------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





28 April 2019: beloken Pasen

       Christus en Krishna: een dubbelportret (Joh. 20: 19-31)

Ides Nicaise

Vóór de viering: muziek
Cooder & Bhatt, Meeting by the river

Kruisteken en inleiding
Eind vorig jaar maakte ik samen met een goede vriend en jaargenoot een reis door India. Naast de indrukwekkende cultuur en geschiedenis van dat land maakten we er kennis met de religieuze diversiteit –vooral het Hindoeisme – en met enkele Christelijke gemeenschappen. We bezochten tempels en woonden vieringen bij. Sommige van onze gidsen waren Bramaanse en Rasjpoeti priesters, die ons introduceerden in hun geloofsleer en rituelen. We hadden ook enkele boeken bij, onder andere van de Vlaamse Hindoeïsme-expert Winand Callewaert: tijdens de lange autoritten lazen we die en wisselden van gedachten. Voor ons was deze reis een boeiende confrontatie en een herbronning – zelfs een stukje paaservaring. In deze viering willen we dit graag met jullie delen. Maar laat ons beginnen met het zegenen van dit samenzijn.

Lied 103 Gezegend deze dag

Openingsgebed

Hoe boeiend, God
Deze wereld, onze mensenfamilie.
De verste vlucht duurt nog geen dag
En zie, hoe prachtig deze aardbol,
Hoe verscheiden de mensen, dieren en steden.
Maar ook, hoe moeilijk het samenleven,
Hoe groot de kloof tussen culturen,
Hoe vreemd de beelden van u.
Hoe kunnen wij elkaar verstaan?
Geef ons een open geest
Bevrijd ons van vastgeroeste zekerheden
Reik uw hand aan al wie tastend naar u zoekt
Totdat Gij alles in allen zijt. Amen.

Hindoeïsme (1): de vele mensgemaakte goden

Als jullie Christenen aan jullie God iets willen vragen krijgen jullie hem nooit aan de lijn. Wat wil je: één god voor een paar miljard mensen? En de Moslims hebben hetzelfde probleem. Wij Hindoes hebben 330 miljoen goden. We vinden er altijd wel één die beschikbaar is. Zo grappen Hindoes over de monotheïstische godsdiensten. En inderdaad, het Hindoe-godenrijk is een bont allegaartje van kleurrijke figuren, allemaal met hun eigen karakters, hun individuele uiterlijke kenmerken, hun goede en kwalijke trekken, vrucht van duizenden jaren collectieve verbeelding. Hun beelden worden dagelijks gewassen, gekleed, bewierookt, gevoed en vereerd. De gezangen dreunen langs de open deuren en ramen naar buiten. Religie is alomtegenwoordig, springlevend.

Het is voor ons, nuchtere Westerlingen, gewoon niet te vatten. We nemen het voorbeeld van Ganesh, de god die obstakels opwerpt én overwint– de god van het succes, en daarom één van de meest populaire goden uit het Hindoe-rijk. Hij is de zoon van Shiva, de god van de vernietiging. Je herkent hem haast onmiddellijk in elke hal of huiskamer aan zijn olifantenkop. Over de manier waarop hij aan dat hoofd is geraakt bestaan verschillende verhalen, die allemaal even waar zijn. Eén daarvan luidt dat vader Shiva niet geïnteresseerd was in zijn kind en jarenlang van huis verdween. Bij zijn terugkomst was Ganesh de wacht aan het houden bij de deur van de ouderlijke woning. Zijn moeder Parvati was namelijk aan het baden en had hem gevraagd niemand binnen te laten. Net op dat moment kwam Shiva echter terug naar huis. Ganesh herkende zijn vader niet en hield hem tegen – waarop Shiva (die evenmin zijn zoon herkende) zo woedend werd dat hij het hoofd van Ganesh afhakte. Eénmaal binnen vernam Shiva van Parvati welke stommiteit hij had begaan.

Maar dan komt Vishnoe, de god van het behoud, tussen. Hij gaat meteen op zoek naar een ander hoofd, vindt op zijn weg de slapende olifantengod Gajendra, hakt diens hoofd af en zet het op het lijf van Ganesh, waardoor deze laatste gedepanneerd is. Zo begrijp je de reputatie van Ganesh als de god die obstakels opwerpt en overwint.

Het Hindoeïsme is een aaneenschakeling van dergelijke mythologische verhalen… De vele goden zijn duidelijk geen volmaakte wezens: ze doen wel wonderen en helpen mensen maar ruziën ook, voeren oorlog, hebben hun duistere kanten. Ze zijn in die zin wel echt ‘menselijk’. Misschien verklaart dat ook waarom meer dan een miljard 21ste eeuwse mensen aan hen verknocht blijven.

Tegelijk schept dit voor ons, rationele Westerlingen, een onoverkomelijke kloof, ondanks de aantrekkelijke fijngevoeligheid en rijke cultuur van India. In de Joods-Christelijke en Islamitische traditie wordt de breuk met de veelgoderij gesitueerd bij Abraham, zowat 4000 jaar geleden. We luisteren naar dat verhaal van Abraham.


Eerste lezing: Abraham slaat de godenbeelden stuk (uit Kinderbijbel van Eykman & Bouman)

Het afzweren van de veelgoderij, net zoals het bannen van mensenoffers, zijn breukmomenten die waarschijnlijk niet op één moment, zelfs niet in één generatie hebben plaatsgevonden. Duizenden jaren geleden zijn God en de mensen tastend naar elkaar op zoek gegaan. En zelfs tweeduizend jaar na de verkondiging door Jezus blijven wij tasten naar het licht. We zingen dit in lied 367.

Lied 367 Uit uw hemel zonder grenzen

Hindoeïsme (2): Krishna en Christus
Eén van de meest intrigerende verhalen uit het Hindoeïsme is de geboorte van Krishna: dit oeroude verhaal vertoont immers heel opvallende gelijkenissen met dat van de geboorte van Jezus. Krishna was de menselijke incarnatie van Vishnoe zelf, het zoals Christus wordt gezien als onze mensgeworden God. Daarom zijn beiden volgens de overlevering ook geboren zonder bevruchting door een man. In beide gevallen was de geboorte ook voorspeld: het kind zou zijn volk bevrijden van het kwaad en van de verdrukking. Maar de toenmalige heersers, Kamsa / Herodes, waren tyrannen en vreesden dat het kind hen van de troon zou stoten. Daarom bevalen zij een kindermoord om dat te verhinderen. De beide kinderen (Krishna / Jezus) werden gered doordat hun ouders met hen over de grens vluchtten. Jezus groeide op als eenvoudige timmermanszoon, Krishna als een simpele koeherder. Allebei hadden ze ook een wegbereider in hun familie, de broer Balram en de neef Johannes de Doper, en die beide voorlopers werden door de respectievelijke tyrannen ter dood gebracht. Verbazende gelijkenissen, niet?

Welk verhaal is het oudste, en wie heeft het gekopieerd? vraag je je spontaan af. Als je weet dat Krishna ongeveer 3000 jaar vóór Christus leefde, komen de evangelisten Marcus en Lucas met hun kerstverhalen in nauwe schoentjes te staan… Christelijke geleerden hebben een tijdlang beweerd dat het kerstverhaal in de 4e eeuw na C. naar Indië is overgewaaid en dan retroactief op Krishna geprojecteerd. Volgens Winand Callewaert is het echter waarschijnlijker dat beide verhalen geïnspireerd zijn door oer-verhalen uit verschillende oudere culturen.

Waarom heeft dit belang? Ik denk dat het ons leert om – zoals we dat in Filosofenfontein al lang doen – door een meer literaire bril te kijken naar de ‘franjes’ uit de Bijbel – zeg maar: de mythologische framing van verhalen – en te blijven zoeken naar de diepere essentie ervan. We weten al langer dat ook de evangelies prachtige staaltjes literatuur zijn met een hoge symbolische lading. Bij het paasverhaal is dat nog duidelijker: de wonderbaarlijke fysieke verschijning van Jezus is ook zo’n stijlfiguur – daar kom ik straks op terug.

Voor mij is de gelijkenis in de geboorteverhalen van Krishna en Christus vooral een trigger geweest om verder te lezen. Bleven deze goddelijke figuren ook als volwassenen op elkaar lijken? Wat was hun boodschap, en waar voel ik mij het meest door aangesproken?

Beide figuren brachten een boodschap van liefde en geweldloosheid. Krishna leerde zijn volgelingen om noch mensen, noch dieren te doden – om elk leven te respecteren. En die zachtgeaardheid, dat respect voor het leven is in India erg opvallend. Niet alleen de spreekwoordelijke heilige koeien, maar ook andere dieren – hoe schamel ook – worden met zorg omringd, ongeacht wiens eigendom ze zijn. Ze zijn als het ware overal te gast, en het is goed voor je karma om voor hen te zorgen.

Wat de liefde tussen mensen betreft, lezen we dat Krishna ontzettend aantrekkelijk moet geweest zijn, vooral dan voor jonge vrouwen. Hij had een onuitputtelijke charme en maakte geen onderscheid tussen gehuwde en ongehuwde vrouwen. Hij was trouwens zelf gehuwd, wat hem niet belette om elke nacht op pad te gaan. Om bij de rondedansen tegelijk naast elk meisje te staan kon hij zichzelf vermenigvuldigen, zodat ieder gelijk behandeld werd. De zinnelijke liefde tussen man en vrouw staat in Krishna’s leer symbool voor de overgave van de mens aan zijn God – beide liggen in elkaars verlengde. We moeten toegeven dat de christelijke kerken op dat vlak meer gecrispeerd zijn.

Bij Jezus vinden we totaal andere accenten: zijn liefde is geworteld in de Joodse traditie van bevrijdende sociale rechtvaardigheid, van voorkeur voor hen die uitgesloten zijn: melaatsen, gehandicapten, hoeren, zondaars. Liefde is geen gesublimeerde idylle van ik-en-jij: ze is een levensopdracht. Ze is universeel en radicaal. En doordat deze liefde ingaat tegen de gevestigde wanorde, is ze zelfs gevaarlijk. Jezus heeft ze met zijn eigen leven bekocht. Het contrast met Krishna, die zichzelf had uitgeroepen tot middelpunt van alle menselijke liefde, kan niet groter zijn. Hier ligt voor mij (ons) een tweede kloof tussen Christendom en Hindoeïsme.

En toegegeven: ook tussen onze beperktheid en de radicale liefde die Jezus ons heeft voorgeleefd gaapt nog een kloof. Hij is als een steekvlam in onze nacht, een oog in ons hart. Hij is een mens te veel. We zingen dit in lied 363.

Lied 363: Lied tot Jezus Christus

Hindoeïsme (3): reïncarnatie, karma versus verrijzenis en hiernamaals
Je kan het Hindoeïsme natuurlijk niet ter sprake brengen zonder even stil te staan de thema’s reïncarnatie en karma.

Op het eerste gezicht lijkt reïncarnatie een aantrekkelijk vooruitzicht. Je krijgt als het ware een tweede, derde, ‘n-de’ kans. Er zijn zelfs heel wat christenen die eerder geneigd zijn in reïncarnatie te geloven dan in ‘verrijzenis’. Nochtans zijn onze Indiase medemensen daar niet onverdeeld gelukkig mee. De eeuwige kringloop van wedergeboorte, ellende en dood is voor honderden miljoenen armen een somber lot, des te meer in een kastensysteem met al zijn glazen plafonds. Iedere Hindoe, Jainist of Boeddhist spant zich in om uit de kringloop te ontsnappen – de meest radicalen doen het zelfs door te vasten totterdood. Want in een volgend leven kan je net zo goed een hond, een rat of een insect worden; en je levenskwaliteit gaat er dan niet noodzakelijk op vooruit. Bovendien sleur je van het ene leven naar het andere je ‘karma’ mee: een lotsbestemming met bonus- en strafpunten. Daar heb ik als christen twee problemen mee:
•    Ten eerste: je kan je persoonlijke karma verbeteren door goed te zijn voor je medemensen, maar dat heeft heel ambiguë effecten: het verbetert namelijk het karma van de schenker, maar niet van de ontvanger. De persoon die lijdt of tekort heeft, heeft dat immers aan zijn eigen karma te danken, en moet het zelf verdienen om eruit te raken. Je bewijst je medemens dus eigenlijk een slechte dienst door je naastenliefde. Het karma is een aller-individueelste kredietlijn, waarvan je niets kan overschrijven naar – of ontvangen van een ander. Dit is niet wat wij onder religie (verbondenheid, rechtvaardigheid, naastenliefde) verstaan.
•    Ten tweede, lijkt een karma wel acceptabel als je naar de toekomst kijkt, maar niet als je achterom kijkt naar het verleden. Wie herinnert zich immers zijn vorig leven? Wie kan beweren dat hij zijn huidig welzijn, of zijn ongeluk ‘verdiend’ heeft in dat vorige leven? Als je geteisterd wordt door armoede of lijden, waaraan heb je dat te danken? Je zou er volgens de reïncarnatieleer wel de schuld voor dragen, zoals de melaatsen of kreupelen in Jezus’ tijd, maar je herinnert je niet eens waarom. Het is één van de menselijke vooroordelen waar Jezus radicaal mee brak. Denk maar aan de discussie over de blindgeborene: ‘noch hij, noch zijn ouders hebben schuld’ zegt Jezus over de blinde.

In de christelijke leer maakt het individuele karma plaats voor een collectieve verantwoordelijkheid voor het welzijn van medemensen. En de reïncarnatie maakt plaats voor de belofte van de verrijzenis.

Wat is dan de meerwaarde van die verrijzenis? Aan wie dat weet geef ik graag meteen de micro door… Een paar ideeën toch, in alle bescheidenheid – geïnspireerd door het evangelie dat we zo dadelijk gaan lezen. Neen, het zal geen fysieke verrijzenis zijn, net zomin als Jezus met zijn doorboorde handen en zijde tussen zijn leerlingen stond. Dat is slechts het poëtische beeld waarmee Johannes de wonderlijke ervaring vertolkt die de volgelingen hebben meegemaakt. De verrijzenis was voor hen de overrompelende vreugde om samen Gods aanwezigheid te beleven, zelfs na de gruwel die Jezus en henzelf was aangedaan. Het is voor ons de belofte van Jezus, dat de dood niet het laatste woord heeft, dat geen mens verloren gaat, dat hij ons kwaad niet aanrekent als wij elkaar vergeven, en dat er in het huis van zijn Vader plaats is voor velen: die belofte geeft mij alvast voldoende vertrouwen om naar die verrijzenis uit te kijken, en niet naar een uitzichtloze reïncarnatie.

Evangelie: Joh. 20: 19-31

Lied 369 Als een levende

Lied 149

Tafelgebed 166

Onze Vader, vredewens, communie

Bezinning (4): Christenen leggen de sociale accenten
De laatste haltes van onze India-reis waren enkele Christelijke gemeenschappen: de jezuïetenmissie in Ranchi, een opvangtehuis van de zusters van Moeder Theresa voor gehandicapte kleutertjes, en een sociaal centrum op het platteland dat gesteund wordt door Bart Massart, de vroegere schepen en OCMW-voorzitter van Leuven. We beperken we hier tot een paar woorden over de jezuïetenmissie van Ranchi. Voor ons een nieuwe schok, omdat we ons missiehuizen toch wel iets comfortabeler hadden voorgesteld. Deze missie was rond 1860 opgericht door de Vlaamse pater Constant Lievens. Momenteel wonen er (naast de inlandse paters) nog 4 Vlaamse jezuïeten – alle vier krasse tachtigers met een stevige zin voor humor, die stilaan aan hun pensioen beginnen denken. De missie ligt in Jharkhand, een deelstaat waar etnische minderheden de meerderheid van de bevolking uitmaken. Die zogenaamde ‘tribals’ zijn gelijkgeschakeld met kastenlozen en worden schaamteloos uitgesloten en uitgebuit. Hun landbouwgronden blijken rijk aan mineralen (ijzer, bauxiet, goud enz.) en daarom verkoopt de overheid concessies aan grote bedrijven en verdrijft de boeren van hun land zonder enige compensatie. In de jaren ’50 begon een Duitse jezuïet, pater Hoffmann, die advocaat was, met het verdedigen van deze landloze boeren tegen de overheid. Hij eiste schadeloosstelling en bekwam die ook. Zijn voorbeeld werkte aanstekelijk. Intussen beschikt het Father Hoffmann Centre van de jezuïeten over een ploeg advocaten die continu de rechten van deze tribals verdedigen.

Een 15-tal km ten Noorden van Ranchi, in Kishor Nagar, troffen we pater Louis Franck aan, die samen met een jongere Duitse medebroeder de leiding heeft over een opvangcentrum voor 650 jongens: wezen, verlaten kinderen of jongeren geplaatst door de ‘jeugdbescherming’. We waren geschokt door het totale gebrek aan middelen waarmee dit centrum gerund werd. De jongens slapen per 100 à 150 in betonnen hangars op de grond; ze koken, poetsen, en werken buiten de schooluren zelf op het veld onder toezicht van de oudere jongens, omdat er nagenoeg geen personeel is. Het centrum wordt met enige welwillendheid op de vingers gekeken, zowel door de overheid als door buitenlandse donoren, omdat het eigenlijk niet aan de kwaliteitsnormen van de jeugdbescherming voldoet, maar iedereen weet dat je zonder geld geen kwaliteit kan bieden. Tijdens een recent bezoek aan de missiepost van Ranchi heeft de algemeen overste dit jongenscentrum ‘de speerpunt van de missie’ genoemd. Meteen wist het klooster in Ranchi terug waar de prioriteiten liggen. Voor de jongens is het alternatief immers de straat, honger en uitbuiting… Je moet als 80-plusser een stevige portie paasvuur meegekregen hebben om dit vol te houden.

Hoed af voor deze christenen in Hindoe-land… Zonder bekeringsijver getuigen ze door het op te nemen voor de meest ontriefden, tot ver na hun pensioenleeftijd. Ze doen ons denken aan de apostelen die na hun paaservaring vol overtuiging op pad gingen om Jezus’ boodschap door te geven. Ter ere van hen, en de andere christelijke initiatieven die we bezochten, stellen we jullie voor om samen lied 560 te zingen.

Slotlied 560 Geen weg is te lang

Slotgebed
Jouw vuur in ons hart, God
Jouw adem op ons gezicht,
Jouw licht in onze ogen.
Met nieuwe kracht keren wij huiswaarts
En getuigen dat Jezus leeft.
Hij, liefste der mensen,
Brood en wijn gedeeld,
Reisgenoot en broeder
Tot over de dood. Amen

Zegen en wegzending


------