------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





15 juli 2018: 15e zondag

       Een kwetsbare boodschap verkondigen
                                Mc. 6, 6b-13

Marcel Braekers, o.p.

Openingszang 104: "Gegroet en gezegend"

Begroeting


Een ‘brandend’ thema voor de media in deze nieuwsarme tijd is de aanhoudende droogte. Aardappelen mislukken, weiden verdorren, natuurparken worden voor de wandelaars rood gekleurd, enz. En de wijnboeren? Het kan niet beter, zeggen ze in Genoelselderen. Er is veel suiker in de druiven en ze zullen heerlijke wijn met veel fond geven. De wijnstokken hebben geen last van de droogte, want hun wortels gaan tot 4 à 5 meter diep. Ongelofelijk, in de Franse wijstreken is dat zelfs 14 à 15 meter.
Als predikant die altijd op zoek is naar beelden en verhalen dacht ik spontaan dat dit een beeld van geloven is. De wijnstok is immers in de Bijbel zo dikwijls symbool van Gods liefde voor de mens en christenen worden beschreven als ranken die geënt zijn op Christus, de wijnstok. Toen ik de reportage zag, kreeg ik het beeld van wat een diepe gelovige is: iemand met wortels zo diep dat de omstandigheden hem niet deren. Dat klinkt misschien pretentieus of zeker ouderwets, want geloven is op vandaag vooral zoeken en tasten in het duister. God als vraagteken of de courante uitspraak ‘wie heeft gevonden heeft wellicht niet goed gezocht’ enz.
Ik ben daar niet mee akkoord. Ik zie en beleef ook wel hoe veel van de bovenbouw van ons geloof in vraag staat en niet meer aansluit bij onze beleving van de werkelijkheid, maar het diepe besef dat ik gedragen wordt of dat er Iemand is die onvoorwaardelijk kiest voor mij, blijft even goed overeind. Voor mij kan dus een diepe verworteling goed samengaan met een besef van kwetsbaarheid, van vragen omtrent alles wat zoal wordt beweerd, van respect ook voor wie anders denkt en van besef hoe alles wat we hebben en zijn slechts een geschenk is. Vandaar dat het beeld van de wijnstok met zijn diepe wortels mij zo aansprak.

Hoe kan je zo’n geloof dat zo verticaal aangrijpt beleven? Hoe kan je dit vieren of uitdrukken in symbolen en gezangen? En hoe kan je dit doorgeven? In het evangelie van deze zondag gaat het over dat laatste. Jezus stuurt zijn apostelen op pad met niets: geen Bijbel, geen tweede kleed, alleen maar een stok. Ik zie die arme leerlingen al achter hun computer zuchten en zoeken om een tekst op papier te krijgen die ze dan straks aan Jezus ter beoordeling moeten voorleggen op gevaar af dat ze opnieuw moeten beginnen. Nee, zo gaat het hier op Filosofenfontein, maar Jezus was er blijkbaar meer gerust in dan ik. Hij stuurt hen zomaar weg. Wat hebben die leerlingen verteld, ze hadden geen theologie gestudeerd en de meesten waren niet geletterd? En toch is zo de kerk begonnen en is dat de oudste laag van ons christendom.

Gebed om nabijheid 196: Zegening: “Bevelen wij elkaar in de hoede van de Eeuwige”

Gebed

Hoe vaak niet heeft uw Woord
Mensen rechtop gezet
En uit hun hulpeloosheid
Uitgeleid.
Een licht op hun pad werd het.

In de spiegel van uw Woord
Onthult Gij ook ons
Ons ware gezicht.
Bij U
Hervinden wij onszelf
En ontvangen wij
Een lamp voor onze voet.

Dat wij
Bij dat licht
Zijn wat wij geloven,
Doen wat wij horen
En worden wat wij zeggen. (S. de Vries, Bij gelegenheid I p.177)

Inleiding op de lezing

Meestal leest men bij het evangelie een tekst uit het Oude Testament die thematisch erbij aansluit. Als eerste lezing koos ik echter de tweede van deze zondag. Het is de hymne die staat aan het begin van de brief aan de Efesiërs. Wellicht is dit geen tekst van Paulus maar ontstaan in een van zijn gemeenten. Specialisten denken dat het een soort van zegening is die voorafging aan de doop, omdat de taal op een emotionele wijze oproept tot engagement. Centraal staat de figuur van Christus in wie God heel de kosmos heeft één gemaakt en vernieuwd.

Efeziërs 1, 3 – 10

3 Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke geestelijke zegen. 4 In Hem heeft Hij ons uitverkoren voor de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. 5 In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, 6 tot lof van de heerlijkheid van zijn genade. Hiermee heeft Hij ons begiftigd in de Geliefde, 7 in wie wij de verlossing hebben door zijn bloed, de vergeving van de zonden, dank zij de rijkdom van zijn genade. 8 Die heeft Hij ons meegedeeld als een overvloed van wijsheid en inzicht. 9 Want Hij heeft ons zijn geheim raadsbesluit doen kennen, de beslissing die Hij in Christus had genomen. 10 ter verwezenlijking van de volheid der tijden: het heelal in Christus onder een hoofd te brengen, alle wezens in de hemelen en alle wezens op aarde, in Hem.

Lied 570: “Gezegend die de wereld schept”

Marcus 6, 7 – 13; 30-31

7 Hij riep de twaalf bij zich en begon hen twee aan twee uit te zenden. Hij gaf hun macht over de onreine geesten 8 en verbood hun iets anders mee te nemen voor onderweg dan alleen een stok: geen voedsel, geen reiszak, geen kopergeld in hun gordel. 9 “Wel moogt ge sandalen dragen, maar trekt geen dubbele kleding aan.” 10 Hij zei verder: “Als ge ergens een huis binnengaat, blijft daar tot ge weer afreist. 11 En is er een plaats waar men u niet ontvangt en niet naar u luistert, gaat daar dan weg en schudt het stof van uw voeten als een getuigenis tegen hen.” 12 Zij vertrokken om te prediken dat men zich moest bekeren. 13 Zij dreven veel duivels uit, zalfden veel zieken met olie en genazen hen. (...)
30 Toen de apostelen zich weer bij Jezus voegden, brachten zij Hem verslag uit over alles wat zij gedaan en onderwezen hadden.
31 Daarop sprak hij tot hen: “Komt nu eens zelf mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit.” Want wegens de talrijke gaande en komende mensen hadden zij zelfs geen tijd om te eten.
.

Homilie

Jezus was naar zijn geboortestad gegaan, maar zijn optreden was mislukt. Zijn stadsgenoten bezagen Hem alleen maar volgens zijn afkomst en niet volgens de zending die Hij had. En zijn familie was van oordeel dat Hij zijn verstand was verloren. Dat hoorden we in de lezing van vorige week. ‘Geen sant in eigen land’ zei Gonda. Het is daarom merkwaardig dat Marcus onmiddellijk na dit gebeuren vertelt hoe Jezus zijn leerlingen uitstuurt om te gaan verkondigen. Was het een wanhopige poging, omdat Hij zijn eigen zending zag mislukken? Het optreden van de leerlingen is blijkbaar een succes, zo schrijft Marcus.

Toch zitten in de tekst enkele merkwaardigheden. De leerlingen mogen geen voedsel meenemen en geen geld, wel een stok en sandalen (volgens Mt. 10,10-11 en Lucas mochten ze geen schoeisel meenemen). De formulering doet sterk denken aan het vertrek van het Joodse volk uit Egypte (Ex. 12,11). Blijkbaar zag Marcus (of zijn verhaalbron Petrus) een verband tussen het uitsturen van de leerlingen en het wegtrekken uit Egypte.

En nog iets merkwaardig: waarom zegt Jezus zo expliciet dat als ze ergens niet aanvaard worden ze het stof van hun voeten moeten stampen. De Joden deden dat als ze uit een vreemd gebied hun eigen land binnengingen. Het was ook een symbolisch gebaar van afstand nemen. was de prediking van de leerlingen dan toch geen succes of dacht Marcus aan de situatie in Rome.

Er is nog een derde punt dat opvalt: vooraleer hij verslag uitbrengt van de thuiskomst van de leerlingen vertelt Marcus nog vlug de moord op Johannes de Doper. Herodes, de lafaard en hielenlikker van de Romeinse keizer, laat Johannes onthoofden. Weer eens een verhaal in een verhaal, een verteltrant die Marcus wel meer toepast. Het zou dus kunnen dat de verkondiging wel eens gevaarlijk zou kunnen zijn, net zoals met Johannes de Doper gebeurde. Zeker als die verkondigers als profetische figuren zouden opstellen.

Neem al deze bedenkingen tezamen dan geeft mij dat de indruk dat Marcus een tweesporenverhaal vertelt. Hij beschrijft hoe Jezus allerlei pogingen onderneemt om zijn idee van het Rijk van God uit te dragen en daarom ook zijn leerlingen op pad stuurt. Maar tegelijk is er een tweede spoor: die zending gebeurt opnieuw in het Romeinse rijk en onder moeilijke omstandigheden. Marcus is optimist: de zending zal lukken, maar misschien zullen een aantal predikanten het met de dood moeten bekopen.

Zo komt het verhaal ook naar ons toe: hoe moeten wij verkondigen of getuigen van ons geloof, dat is op vandaag ook geen lachertje? Of is het niet beter als anonieme gelovigen zich te verstoppen in de stroom van de samenleving? Hoe verkondigen in een samenleving die hoegenaamd niet op ons getuigenis zit te wachten? En hoe verkondigen als geloven een beetje is zoals de wijnstokken met hun diepe verworteling, hoe kan je dit overbrengen? Jezus wilde dat zijn leerlingen in grote kwetsbaarheid gingen rondtrekken met niets om op terug te vallen. Een beetje zoals het volk toen het wegtrok uit Egypte. De leerlingen moesten helemaal erop vertrouwen dat mensen hen zouden onderdak geven en dat God wel voor hen zou zorgen. Ze moesten erop vertrouwen dat als ze alleen maar hun hart lieten spreken en getuigden van wat hen zo aangreep alles wel goed zou verlopen. Zo wilde Jezus dat ze door hun houding en levenswijze toonden wat ze inhoudelijk te zeggen hadden. Dat er namelijk een God is die de mens helemaal wil raken, dat je niet veel anders in handen hebt dan deze ervaring of dit gevoel. Een predikant die op geen enkele manier de meerdere is van zijn toehoorders, maar hen enkel kan spreken van Gods grote liefde voor elk van hen.
Ik denk dat elk van ons wordt geroepen om in zijn of haar situatie op een kwetsbare en open manier te getuigen van dit grote gebeuren tussen God en mens. Het is volgens mij vooral dit waar onze wereld vandaag nood aan heeft. Niet aan discussies waar men zich waagt op wetenschappelijk terrein en specialisten de les wil lezen. En evenmin door zich vast te klampen aan strakke morele principes vanuit een soort profileringsdrang. Wat als getuigenis mensen raakt is het bescheiden en kwetsbaar getuigen van Gods nabijheid en hoe die nabijheid de diepe eenzaamheid van de enkeling doorbreekt. Zo komt het rijk van God onder de mensen.

Groot dankgebed 158: “Gij die mij aankijkt”
Na de communie 581: “Zoals ik zelf gezonden ben”

------