25 maart 2019: 3e zondag van de vasten
Tweede adem
(Lc. 13, 1 - 9)
Jacques
Perquy
Opening: Stilte nu (nr 765)
Verwelkoming
In de liturgiemap van B.D. stelt men deze zondag
in het teken van ‘een tweede adem’. Het deed me
denken aan een uitspraak van Ward Bruyninckx
(proost van de Chiro) die stelde dat christenen
geen korteafstandslopers moeten zijn maar
marathonlopers: ze moeten een groot
uithoudingsvermo-gen ontwikkelen. Een tweede
adem of een zoveelste: wie wat ouder wordt moet
soms naar adem happen. Ik ontdekte pas onlangs
dat er voor plus 60-jarigen bezinningsteksten
worden gepubliceerd in het tijdschrift
‘Adem-tocht’. Ik heb die nog niet gelezen
maar de achtergrond is dat wij - op
rijpere leeftijd - ook geestelijke vitamines
kunnen gebruiken om in te gaan tegen gevoelens
van vermoeidheid, ontmoediging of cynisme: ‘er
valt aan de wereld toch niets te veranderen’ of,
‘ we hebben dat ook al allemaal geprobeerd’……
We
bidden daarom om adem en kracht met het lied nr 139 Wees
Gij het Woord.
Openingsgebed
Zoals de grond wordt omgelegd
opdat het zaad in diepe aarde valt
zoals de overvloed aan takken
telkens hoort gesnoeid
opdat de boom weer vrucht zou dragen
zo moet de mens zichzelf ontdoen
van veelheid die het hart verstikt
Want levenskracht is nodig,
diepgeworteld
om door de onherbergzaamheid van dit
bestaan te trekken
in lotsverbondenheid
zodat er niemand achterblijft,
overgelaten aan zichzelf.
Iedere kruimel brood die wordt
gedeeld
is het begin van hoop, dat toekomst
daagt.
En dat er teken komt van een herboren
mensheid.
(Kris Gelaude)
Inleiding op de
lezingen
De voorgeschreven lezingen gaan over de
roeping van Mozes en over het sparen van de
vijgenboom die geen vruchten draagt. In beide
verhalen gaat het om een ‘tweede adem’. Mozes die
na een eerste optreden dat uitmondt in de doodslag
van een Egyptenaar, voor de Farao gevlucht is naar
Midjan, wordt geroepen om zijn volksgenoten uit
Egypte doorheen de woestijn te leiden.
In de
tweede lezing vaart Jezus in Jeruzalem uit tegen
omstaanders, die hem de vraag stellen of de
Galileeërs, die door Judas gruwelijk zijn
vermoord, dan zo’n zondaars zijn, dat ze op die
manier aan hun eind moesten komen. Telkens opnieuw
zoeken mensen naar de schuld van wie ongeluk
heeft. Jezus dreigt hen af, met het beeld van een
onvruchtbare vijgenboom: symbool voor de
zelfgenoegzaamheid van het religieuze centrum
Jeruzalem dat zegt de Wet na te leven, maar er de
oorsprong en de geest van veronachtzaamt. Maar
Jezus voert tevens een genadige wijngaardenier
(de barmhartige God?) op, die nog
perspectief geeft aan de boom: een tweede
adem.
Lied 124 Open de
woorden
lezing
Exodus 3, 1 - 8, 13 -15 het brandende braambos
Naast de interpretatie dat beide verhalen gaan
over een ‘tweede adem’ zijn er nog
veel inhoudelijke redenen om ze in eenzelfde
viering op te nemen. Er zijn vooreerst de vele
parallellen tussen Mozes en Jezus.
Jezus wordt de
nieuwe Mozes genoemd - ik verwijs naar de lezing
van vorige zondag waar Jezus werd verheerlijkt
door hem in het gezelschap van Elia en Mozes te
plaatsen. Men kan heel het verhaal van Mozes en
zijn volk ook lezen in zijn verbondenheid met het
leven van Jezus. Net als het volk Israël keert
Jezus terug uit Egypte, trekt Hij naar de
woestijn, laat Hij zich dopen in de Jordaan als
symbolische tocht door de Rietzee, bestijgt Hij de
berg om de nieuwe wet te geven, geeft Hij als ‘de
nieuwe Mozes’ het nieuwe manna. Zijn lijden en
dood staan in relatie tot het Paasfeest (dat in
oorsprong een herdenking is aan de uittocht uit
Egypte) en geeft Hij aan de leerlingen ‘de beker
van het nieuwe verbond’.
In beiden laat God zich
‘kennen’. In Mozes als ‘Ik ben die er zal zijn’ en
in Jezus als ‘Vader’. Bij beiden is er nabijheid
tussen God en mens enerzijds en afstand
anderzijds. Mozes ‘ziet’ God en ze spreken met
elkaar. Maar Mozes moet ook zijn gelaat afwenden
en zijn schoeisel uitdoen, ‘want de plek is
heilig’. Ook bij Jezus zijn er momenten van
nabijheid en momenten van
verlatenheid.
tweede lezing
Lucas 13, 1 - 9 de onvruchtbare vijgenboom
Commentaar
Er zijn niet alleen punten van overeenkomst maar
tevens ook een grote tegenstelling. Mozes is de
man die de Wet van God heeft afgeroepen en de
naleving ervan afdwingt (hij heeft zich nog maar
pas gedraaid of het volk aanbidt al een andere
god).
Jezus is echter gaandeweg in zijn spreken en
handelen de liefde voor de kleine mens gaan
stellen boven de strikte naleving van de Wet.
‘Gaandeweg’ zeg ik op basis van commentaren van
Jerome Murphy - O’ Connor (een confrater van
Marcel) in zijn boekje over Jezus en Paulus.
Die
zegt ronduit dat Jezus, in tegenstelling tot alle
profeten, zich ‘boven de Wet’ stelt. Eén van de
uitingen hiervan is, dat Jezus opmerkt dat men
‘van hem zegt dat hij eet en drinkt met tollenaars
en zondaars’ . Met iemand eten betekent ermee
verbonden zijn. Met hen aan tafel te zitten, hield
voor zijn tegenstanders in, dat tollenaars en
zondaars uitzicht kregen op het rijk Gods, ten
koste van de rechtgelovigen. Het meest ergerlijke
voor deze laatsten was nog dat door samen te eten
Jezus aan de zondaars aangeeft, dat deze hun
tekortkomingen niet hoeven goed te maken versta
‘het gestolen goed terug te geven en boete te
doen’. Jezus zegt zelfs aan de hogepriesters en de
oudsten dat ‘de tollenaars en de hoeren nog voor
hen het koninkrijk van God zullen binnengaan’.
Jezus stelt ook geen voorwaarden aan Matteüs de
tollenaar. ‘Volg mij’ zegt hij en ze gaan samen
aan tafel met andere tollenaars en zondaars. Geen
teruggave van het afgetroggelde geld, noch
boetedoening. Jezus zet zich op deze manier boven
de Wet van Mozes.
Hoe is het zover gekomen, dat Jezus in
tegenstelling met wat hij in de bergrede zegt dat
‘Hij niet gekomen is om de Wet (of de profeten) af
te schaffen, maar om ze tot vervulling te
brengen’, toch flagrant tegen de Wet ingaat?. Deze
uitspraak situeert O’ Connor in het begin van
Jezus’ prediking, toen hij nog volgeling was van
Johannes de Doper. De verklaring van wat O’ Connor
Jezus’ tweede bekering noemt brengt ons dicht bij
het project van B.D. in Guatemala. Galilea was,
net als Guatemala een vruchtbare streek met tal
van fruitbomen en graangewassen.
Maar ook in Galilea geraakten de kleine boeren
stelselmatig hun grond kwijt aan
grootgrondbezitters omwille van schulden ingevolge
hoge belastingen van de Romeinen en heffingen van
de tempel. Slotsom was dat families 1/3 tot 1/2
van hun inkomsten moesten afstaan. Reken dan de
slechte oogsten en het verbod om elk zevende jaar
het land te bewerken, dan is het niet te
verwonderen dat vele kleine boeren als dagloner
aan de slag moesten of zichzelf, hun vrouw en
kinderen als slaven te verkopen (zij die net uit
Egypte waren gevlucht om aan de slavernij te
ontkomen).
Het is door deze ervaringen dat Jezus
steeds radicaler opkomt voor de slachtoffers van
de ongelijkheid en met hen ging verbroederen.
Jezus ontmaskerde het religieuze systeem dat
zichzelf verrijkte en de slachtoffers
culpaliseerde. Vandaar zijn striemende uitspraak:
‘denken jullie dat de Galileeërs die door Herodes
werden vermoord, schuldiger waren dan alle andere
mensen die in Jeruzalem wonen? Zeker niet, zeg ik
jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul
je allemaal net zo sterven als zij’.
De situatie van structureel onrecht die Jezus
aantrof komt nog steeds terug zowel in Guatemala
als in vele andere landen, zelfs bij ons, zij het
in andere vormen. Er zijn gelukkig ook
mensen die ook een tweede adem vinden, getuige het
bericht dat nu gebracht wordt.
Inbreng
wereldgroep
Op vraag van Broederlijk Delen vieren we ook
vandaag in verbondenheid met de boeren uit
Guatemala.
Zang: Oergebaar
149
Groot dankgebed:
Adem van mensen 166
Onze Vader
Slotgebed: psalm
119 deel 4 (Oosterhuis - 150 Psalmen Vrij)
Slotlied:
Woestijnlied nr 319 Herschep in ons de
kracht van lotsverbondenheid
|