlaat. Zichzelf noemt Jezus ‘de zoon van mensen’. Daarmee geeft hij aan dat beiden kinderen zijn van een zelfde vader.‘Vandaag moet ik in uw huis verblijven’. ‘Vandaag’ betekent bij Lucas dat het om een belangrijk en onomkeerbaar gebeuren gaat. Bij iemand verblijven is een teken van vertrouwelijkheid, een blijvende band scheppen: een duurzame verbinding komt tot stand bij mededogen.

Mededogen opent de ogen. ‘Zacheüs wou zien, om te weten wat voor iemand het was’. Hij ziet in Jezus - door zijn manier van doen - de Heer en ziet welke zijn weg moet zijn. (Ik ben de weg, de waarheid en het leven). Het is niet door iemand te wijzen op zijn tekortkomingen dat die zal veranderen, stelt Basset. Jezus trapt niet in de val van zonde-straf-verdienste waarmee men mensen knecht. Hij treedt mensen onvoorwaardelijk tegemoet, zoals ze zijn en nodigt door zijn mededogen mensen uit om zich vrij te verbinden met anderen en met de Gans Andere.

Mededogen lokt verantwoordelijkheid en daden uit. Zacheüs geeft de helft van zijn bezittingen weg aan de armen en het viervoudige in het geval hij mensen heeft afgeperst. Schrijft Basset: ‘het volstaat dat men iets goeds zegt over ons, dat men ons waardeert om het beste van onszelf te geven. “Zacheüs was gaan staan (of werd opgericht). ‘Ander mens geworden’ zoals wij zingen.

Op die manier herstelt mededogen het sociale weefsel. Wanneer iemand zijn eigen keuze maakt en er de consequenties van op zich neemt, verandert heel ‘zijn huis’. Het wijzigt de relaties in en met zijn omgeving.


Tot zover het commentaar van L. Basset op het verhaal van Zacheüs. Gelukkig zijn er velen die met mededogen met mensen omgaan in individuele contacten en in verschillende maatschappelijke sectoren werkzaam zijn. Maar de overheersende toon die in de media tot uiting komt is een heel andere klank.

Daarom verwijs ik naar een initiatief dat daar probeert tegen in te gaan. Karen Armstrong biedt al 10 jaar weerwerk met een ‘handvest voor compassie’, gebaseerd op de eeuwenoude en door meerdere religies erkende ‘gulden regel’: “Behandel de anderen, zoals je zelf wil behandeld worden.” In het handvest staat o.m. “Als we gewelddadig handelen of spreken op grond van wrok, chauvinisme of eigenbelang, als we de grondrechten van anderen inperken, misbruiken of ontkennen, of als we haat zaaien met minachtende uitlatingen over anderen - ook over onze vijanden - is dat een ontkenning van ons gemeenschappelijk mens-zijn.”
Het handvest werd inmiddels door talloze instellingen uit alle maatschappelijke sectoren, verspreid in heel veel landen en religies onderschreven en gepromoot. Er is ook het boek ‘Compassion’ van Armstrong waarin twaalf stappen worden beschreven hoe je mededogen te versterken.

Eén ervan is je ‘empathie’ verdiepen. Daarin wordt gesuggereerd om ook te denken aan iemand maand waar je niet zo mee opschiet en deze toch iets goeds toe te wensen. De offergang kan hiertoe een gelegenheid zijn.

Offergang: lied nr 149

Groot dankgebed: Gij die de stomgeslagen mond verstaat (164)

Onze Vader

Communie

Slotgebed: De kleine goedheid (Emmanuel Lévinas)

Tussen alle verwording van menselijke verhoudingen

houdt de goedheid stand.

Ze blijft mogelijk

ook al kan ze nooit een systeem of sociaal regime worden.

Elke poging om het menselijke helemaal te organiseren

is tot mislukken gedoemd.

Het enige wat levendig overeind blijft

is de kleine goedheid van het dagelijks leven.

Ze is fragiel en voorlopig.

Ze is een goedheid zonder getuigen,

in stilte voltrokken,

bescheiden, zonder triomf.

Ze is gratuit en juist daardoor eeuwig.

Het zijn gewone mensen, ‘simpele zielen’,

die haar verdedigen en ervoor zorgen

dat ze zich telkens weer herpakt,

ook als is ze volstrekt weerloos

tegenover de machten van het kwaad.

De kleine goedheid kruipt overeind,

zoals een platgetrapt grassprietjes zich weer opricht.

Ze is misschien wel ‘gek’ – een ‘dwaze goedheid’ ,

maar ze is tegelijk het meest menselijke in de mens,


Ze wint nooit, maar wordt ook nooit overwonnen!

Slotlied: Leer van de liefde 52

------