------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





26 november 2017: Laatste zondag

         Wie is waardig de boekrol te openen?

                                          (Openbaring 4, 1-11/ 5, 1-10)

Marcel Braekers, o.p.

Openingszang 803: “Hoe is uw naam?"

Begroeting


Vandaag is het de laatste zondag van het kerkelijke jaar en viert de Kerk het feest van Christus als centrum van alle leven. In een triomfantelijke tijd sprak men over het feest van Christus koning (Christus vincit, Christus regnat, Christus imperat), vandaag zouden we eerder zeggen: ‘Christus als dienaar van allen’ of ‘Christus als bron van liefde en kracht’. De voorstelling die we ons van Hem maken is voortdurend in evolutie, afhankelijk van wat we persoonlijk meemaken, maar ook ge- en vertekend door de tijdsgeest die we inademen.

Gekomen aan het einde van een jaar bezinnen, zingen en vieren is het zinvol om om te kijken en zich opnieuw de vraag te stellen: ‘Wie zeg ik dat Hij is?’ En ook omgekeerd: ‘wat zegt Hij over mij?’ Zou die Jezus van Nazareth niet hevig zijn geschrokken indien Hij geweten had dat zoveel eeuwen later over Hem als de Pantokrator zou gesproken worden, de koning van het heelal? Reeds in de teksten van het Nieuwe Testament lees je hoe Jezus alle aandacht en verering voor zijn persoon afwijst, omdat het voor Hem enkel om God gaat.
Christenen hebben dit dikwijls vergeten, omdat ze concurrerend hun geloof tegenover andere godsdiensten plaatsten en het als enige zaligmakende weg gingen zien. Sommigen gingen zo ver in hun verheerlijking van Jezus dat ze zijn lichamelijke identiteit slechts als een schijngestalte beschouwden om zo zijn goddelijkheid nog scherper te laten uitkomen. Maar altijd keerde de Kerk terug naar haar idee van incarnatie: God die zich openbaart in een mens en daardoor is ons geloof altijd onzuiver. Menselijkheid die doordrenkt is van het goddelijke, God die zich als kwetsbare en gekwetste menselijkheid toont. Altijd is er die vermenging en daarmee ook iets van het onzuivere en alledaagse. Dat maakt ook de schoonheid uit van ons geloof.
Maar de vraag keert terug: Waar staan wij in dat brede perspectief? Is ons geloof een soort keuze vanuit gewoonte of speelt daarin de persoon van Jezus een bijzondere rol?

Lied 537: “Zing van de Vader”

Gebed

Niet eenzaam
Hebt Gij ons geschapen,
Maar als een tegenover
Voor elkaar,
Om elkaar te hoeden,
Om samen vruchtbaar te zijn,
De aarde te vervullen
Van goedertierenheid
En elkaar te geleiden
Naar het land van uw vrede. ..
Laat dan toch Hij
Die ons als broeder
Is gegeven,
Onze herder en gids zijn. (S. de Vries)

Inleiding op de lezing

We horen zo dadelijk een stuk uit het laatste boek van de Bijbel, het boek van de Openbaring. De evangelist Johannes leeft in ballingschap, misschien op het eiland Patmos. Hij herinnert zich de liturgie die in de tempel werd gevierd, hij herinnert zich het beeld van de profeet Ezechiël over de vier dieren, de 24 oudsten, en kijkend over die mooie Egeïsche zee beschrijft hij hoe vóór de troon een zee van kristal ziet. Johannes haalt alles uit de kast om zijn mystieke gevoel onder woorden te brengen. ‘Een deur in de hemel stond open’ schrijft hij en dan vertelt hij alles wat hij daarbinnen zag.

Het stuk dat u zult horen bestaat uit twee delen. In het eerste deel waan je je in een grootse orthodoxe liturgie en is het best dat je je gewoon laat meedrijven met de beelden. In het tweede deel komt plots een belangrijke vraag aan bod. Een engel verschijnt met een boekrol, het boek van het leven. Maar wie is in staat om het boek te openen en ons te tonen waar het in de werkelijkheid om gaat?

Openbaring 4, 1 – 11
Lied 576: “Al wat een mens te kennen zoekt”, 1 – 2
Openbaring 5, 1 – 10
Lied 576, “Al wat een mens te kennen zoekt”, 3 - 5


Homilie

Indien ik nog ooit een boek zal of zou schrijven dan weet ik dat ik zal beginnen met deze passage uit het boek van de Openbaring. In één beeld toont Johannes waar het om gaat. Niemand is in staat de boekrol te openen. Johannes drukt zo zijn overtuiging uit, zijn scepsis ook tegenover alle beter weten in. Hij heeft veel gezien, gelezen en nagedacht maar nergens vond hij een oplossing. En hij begint te wenen om de mislukking.

Maar dan verschijnt het lam dat de boekrol openbreekt en volgen een reeks van blije en tragische taferelen. Alleen Christus, hier voorgesteld als lam, is in staat het geheim dat over het leven hangt te ontsluieren en ons een perspectief te bieden, suggereert Johannes.

Dat intrigeert mij, want in mijn kwaliteitskrant staan elke dag vrije tribunes over de grote levensvragen en worden mij elke keer ook de oplossingen aangereikt. Maar ik ben al even sceptisch als Johannes. Wat had hij wel gezien? Wat is er zo bijzonder aan deze Christusfiguur dat alleen Hij het zegel kan verbreken? En welk gevoel geeft dit aan zijn volgelingen: moeten we voortaan neerkijken op al de anderen die geen aanhanger van Hem zijn? Indien we belijden dat die Jezus de unieke gestalte van God is, hoe moet ik dan die uniciteit begrijpen: exclusief of inclusief?

Al deze vragen worden voor mij des te sterker als je beseft dat het Jezus geen enkel moment om Hem zelf ging, maar om God en de komst van Gods rijk tussen mensen. Alle persoonsverering tijdens zijn leven en na zijn dood lopen het risico te ontsporen. Ook andere godsdiensten getuigen van Gods grootheid en dienen met respect te worden aangenomen. En toch kies ik bewust ervoor om binnen dat grote pantheon van godsdiensten en in oppositie tegen allerlei ideologieën en filosofische systemen christen te zijn. Ik stem dus met Johannes in dat alleen het lam in staat is de boekrol te openen. Waarom?

Om te verduidelijken wat ik bedoel verwijs ik graag naar de apostel Paulus. Paulus noemt Jezus die hij nooit heeft gezien de Messias om twee redenen: omdat Hij pleitte voor een wereld zonder scheidsmuren en omdat Hij is opgestaan.
Een wereld zonder scheidsmuren waar Joden en Grieken, mannen en vrouwen, rijken en armen samen aan één tafel zitten. Heel het Nieuwe Testament is doordrenkt van deze sociaal-religieuze gedachte. Alle parabels, leerwoorden en wonderverhalen willen vorm geven aan deze droom. Johannes drukt het in het boek van de Openbaring ook met een beeld uit: ‘Ik zag het nieuwe Jeruzalem met 12 poorten die allemaal open stonden zodat alle volken er konden binnengaan.’ De idee dat onze wereld een grote tafel is waaraan ieder kan aanzitten is van een bijzondere kracht en is een kritiek op allerlei vormen van uitsluiting.

En Paulus noemt Jezus de Messias om een tweede reden: die Jezus is uit de dood opgestaan. De wereld zonder scheidsmuren is mogelijk, omdat de verrijzenis als gebaar van God aan alle vervreemding een einde maakt. Jezus heeft de dood overwonnen, aldus Paulus, niet alleen toen God Hem na zijn overlijden tot leven bracht, maar omdat Hij in het leven hier en nu een spoor van licht toonde waarnaar we altijd en overal kunnen terugkeren: het spoor van een door liefde en kracht bezeten God.

De twee aspecten vormen tezamen de kern van ons geloof en ze zijn de gestalte van wat wij met dat moeilijke woord ‘incarnatie’ bedoelen. God werd mens, het goddelijke en menselijke roepen elkaar voortdurend wederzijds op. Samen zitten rond die éne tafel, mystiek lichaam zijn met bijzondere aandacht voor de zwakste ledematen, en tegelijk buigen voor die Oneindige, Liefdevolle Andere, daar draait heel ons geloof rond. Het is tegelijk een utopische droom maar ook kritiek en oppositie tegen alles wat deze wereld te bieden heeft. Toen het lam de boekrol had geopend kreeg Johannes zowel beelden van hemelse vrede als visioenen van verschrikking. Dat is de realiteit waar we in staan en waarin we worden opgeroepen om beeld van God te zijn. Vandaag, op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar, worden we aangesproken om in onze eigen woorden te zeggen of te zingen wie die Jezus voor ons is.

Groot dankgebed 150
Na de communie 548: “Nu nog met halve woorden”
Bezinning: ‘Beeld en gelijkenis’ in H. Oosterhuis, Vriend voor het leven, p. 263


Maandelijkse voorbede van de Wereldgroep

Jullie zullen het ook wel gehoord hebben: “Het dodental van de aanslag van vrijdag op een moskee in Bir al-Abed, in het noorden van de Sinai is gestegen naar 305, onder wie 27 kinderen. De aanslag is nog niet opgeëist, maar is wellicht het werk van IS. Het Egyptische leger is begonnen met een vergeldingsactie.” De getroffen gelovigen waren soefis.

Wereldleiders onder wie ook paus Franciscus hebben hun afkeuring uitgesproken en delen in de smart van de getroffen families. Er klonk ook veel gespierde taal over represailles van de presidenten van Egypte en de Verenigde Staten.

Uiteindelijk kan je geweld niet uitroeien met geweld. Uit medeleven met de getroffenen, wil ik een gebed lezen uit de soefi traditie: het gebed "Khatoem". Het vraagt om licht voor onze ziel, om inzicht in ons bestaan en het vraagt hulp van de goddelijke goedheid om uit te stijgen boven alle scheidslijnen die de mensheid verdelen.

Khatoem
O Gij, die de volmaaktheid zijt
van liefde, harmonie en schoonheid,
Heer van hemel en aarde,
open ons hart,
opdat wij Uw stem mogen horen die voortdurend van binnenuit komt.
Ontsluit ons Uw goddelijk licht, dat in onze ziel is verborgen,
opdat wij het leven beter mogen kennen en begrijpen.
Allergenadigste en barmhartige God,
schenk ons Uw grote goedheid,
leer ons Uw liefdevol vergeven,
hef ons op boven alle onderscheid en verschil dat de mensheid verdeelt.
Zend ons de vrede van Uw goddelijke Geest
en verenig ons allen in Uw volmaakte wezen.
Amen

------