------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





02 Juni 2019: 7e Paaszondag 

       Mogen allen één zijn (Jo. 17, 20-26)

Rik Nuytten

Openingslied:     102: Opening van de dienst       


Openingsgebed

Omdat Gij ons
met licht hebt begroet
roepen wij U aan
voor wie wakker liggen in het donker
zwaar van zorgen, -
voor wie gaan door het duister
met de moed der wanhoop, -
voor wie de woestijn begin noch einde heeft.

Omdat Gij ons
met een nieuwe naam gezegend hebt,
roepen wij U aan
voor wie anoniem door het leven gaan,
niet meer dan een nummer, een stempel, -
voor wie buitengesloten worden en niet aanvaard, -
voor wie niet welkom zijn
omdat zij vreemd en anders heten.

Omdat Gij ons
aan elkaar gegeven hebt,
roepen wij U aan
voor wie het moeilijk met elkaar hebben,
voor wie elkaar los moeten laten,
voor wie alleen moeten gaan.

Om al wat adem heeft,
om elkaar, om onszelf
roepen wij U aan.

Sytze de Vries – Waarom de zon gratis is. P. 96

Amen (Gezongen)


Inleiding

Goede morgen,

Ik heb het openingsgebed gekozen, omdat ik denk dat het goed het gevoel weergeeft van veel mensen in ons land na de verkiezingsresultaten van verleden zondag. Maar ook het gevoel van veel christenen in het algemeen. Wij leven in een gefragmenteerde wereld, waar op de sociale en andere media ruw met mekaar wordt omgegaan. Als gelovigen zien wij dit gebeuren, en roepen wij de God van het licht aan om ons te begeleiden op onze tocht door de woestijn.

Misschien kunnen de lezingen van vandaag ons een beetje op weg helpen. Op deze zondag tussen hemelvaart en Pinksteren grijpt de kerk, in de voorgeschreven lezingen, terug naar de afscheidsrede van Jezus, zoals opgetekend staat in het evangelie van Johannes.  Vandaag horen wij hiervan het laatste stukje. Vorige zondagen hebben Marcel, Lisette, Frank en Geert deze lezingen reeds gebruikt om inspirerende vieringen te begeleiden. Je kan die nalezen op de website van Filosofenfontein.

Vandaag wordt een bekend stukje gelezen: het gebed van Jezus voor eenheid onder zijn leerlingen. Voor mensen uit onze generatie werd dit in de godsdienstlessen uitgelegd als een oproep tot volgzaamheid aan de leer van de kerk, en het terugbrengen van de verdwaalde schapen in de schoot van de kerk. Ik denk dat we dit vandaag eventjes anders zullen moeten bekijken.

Ik wil in deze viering hierover nadenken, wat, in onze gefragmenteerde wereld, in een wereld waar de kerk eerder een randfenomeen geworden is, eenheid onder de volgelingen van Jezus voor ons, nu, vandaag kan betekenen.

Laten wij eerst stil worden, en onze God aanroepen in het lied 795, met woorden uit psalm 95.

Lied: 795     Hier in de stilte verzameld.


Inleiding op de eerste lezing

Zoals in de inleiding gezegd zijn de lezingen van vandaag genomen uit Johannes, die zichzelf beschrijft als “de geliefde leerling”. Hij schreef voor de gemeenten in Klein-Azië, rond het jaar 100 na Christus. Dit is belangrijk om een paar redenen. Eerst en vooral, zij leefden ver van Rome, waar de Christengemeente meer en meer het leiderschap en een vaste structuur opeiste, naar centralistisch Romeins recht. Daarnaast waren de gemeenten in Klein-Azië door de traditionele Joden uit de synagogen verdreven, en werden ze beschouwd als ketters. Door hun medeburgers uitgestoten, door Rome “geïnterpelleerd”, en door het uitblijven van de terugkomst van de Heer, die het Rijk van God op aarde definitief zou vestigen, hadden de gemeenten een hoge nood aan een bemoedigend woord. En dat heeft Johannes gedaan. Zijn evangelie, en zijn geschriften, zijn bedoeld om voorgelezen te worden tijdens de liturgie, ter bemoediging van de gemeente. Daarom ook legt de geliefde leerling de klemtoon op het samenleven als gemeente.

De passage die we zullen horen is het slot van de afscheidsrede van Jezus, vlak voor de aanvang van het Lijdensverhaal. Het is het slotgebed, het orgelpunt, van het verhaal van Jezus.



Lezing Joh 17, 20-26

Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in mij geloven. Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden. Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad.
Vader, u hebt hen aan mij geschonken, laat hen dan zijn waar ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die u mij gegeven hebt omdat u mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest werd. Rechtvaardige Vader, de wereld kent u niet, maar ik ken u, en zij weten dat u mij hebt gezonden. Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee u mij liefhad in hen zal zijn en ik in hen.’


Commentaar

In biografische teksten uit het begin van onze jaartelling, is het een veelgebruikte stijlfiguur dat de schrijver zijn hoofdpersoon, vlak voor zijn overlijden een soort testament van zijn leven laat maken, in de vorm van een redevoering. Zo ook hier de geliefde leerling. Jezus staat op het scharnierpunt van zijn leven: hij is nog bij de leerlingen, maar hij is er bijna niet meer. Hij staat tussen wat was, en wat nog komen moet. En het einde van zijn “testament” is in de vorm van een gebed.
Alle evangeliën verhalen duidelijk dat Jezus veel bad. Dit gebed is hoe de geliefde leerling het Onze Vader vertaalt. Dit gebed schildert hoe een ideale gemeente leeft, in de vorm zoals Jezus het zich voorstelt.

De voornaamste bede van Jezus, is bidden om eenheid. Eenheid, niettegenstaande afkomst, achtergrond, sociale status, Jood of heiden. Maar ook eenheid, niettegenstaande verschillen in opvattingen, binnen het huishouden, de familie, en tussen de gemeenten.

Het beeld dat Jezus hierbij gebruikt is de eenheid van Jezus zelf, met zijn Vader. Eenheid met de Vader, gehoorzaamheid aan de Vader, verheerlijking van de Vader, brengen de gemeente binnen in die eenheid van het Rijk Gods.
Jezus spreekt hier als pleitbezorger voor de gemeente. Hij stelt duidelijk dat hij en de Vader één zijn: niet dezelfden, maar één. De Vader komt eerst, en Jezus gaat op in de Vader. De Vader is de Heilige, de gerechte. Door de eenheid zal het messiaanse volk in de toekomst ook uit gerechten bestaan. De norm voor de eenheid van de gemeente is de liefdeseenheid tussen de Vader en de zoon. Door de eenheid gaat God voort in het midden van de gemeente, zoals Hij ook met het volk Israël voorging bij de uittocht uit Egypte.

Ik begrijp de bede om eenheid als een dringende oproep van Jezus, om de medemens met liefde te benaderen. Het gaat niet om het opdringen van een eenheidsdenken, maar het gaat om het omgaan met mekaar, met wederzijds respect. Het gaat om het zoeken naar een verhouding tussen mensen en gemeenten, een verhouding die weerspiegelt hoe Jezus zich met de vader verhield. De basis voor die eenheid, voor die verhouding zoals tussen Jezus en de vader is de liefde. Dat is niet makkelijk, het is aartsmoeilijk. Ik denk dat de kern van de oproep aan alle gelovigen, om het Rijk van God op aarde te vestigen is: één zijn in liefde.

Laten wij dit uitzingen in Lied 564: Hoevelen verblijven er niet in doodswoestijn? En toch er is de belofte dat deze verscheurde wereld prachtig te maken is. Als wij maar liefdevol één zijn!

Lied: 564     Zij die stom zijn


Inleiding op de lezing uit de Openbaring

Om de lezingencyclus uit Johannes af te ronden, beluisteren wij het slot van het boek Openbaring. Hoor welk perspectief of utopie diezelfde geliefde leerling aanreikt.


Lezing Openb. 22, 12-14.16-17.20

‘Ik kom spoedig, en heb het loon bij me om iedereen te belonen naar zijn daden. Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.’

Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom beschikken en zullen de stad door de poorten binnengaan.

‘Ik, Jezus, heb mijn engel gestuurd om jullie deze dingen bekend te maken voor de gemeenten. Ik ben de telg van David, zijn nakomeling, de stralende morgenster.’

De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie luistert zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft.

Hij die van deze dingen getuigt, zegt: ‘Ja, ik kom spoedig!’
Amen. Kom, Heer Jezus!


Offerande
    (Acclamatie 149)

Tafelgebed    154: Wij loven en danken U       

Onze Vader


Slotgebed

Als in raadselen, God,
zien wij;
en nergens nog
glanst voluit
uw wereld die komt!
 
En weinig, heel weinig
ligt onze wereld
onder het beslag van uw liefde;
onze voeten zijn traag.
onze moed begeeft het.

De vrees voor de dood
tekent ons levenlang:
de angst voor elkaar
misvormt ons samenleven.

Blijf Gij dan uw belofte trouw!
En red ons, mensenkinderen,
uit de beslagen, grauw-grijze nevel.
Doorbreek die
met de Zon van uw aangezicht!

In dat vertrouwen,
met dat verlangen
zingen wij uw glorie.

Sytze de Vries – Het rijk alleen. P. 275

Slotlied:         390: Kom schepper, Geest daal tot ons neer


------