------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





4 maart 2018: 3e vastenzondag

              Op weg met de 10 woorden

Marcel Braekers

Openingszang 319: “Woestijnlied”

‘Wat staat er vandaag op het menu?’ zo vraagt de brochure van Broederlijk Delen. Voor de gezinnen in Oeganda is het een vraag van levensbelang en vraagt men ‘staat er iets op het menu’. Soms is het een bordje niets, heel dikwijls is het een eenzijdige maaltijd met weinig voedende waarde. Vandaar dat vandaag in het bord het trefwoord ‘evenwicht’ staat. Voor hen en zeker voor de kinderen is een evenwichtige voeding belangrijk.

Maar evenwicht is ook voor ons waardevol, zowel in onze voeding als in ons dagelijkse leven. Hoe vind je een gezond evenwicht tussen werken en rusten, tussen vrijheid en gebondenheid, tussen het spirituele en het materiële. De vastentijd is een gunstige tijd om hierbij stil te staan. De Bijbelse lezingen van de verschillende zondagen kunnen daarbij inspiratie bieden. De Romeinse liturgische commissie koos voor de vasten als eerste lezing hoogtepunten uit het OT die alle te maken hebben met een nieuw begin.

In de eerste zondag las men het verhaal van Noach en Gods regenboog, symbool van de nieuwe schepping. Vorige zondag werd het verhaal van het offer van Isaak gelezen, God die het leven wil en niet de dood van een kind. Vandaag wordt de afkondiging van de 10 woorden of geboden voorgelezen. Volgende zondag wordt verteld hoe Cyrus de koning van Perzië het volk laat terugkeren uit ballingschap. En op de vijfde zondag horen we een fragment uit de profetieën van Jeremia waar God meedeelt dat Hij een nieuw verbond wil sluiten.

Elke keer gaat het om een nieuw begin, en stellen de teksten ook ons de vraag: zijn we in staat om opnieuw te beginnen? Dat is gemakkelijk gezegd natuurlijk, maar wat kan het betekenen? Ik ben nog opgevoed in de stijl dat je elke dag een ander vastenpuntje werd voorgehouden. Ik vond dat nogal vermoeiend en soms ook wat flauw. Maar de idee erachter vind ik wel belangrijk: nagaan of er aspecten in mijn leven zijn waar ik opnieuw zou kunnen beginnen, eventueel met nieuwe ogen begin te zien en mijn grens ga verleggen?

Zo dadelijk horen we het verhaal van de 10 woorden. Zij vormden voor het Joodse volk het fundament van hun leven en samenleven en altijd opnieuw herlezen ze de tekst vanuit het leven van vandaag. Het zijn richtingwijzers om tot een evenwichtige levenshouding te komen. Zouden ze ook ons kunnen inspireren tot een nieuw begin?

Smeekgebed nr.115: “Heer, ontferm U over ons”

Gebed uit psalm 119 --
In de vrije vertaling van H. Oosterhuis (150 psalmen vrij, nr. 5 p. 200)

Maak mij duidelijk wat Gij bedoelt, Gij,
ik wil gaan, zo goed ik kan, ten einde toe.

Maar ook begrijpen wat geschreven staat,
woord en wet bewaren in mijn hart.

Leid mij langs uw uitgehouwen paden,
uw geboden woorden - die alleen begeer ik.

Buig mijn hart naar het Geschrevene,
leer mij leren - zonder winstbejag.

Alles is oogverblindende leegte.
Zal ik leven vinden, U achterna?

Bevestig wat Gij mij, uw knecht, hebt toegezegd,
beschaam niet mijn ontzag voor U.

Houd van mij af, Gij, hoongelach en schenderstaal.
Enkel wat uw hand geschreven heeft is heilzaam.

Te doen gerechtigheid, mijn zielsverlangen,
nieuw leven vinden - geef mij zo te leven.

Inleiding op de lezing
1500 jaar voor onze jaartelling, in de derde maand na de uittocht uit Egypte ontving het Joodse volk de 10 woorden. Tien afgrenzende opdrachten opdat ze behouden door de woestijn zouden komen in eerbied voor de God van de uittocht en in liefde en respect voor elkaar. Die richtlijnen behouden hun kracht tot vandaag, ook voor ons.

Lezing uit boek Exodus 20,1-17

1. Toen sprak God al de woorden die hier volgen. 2 `Ik ben Jahwe uw God, die u heb weggeleid uit Egypte, het slavenhuis. 3 Gij zult geen andere goden hebben, ten koste van Mij. 4 Gij zult geen godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde. 5 Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen en hun geen goddelijke eer bewijzen; want Ik, Jahwe uw God, Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse God die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen, tot het derde en vierde geslacht, 6 maar voor hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden een God die goedheid bewijst tot aan het duizendste geslacht. 7 Gij zult de naam van Jahwe uw God niet lichtvaardig gebruiken; want Jahwe laat degenen die zijn naam  lichtvaardig gebruiken  niet ongestraft. 8 Denk aan de sabbat; die moet heilig voor u zijn. 9 Zes dagen kunt gij werken en alle arbeid verrichten. 10 Maar de zevende dag is de sabbat voor Jahwe uw God. Dan moogt gij geen enkele arbeid verrichten: gij zelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet, zelfs niet de vreemdeling die bij u woont. 11 In zes dagen immers heeft Jahwe de hemel, de aarde, de zee met al wat er in is, gemaakt. Maar de zevende dag heeft Hij gerust en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt. 12 Eer uw vader en uw moeder. Dan zult gij lang leven op de grond die Jahwe uw God u schenkt. 13 Gij zult niet doden. 14 Gij zult geen echtbreuk plegen. 15 Gij zult niet stelen. 16 Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen. 17 Gij zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste; gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste, niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, op niets wat hem toebehoort.’

Lied 317: “Die meegaat met mensen”

Homilie


“Boven al bemin één God, zweer niet ijdel vloek noch spot, heilig steeds de dag des Heren, vader moeder zult gij eren”. De meesten onder u kunnen de 10 geboden waarschijnlijk nog wel opzeggen (of aframmelen), maar als je ze vergelijkt met de Bijbelse tekst merk je nogal wat verschillen.

Volgens de Joodse commentaren werden de 10 woorden op twee stenen tafelen geschreven. De eerste steen bevatte alle geboden die op God betrekking hebben, de tweede op de relaties onderling. Heel veel aandacht ging naar de relatie met God, alsof de Bijbelse schrijver wilde zeggen dat als die goed zit de rest wel vanzelf volgt. Dat is erg verschillend van onze 10 geboden waar slechts één zinnetje aan Godsverering wordt gewijd.

Nog een opvallend verschil is dat in de Bijbel de meeste geboden negatief worden geformuleerd: ‘ge zult niet doden, ge zult niet stelen’. Het is subtiel maar zo belangrijk: een verbod laat veel meer ruimte dan een gebod. Een verbod bakent een terrein af en wijst op een grens, maar de wetgever laat je grote vrijheid voor wat je binnen die grens doet. Opvallend is dat wij spreken over 10 geboden, terwijl de Bijbel spreekt over 10 woorden. Woorden als een soort van richtingwijzer, maar met veel ruimte voor het centrum waarom het gaat.

Iedereen draagt vonken van heiligheid in zich, een deel van de goddelijke geest. Welnu, de vonken van een ieder zijn uniek en dus is ieder mens zelf uniek. Als enig en onvervangbaar exemplaar is hij dus verplicht om zelf zijn weg te vinden, zijn eigen vonken te ontdekken, schrijft Marc-Alain Ouaknin in zijn mooi boek over de 10 woorden (p. 51).

In de Bijbel wordt verteld hoe Mozes bij zijn terugkeer van de berg Sinaï zag hoe het volk intussen een afgodsbeeld had gemaakt en er rond danste. Mozes werd zo woedend dat hij de stenen kapot gooide op de rots. De rabbijnen interpreteren deze passage graag symbolisch: er is de Wet, maar altijd wordt het ge- of verbod overstegen naar het onuitspreekbare. Allereerst omdat ieder woord moet geïnterpreteerd worden en wel in verbinding met het dagelijkse leven nu.

Voor christenen wordt God mens, schrijft Ouaknin, het Woord wordt vlees ... voor de joden wordt God tekst. Hij manifesteert zich in een tekst en zijn begrenzingen. (p. 60)

Vandaar het belang van de studie en het gesprek om via de tekst iets van de Oneindige te zeggen. Zo ontstaat vrijheid, komt men los van de letter en bouwt de mens aan zichzelf. De woorden zijn slechts richting gevend, waar het op aankomt is het begrijpen van zichzelf en het komen tot een persoonlijk geweten.

Maar, zo zult u misschien denken, dat is toch ook wat Jezus bedoelde toen Hij de hele Wet samenvatte in die ene zin: God beminnen met heel je hart, je verstand en al je kracht, en de naaste beminnen als jezelf. De liefde die alles overstijgt en het leven doordrenkt. Augustinus formuleerde het krachtig: ama et fac quod vis, bemin en doe wat je wil. Hebben we dan die 10 woorden nog wel nodig? Denk maar terug aan het gesprek tussen Jezus en de Grootinquisiteur in De gebroeders Karamazov van Dostojewski. Jezus die de vrijheid bracht maar de inquisiteur wil een kerk, wil orde en leven volgens de wet, want, zo zegt hij, het volk kan zoveel vrijheid niet aan. Ik ben het natuurlijk niet eens met de inquisiteur, maar ik vind dat alleen maar verwijzen naar het fundamentele gebod niet werkt en men vervalt in allerlei vaagheden. Ook Jezus formuleerde de kern van de Wet maar omdat Hij Jood was en leefde volgens de geboden. Je hebt eerst een tekst nodig en pas dan volgt de interpretatie.

Laat mij dat illustreren met één gebod dat mij erg ter harte gaat, het onderhouden van sabbat of de zondagsrust. Ik vind het een groot verlies dat dit gebod in ons westers christendom voor een groot deel is uitgehold. Het gaat immers om een oproep om één dag in de week te heiligen door samen te komen rond de gaven van brood en wijn, door tot rust te komen, te genieten van de vrije tijd, door op een creatieve en zinvolle manier na te denken, te lezen, te wandelen, enz. en door op die manier ook de schepping rust te geven. Het is niet alleen een manier om tot jezelf te komen, maar op die manier breng je eer aan God, aldus de Bijbel. Je hebt de concrete formulering nodig, een wet, om de betekenis te begrijpen en ernaar te leven. Het gebod of de oproep is belangrijk, en eens geformuleerd is het aan ons om dit concreet te maken. Zo zou je bij elk gebod kunnen stilstaan.

Het gaat erom te zoeken naar evenwicht, zegt Broederlijk Delen. Voor de boeren in Oeganda gaat het om iets heel materieel, voor ons om een spiritueel evenwicht te vinden, een nieuw begin door ons te laten inspireren door de 10 woorden.

Groot dankgebed 164: “Gij die de stomgeslagen mond verstaat”
Na de communie 553: “Gij die geroepen hebt ‘licht’”

------