------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





11 februari 2018:

              We moeten ons falen durven uitspreken

Jan Degraeuwe

Lied 569: “Die mij getrokken uit de schoot”

Inleiding


Waarschijnlijk heb je het volgende wel eens meegemaakt als je kleinkinderen bij je verbleven. Ze mispeuteren iets of gedragen zich onbehoorlijk en je vindt dat je hen moet terechtwijzen. Dat geeft wat spanning, maar na een tijdje is alles opnieuw in orde. Ze vragen soms om hierover niets aan mama of papa te zeggen. Ik beloof dat altijd en doe het dan ook nooit. Vaak hoor ik dan achteraf dat ze het zelf verteld hebben. Blijkbaar verdwijnt de spanning maar volledig door nog eens te vertellen wat gebeurd is. Uitspreken wat je bezwaart, kan bevrijdend werken. Het vraagt wel groot wederzijds vertrouwen en de oprechte wil om de problemen aan te pakken.

Een sterke en verregaande aanbeveling om fouten op te biechten vind je in de Regel van Benedictus. In de zesde eeuw heeft Benedictus van Nursia de leefregel voor monniken opgesteld. De benedictijnen en cisterciënzers, volgen deze Regel nog altijd. In het zevende hoofdstuk van zijn Regel geeft Benedictus richtlijnen om nederig te leven. Hij beschrijft de weg naar nederigheid in twaalf trappen. “De vijfde trap van nederigheid bestaat erin dat men alle slechte gedachten die in het hart opkomen en al het kwaad dat men heimelijk bedreef, nederig opbiecht en voor zijn abt niet verborgen houdt.” Over de abt zegt Benedictus dat hij veeleer ten dienste moet staan dan aan het hoofd staan. De monniken moeten nederig opbiechten, maar ook de abt moet nederig zijn. De nederige mens beseft zijn tekort en durft dit ook uitspreken. Benedictus citeert in de vijfde trap uit psalm 32. Deze psalm is één van de voorgeschreven lezingen voor vandaag.

Het intrigeerde me waarom deze psalm gekozen is als bezinning bij het evangelie. Psalm 32 is de tweede boetepsalm en heeft de bekentenis van schuld als thema. De evangelielezing vertelt de genezing van een man met huidvraat. De man smeekt Jezus om hulp en zegt, terwijl hij op zijn knieën valt: “Als U wilt, kunt U mij rein maken.” De aandoening die genezen wordt is erg fysiek, psalm 32 gaat over het bekennen van schuld. Een fysieke aandoening is duidelijk zichtbaar, zeker als het een zware vorm van eczeem is. Maar er zijn ook meer verborgen kwalen. Er zijn persoonlijke, familiale en sociale problemen die maar duidelijk worden als je ze uitspreekt. Ik vermoed dat psalm 32 werd gekozen om ons erop te wijzen dat deze kwalen moeilijker te genezen zijn dan de kwalen van het lichaam. Het genezingsproces kan een heel moeilijk parcours zijn met fazen van ontkenning, woede, onderhandelen, depressie om na veel strijd tot aanvaarding te komen. Deze fazen komen uit het werk van Elisabeth Kübler-Ross, een Zwitsers-Amerikaans psychiater. Deze fazen waren voor mij een leeswijzer voor psalm 32.

Laten we nu eerst luisteren naar de genezing van de man met huidvraat.

Mc 1, 40-45

Er kwam iemand naar hem toe die aan huidvraat leed; hij smeekte hem om hulp en zei, terwijl hij op zijn knieën viel: ‘Als u wilt, kunt u mij rein maken.’ Jezus kreeg medelijden, stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein.’ En meteen verdween zijn huidvraat en hij was rein. Jezus stuurde hem weg met de ernstige waarschuwing: ‘Denk erom dat u tegen niemand iets zegt, maar ga u aan de priester laten zien en breng het reinigingsoffer dat Mozes heeft voorgeschreven, als getuigenis voor de mensen.’ Maar toen de man vertrokken was, ging hij overal breeduit rondvertellen wat er gebeurd was, met als gevolg dat Jezus niet langer openlijk in een stad kon verschijnen, maar op eenzame plaatsen buiten de steden moest blijven. Toch bleven de mensen van alle kanten naar hem toe komen.

Lied 573 “Hij die de blinden weer liet zien”

Psalm 32

Van David, een kunstig lied.
1 Gelukkig de mens van wie de ontrouw wordt vergeven,
van wie de zonden worden bedekt.
2 Gelukkig als de HEER zijn schuld niet telt,
als in zijn geest geen spoor van bedrog is.
3 Zolang ik zweeg, teerden mijn botten weg,
kreunend leed ik, de hele dag.
4 Zwaar drukte uw hand op mij, dag en nacht,
mijn kracht smolt weg als in de zomerhitte.
5 Toen beleed ik u mijn zonde,
ik dekte mijn schuld niet toe,
ik zei: ‘Ik beken de HEER mijn ontrouw’ –
en u vergaf mij mijn zonde, mijn schuld.
6 Laten uw getrouwen dus tot u bidden
als zij in zichzelf een zonde vinden.
Stormt dan een vloed van water aan,
die zal hen niet bereiken.
7 Bij u ben ik veilig, u behoedt mij in de nood
en omringt mij met gejuich van bevrijding.
8 ‘Ik geef inzicht en wijs de weg die je moet gaan.
Ik geef raad, op jou rust mijn oog.
9 Wees niet redeloos als paarden of ezels
die met bit en toom worden bedwongen,
dan zal geen kwaad je treffen.’
10 Een slecht mens heeft veel leed te verduren,
maar wie op de HEER vertrouwt wordt met liefde omringd.
11 Verheug u in de HEER, rechtvaardigen, en juich,
zing het uit, allen die oprecht zijn van hart.

Preek

De nieuwe Bijbelvertaling noemt de psalm een kunstig lied. Andere vertalers en commentatoren noemen het een leerdicht. Vers 8 “‘Ik geef inzicht en wijs de weg die je moet gaan” geeft dit duidelijk aan.

De psalm begint met twee zaligsprekingen zoals we die kennen uit de Bergrede. Het zijn geen vaststellingen, maar aansporingen. Wie vergeving heeft gekregen, kan opnieuw beginnen. De vergeving wordt drie maal genoemd. “De ontrouw wordt vergeven”. Ontrouw wordt ook vertaald als falen. Wie ontrouw aan zijn opdracht wordt, faalt. Het falen, het afdwalen van het rechte pad wordt vergeven. Zonden worden bedekt en schuld wordt niet meer geteld. Wel moet er ook een inwendige bekering zijn.

In de twee volgende verzen wordt de ontreddering geschetst. De psalmist beschrijft de ontreddering met sterke beelden. Hij zwijgt, hij ontkent, maar dat vreet aan hem. Hiervoor gebruikt hij het beeld van de wegterende botten. Hij kreunt, hij probeert zich te rechtvaardigen, maar dat lukt niet. Zijn schuldbewustzijn drukt hem terneer. Hij beschrijft dit als de hand van God die op hem drukt. Zijn schuldbewustzijn is als de brandende zon die het merg van zijn beenderen doet verdrogen.

Tegenover de vergeving die driemaal werd uitgesproken in de zaligsprekingen, staat driemaal een bekentenis. Driemaal vergeving, driemaal bekentenis, een mooie symmetrische opbouw. De psalmist zegt dat hij zijn zonde beleed, zijn schuld niet toedekte en zijn ontrouw bekende.
De les uit het voorgaande wordt als aanbeveling geformuleerd. De bekentenis bevrijdt. Wie bekent zal niet ten onder gaan in de watervloed.

In de volgende verzen zien we duidelijk dat de psalm een leerdicht is. “Ik geef inzicht en wijs de weg die je moet gaan” kunnen nog de woorden van de psalmist zijn. “Ik geef raad, op jou rust mijn oog” zijn de woorden van God.
De raad wordt verduidelijkt door een tegenstelling. Je moet inzicht nastreven, je mag niet redeloos zijn zoals paarden en ezels. Deze dieren moeten in toom gehouden worden. De mens kan de richtlijnen die in deze psalm gegeven worden overwegen en ze in zijn leven toepassen.
Het slot is een echo van de zaligsprekingen die we in het begin van de psalm hoorden.

Gaat het in de psalm nu alleen maar over persoonlijke schuld? “Gelukkig de mens van wie de ontrouw wordt vergeven.” Chouraqui vertaalt ontrouw door falen. Dit falen kan een persoonlijk falen zijn, maar kan ook een maatschappelijk falen zijn. Falen we niet vaak in het gezamenlijk opkomen voor een betere wereld? Zijn we genoeg bekommerd om de armoede bij ons en in de wereld? Willen we onze levensstijl bijsturen om de klimaatverandering niet te laten ontsporen? In Laudato si spoort paus Franciscus aan om zowel naar de kreet van de aarde als naar de kreet van de armen te luisteren. Het verwaarlozen van de armen en de natuur heeft direct verband met onze verslaving aan rijkdom, comfort en energie. We vertonen hier echt het gedragspatroon van de verslaafde. De verslaafde ontkent, hij reageert geprikkeld, hij minimaliseert en belooft er wel eens iets aan te doen als het echt erger zou worden, hij stelt kleine correcties voor om verder te kunnen doen zoals hij bezig is, soms vervalt hij in fatalisme “er is toch niets aan te doen”. Verslaafden merken niet dat hun familie, vriendenkring en professionele omgeving lijdt onder hun verslaving. Ze denken dat de verslaving iets strikt individueels is. Is dit ook niet van toepassing op onze verslaving aan rijkdom, comfort en energie?

Wie eerlijk probeert te zijn voelt de druk van deze grote maatschappelijke problemen. De psalmist zou zeggen “Zwaar drukte uw hand op mij, dag en nacht.” Moeten wij dan ook niet zeggen “Ik beken de HEER mijn falen”? We hebben al te lang gezwegen. We moeten onze verslaving onder ogen durven zien, ze uitspreken en een ommekeer inzetten. Dit kan een leidraad zijn voor de vasten die woensdag begint.

Muziek: Lassus, psalm 32
149 Oergebaar
Tafelgebed: 153 “Verschenen is de mildheid”
Communie
Muziek: Bach, Aria uit de Goldberg variaties
Slotlied: 516 “Gij die voor alle mensen”
Slotgebed: psalm 32

------