------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





26 augustus 2018: 21e zondag

       Woorden van eeuwig leven (Jo. 16,60-69)

Kris Gelaude

Openingszang 104: "Wij zoeken U"

Begroeting

Ik weet niet hoe of waar, maar ergens in mijn vroege kinderjaren, heb ik de liefde voor het woord meegekregen. Nochtans, toen ik een paar maanden in het eerste leerjaar zat, riep de zuster van de klas mijn moeder bij zich, om te zeggen dat als het zo verder ging, ik nooit zou kunnen lezen of schrijven. Goddank liet moeder zich niet zomaar iets wijsmaken. Maar bij ieder rustig moment nam zij mij bij zich, om mij geduldig vertrouwd te maken met letters en woorden. Ik denk dikwijls dat het de liefde was waarmee mij die vaardigheid werd aangereikt, die mij tegelijk de liefde voor het woord heeft bijgebracht.

Zo ontdekte ik gaandeweg ook de kracht van woorden. Van woorden die veel meer zijn dan zomaar middelen waarmee we ons verstaanbaar maken. Woorden die tijdloos kunnen worden. Die tot inzicht brengen en die de verwondering in ons weer aanscherpen. Die kunnen ontroeren, helen, in beweging zetten. En die in wat opgeroepen wordt, het verhevene dichterbij brengen en ontzag in ons wekken, voor wat onuitsprekelijk is. Soms kan een woord ons overigens toevallen als een zegen, als een geschenk uit de hemel. Daaruit kunnen we kracht en moed en vertrouwen putten. Soms kan het zelfs een richtsnoer worden, dat ons onvermoeibaar op weg houdt.

Woorden met die intensiteit ontstaan niet zomaar uit eigen verdienste. We kunnen er geen aanspraak op maken. Integendeel, ze worden ons altijd gegeven, zoals het leven zelf. En we hebben anderen en vooral die onnoembare Andere nodig, om dat te kunnen ervaren. Dat is een besef dat mij leidt bij alles wat ik schrijf of heb geschreven, zoals het misschien een beetje mag weerklinken in het lied dat we nu zingen:

Lied 139: “Wees Gij het woord, Gij de stilte”

Gebed

Hoe vaak niet heeft uw Woord
mensen rechtop gezet
en uit hun hopeloosheid
weggeleid.
Een licht op hun pad werd het.

In de spiegel van uw Woord
onthult Gij ook ons
ons ware gezicht.
Bij u
hervinden wij onszelf
en ontvangen wij
een lamp voor onze voet.

Dat wij
bij dit licht
zijn wat wij geloven,
doen wat wij horen
en worden wat wij zeggen.
(Sytze de Vries)

Inleiding tot de lezing

Sinds het verhaal over de broodvermenigvuldiging, hoorden wij de voorbije zondagen de hele perikoop over het ‘Het hemels brood’. Het brood dat leven geeft. Johannes heeft Jezus een uitgebreide toespraak hierover in de mond gelegd. Met de lezing die we nu beluisteren wordt dat verhaal afgesloten. Hoewel in wat we vooraf hoorden, mensen gefascineerd door wat Jezus deed en geboeid door zijn woord, massaal achter hem aan gingen, krijgt het hele gebeuren nu een gans andere wending.


Johannes 6, 60 – 69.


Homilie

‘Tot wie zullen wij gaan?’ Een vraag die ook vandaag soms diep aan onze ziel kan knagen. Of in dezelfde zin misschien: Welke woorden hebben nu nog waarde en betekenis, in een tijd waarin we door een industrie van meningen van alle kanten worden bestookt. En zo weerklinken er overigens nog wel meer prangende vragen. Ik denk, alleen al in het vooruitzicht van de verkiezingen, de vraag voor wie we straks moeten gaan stemmen? Het politieke klimaat waarin we zijn terecht gekomen, biedt m.i. allesbehalve perspectief. En zeker geen gerechtigheid. Integendeel.

Jezus en de mensen van zijn tijd, leefden veel meer nog dan wij in een ideologisch woelige wereld. Voor hen was er de Romeinse bezetting en de politieke afhankelijkheid. Daarnaast was er ook het wettische gezag van de hogepriesters en de elitaire Schriftgeleerden, die helemaal niet begaan waren met het lot van gewone mensen. Het hoeft niet te verwonderen dat er vanuit die verhoudingen reactionaire groepen ontstonden, die grote sociale veranderingen wilden afdwingen. En dat de verwachting van een messias bijzonder actueel werd. Zij keken uit naar een redder, maar dan vooral letterlijk: een bevrijder van het volk.

De kracht en overtuiging waarmee Jezus sprak en het totaal nieuwe van zijn boodschap, met dat perspectief van een Koninkrijk van God, hoewel niet zomaar vatbaar, zal wel verklaren waarom zovelen Hem bleven volgen. En misschien ook waar bepaalde discussies vandaan kwamen. Want sommigen waren ongeduldig. Het kon niet snel genoeg gaan.

Mogelijks was dat zelfs het geval voor een aantal van Jezus’ trouwe volgelingen, die ook in Hem aanvankelijk de strijdende leidersfiguur hadden gezien, die met bijna goddelijk gezag een gans nieuwe politiek van recht, van vrede en vrijheid zou afdwingen. Maar Jezus wou geen strijdende en zelfs niet echt een leidende rol op zich nemen. Hij sprak een andere taal, over gegevenheid en dienstbaarheid. Daarmee kwam echter de verandering die sommigen op het oog hadden niet op gang. Er ontstond onbehagen en onenigheid, waarin de zo massale groep van toehoorders zich liet meeslepen. En uiteindelijk gingen ze allemaal weg. Ja, zelfs de groep van Jezus’ volgelingen dunde fel uit, zodat Hij aan de weinigen die overbleven, de vraag stelde: ‘Willen jullie ook soms weggaan?’

Mij doet dit spontaan denken aan de grote uittocht uit de Kerk, tijdens de voorbije decennia. Zelfs al kunnen wij er nuchtere verklaringen voor bedenken, toch blijft het een ervaring die mensen pijnlijk heeft geraakt. Een dergelijke afwending moet Jezus destijds ook niet onberoerd gelaten hebben. Want wat was er over gebleven van zijn grote openingsrede, daar op de heuveltop, waarin aan armen van geest, aan treurenden, zachtmoedigen, hongerigen en dorstigen, barmhartigen, reinen van hart, vredestichters, vervolgden en vergetenen ware gerechtigheid wordt toegezegd? Uiteraard stond dat in fel contrast met de keiharde politiek van onderdrukking en van zelfhandhaving. Even fel als dat vandaag het geval is. Maar wat met al die toehoorders die aan zijn lippen hingen? Hadden zij dan niets begrepen over het brood van Godswege, dat leven aan de mensheid biedt? Over het woord dat hoop en heling brengt, over de opheffing van de paradijsvloek en de bevrijding van schuld? En over een leven als gelijken, als broers en zusters in de gemeenschap van Gods geest.

Ongetwijfeld was het voor hen allemaal zo moeilijk te verstaan, omdat zij andere verwachtingen hadden. Net als vandaag. Materiële zekerheid, economische vooruitgang, levensgaranties allerhande, politieke overwinningen... Maar Jezus’ boodschap is er in geen enkel opzicht één van overwinning. Het is er juist één van dienaarschap en trouw, niet aan enige menselijke macht, maar aan God zelf. Ook voor Hem zal een duurzaam herstel van de aardse verhoudingen noodzakelijk geweest zijn, maar dit was niet los te maken van de verhouding met God. De wereld had en heeft vooral barmhartigheid nodig en mededogen en gerechtigheid, zoals Jezus het voor ogen had, als een weerspiegeling van Gods eigen droom. En tot op vandaag zijn het levende mensen, mensen als wij, die dat telkens weer zichtbaar zullen moeten maken.

Om dat te kunnen en daarin stand te houden hebben we voedsel nodig. Hemels brood. En zoals Petrus het zegt: woorden van eeuwig leven. Woorden die ons wakker schudden en oproepen, die ons bemoedigen en ons van angst bevrijden. Zulke woorden kunnen ons alleen maar gegeven worden. In mijn inleiding heb ik daar reeds een aanzet toe gegeven. Woorden die echt geladen zijn met kracht, of misschien kan je evengoed zeggen ‘die van Geest doordrongen zijn’, die put je niet zomaar uit jezelf. Die moet je krijgen.
En er zijn plekken waar die bezieling en inspiratie te vinden is. Plekken als deze. Kostbare plekken waarvoor we alleen maar dankbaar kunnen zijn, maar die ook slechts zullen overeind blijven, als wij bereid zijn om er met z’n allen voldoende zorg aan te besteden.


Groot dankgebed 165: “Gij die weet”

Na de communie 549: “Niet als een storm”


------