------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





8 oktober 2017: 27e zondag

     De wijngaard van de Heer (Mt 21, 33-46)

Geert Craps

Om te beginnen: 104 “Openingswoord” (“Gezegend dit uur”)

Inleiding


Een aantal weken geleden deed Jef hier een oproep om actie te ondernemen in de kwestie van het euthanasiedebat tussen de Belgische Broeders van Liefde versus hun centrale leiding. Voor mij was die vraag extreem dichtbij: toen we met het koor zijn gaan zingen in Sint-Kamillus Bierbeek op tweede paasdag, had ik met een man gesproken die bij de Broeders van Liefde geïnterneerd is, en die heel expliciet, ook in de media, om euthanasie heeft gevraagd, omdat hij zijn psychiatrische aandoening als een vorm van ondraaglijk lijden beschouwt. De vraag die we enkele weken geleden als Filosofenfontein stelden was dat er een open dialoog zou worden gehouden tussen de betrokken partijen.

Vorige week hebben we voor het eerst de nieuwe tekst van het Onze Vader gezongen. Naast de verhelderende bezinning die Marcel toen heeft gegeven over de tekst, stelt die aanpassing die we doen, ook indirect de vraag naar onze relatie tot de catholica in Vlaanderen: in hoeverre voelen we ons daarmee verbonden? Dat niet de eenheid van de gebedsvorm in het Nederlandse taalgebied, maar de theologisch en filologisch meer verantwoorde vertaling "beproeving" in plaats van "bekoring" centraal werd gezet als argument om de nieuwe vertaling te gebruiken, lijkt me tekenend voor onze gemeenschap.

Los van de specifieke overwegingen en resultaten van die twee concrete gevallen, geeft het loutere feit dat we dit als gemeenschap belangrijk vinden - namelijk dat we actief, als kleine, maar zelfbewuste en actieve gemeenschap, willen deelnemen aan debatten in de grotere kerk, en de specifieke manier waarop we dat doen - een beeld van ons eigen kerkverstaan. Hoe zien we onszelf als gemeenschap functioneren op zichzelf en in de grotere kerk? Het geeft blijk van een houding die niet op zichzelf terugplooit om dat te doen. Ik ben er echt heel blij mee, dat ik deel mag zijn van zo'n gemeenschap.

Hoe verstaan we onszelf als kerkgemeenschap? Wat betekent het om kerk te zijn? Ik merk een erg grote discrepantie tussen het beeld dat hier in filosofenfontein leeft over wat het is om kerkgemeenschap te zijn (we vinden ons in de eerste plaats gemeenschap) en het beeld dat expliciet of impliciet leeft in wat nog overschiet van de katholieke kerk in Vlaanderen (het aspect kerk heeft daar voorrang op het aspect gemeenschap). En dat verschilt weer van het kerkverstaan in de grotere gemeenschap (een bende oubollige sukkels die in de vorige eeuw zijn blijven steken).

Het beeld dat Jezus gebruikt in het evangelie van vandaag is relevant voor die vraag van ons kerkverstaan. De evangelist Mattheus geeft een verhaal dat Jezus vertelde aan de toenmalige kerkleiders, om hen hun situatie te laten inzien. Daar kunnen we misschien dingen uit leren…
Laten wij eerst bidden voor onszelf, met het lied 219, dat wij het visioen indachtig mogen zijn.

Gebed voor onszelf: 219 “Wakend uitzien”

Openingsgebed

Gij hebt onze hand gevraagd
en wij aarzelen.
Gij straalt uw licht over ons uit
en wij verbergen ons
in kilte, in schemer.
Gij hebt U gewaagd
aan onze dood,
maar wij geloven
onze oren niet.
Gij drukt de aarde aan uw hart
tot zij vervuld is
van uw barmhartigheid
maar wij durven zover
niet te denken.

Houd dan toch
aan ons vast
en blijf ons
verwarmen met uw Geest
verwarren met uw liefde
totdat het lied
in ons wil bloeien.
          (Sytze De Vries Bij Gelegenheid)

Acclamatie: 141 “Als het verhaal te samen brengt”

Evangelielezing: Matt. 21, 33-46

'Luister naar een andere gelijkenis. Er was eens een landheer die een wijngaard aanlegde en hem omheinde. Hij groef er een kuis voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Toen verpachtte hij hem aan wijnbouwers en ging op reis. Tegen de tijd van de druivenoogst stuurde hij zijn knechten naar de wijnbouwers om zijn vruchten in ontvangst te nemen. Maar de wijnbouwers grepen de knechten, ze mishandelden er een, doodden een ander en stenigden een derde. Daarna stuurde de landheer andere knechten, een grotere groep dan eerst, maar met hen deden ze hetzelfde. Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze tot elkaar: "Dat is de erfgenaam! Kom op, laten we hem doden en zo de erfenis opstrijken," en ze grepen hem vast, gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat moet hij dan met de wijnbouwers doen?' Ze antwoordden: 'De onmensen! Laat hij ze op een mensonwaardige manier ombrengen en de wijngaard verpachten aan andere wijnbouwers, die de vruchten wel aan hem afdragen wanneer het daar de tijd voor is.' Daarop zei Jezus tegen hen: 'Hebt u dit nooit in de schriften gelezen:
       "De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden.
        Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien"
Daarom zeg ik u: het koninkrijk van God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen. Wie over die steen struikelt zal gebroken worden, en iedereen op wie die steen valt, zal worden verpletterd.'
Toen de hogepriesters en de Farizeeën zijn gelijkenissen hoorden, begrepen ze dat hij over hen sprak. Ze wilden hem graag gevangen nemen, maar ze waren bang voor de reactie van de volksmassa, daar men hem voor een profeet hield.

Tussenzang: 317 “Die meegaat met mensen”

Bedenkingen bij de lezing


De parabel die Jezus vertelt, is redelijk doorzichtig, ook voor zijn toehoorders. Een eigenaar (God zelf) richt een wijngaard in (Israël) die hij in pacht geeft aan een aantal pachters (de religieuze leiders van Israël). De eigenaar verwacht dat hij over de opbrengst kan beschikken, dus stuurt hij zijn knechten naar de wijngaard (de profeten die Israël gekend heeft). Maar Israël en zijn leiders zijn weerspannig en aanvaarden de vraag van de knechten niet. Ten slotte stuurt de eigenaar zijn zoon naar de wijngaard (Jezus zelf, de "messias"). Ook die accepteert Israël niet, meer nog: de religieuze leiders doden hem.

Mattheus plaatst met zijn verhaal het optreden van Jezus in een bijna messiaans perspectief in deze tekst: Jezus zegt van zichzelf dat hij de Zoon is van de eigenaar van de wijngaard, die verworpen wordt door de leiders van zijn volk. Tegelijk geeft hij een serieuze veeg uit de pan naar het joodse volk en zijn leiders, en laat hen dat ook zelf inzien. Hij voorspelt hen dat het rijk hen ontnomen zal worden, en dat het aan een ander volk gegeven wordt: een toespeling op de jonge christengemeenschappen in Mattheus' tijd. Mattheus drukt het zelfverstaan van de kerk in zijn tijd uit als ware erfgenamen van Gods boodschap.

Impliciet geeft het verhaal ook, precies door het beeld van een wijngaard, aan welke verhoudingen we kunnen zien tussen God (de eigenaar), de gemeenschap van de gelovigen (de wijngaard) en al wie zich als religieuze leider of verantwoordelijke beschouwt van die gemeenschap (de pachters).

God is in het verhaal van Jezus de zorgzame bouwer van zijn gemeenschap. Hij besteedt veel zorg aan de opbouw van zijn wijngaard. Wijnbouw is immers een vrij arbeidsintensieve teelt. Wat is de taak van een pachter in zo een wijngaard?
- De pachter moet zorgen dat er opbrengst is, dat de gemeenschap groeit en bloeit,
   dat de wijngaard vruchten draagt.
- Tegelijk beseft de pachter ook dat hij (of zij) niet zelf de eigenaar is,
   dat de groei en bloei uiteindelijk hem niet toekomt, maar een andere eigenaar heeft.

Iedereen kijkt nu misschien met meewarige ogen naar Marcel, vanuit het idee dat met die pachter hij wel bedoeld zal zijn. Of we denken aan andere religieuze leiders die we kennen, priesters, bisschoppen, de paus in zijn verre Rome. Ik vermoed dat Mattheus verder gaat.

Onze eigen katholieke kerk heeft fundamenteel nagedacht over haar zelfverstaan als kerk vijftig jaar geleden in Vaticanum II. In het conciliedocument Lumen Gentium wordt vanaf het eerste hoofdstuk (en dat is niet toevallig) het beeld geschetst van de Kerk als het gehele godsvolk, elk met zijn eigen talenten en verantwoordelijkheden. De kerk is niet in de eerste plaats een hiërarchie, maar de tempel Gods, het lichaam van Christus, de woonplaats van de Geest zoals die zich manifesteert in de gemeenschap van de gelovigen, de "ecclesia". Dat perspectief staat naast, maar is fundamenteler dan het beeld van de kerk als hiërarchie.

In dat model wordt "kerk" zo de gemeenschap van iedereen die eerlijk begaan is met het lot van deze schepping, met rechtvaardigheid, recht en vrede voor iedereen, de gemeenschap van wie gelooft in de belofte van opstanding. Dat kan gebeuren in een bestaande kerkstructuur, maar dat is niet noodzakelijk: het gaat 'm niet om de structuur, maar om de mensen.
In zo'n ecclesia zijn we allemaal mee vormend voor de gemeenschap, zijn we tegelijk pachter en wijngaard. Verantwoordelijk zijn daarvoor hoeft niet te betekenen dat plots iedereen zich moet gaan gedragen alsof hij de hele gemeenschap moet torsen en begeesteren. Het perspectief op onze kerk als ecclesia, als gemeenschap, en het idee:
- dat we ons eigen functioneren ook zien in het licht van het grotere geheel,
  met aandacht voor groei en ontwikkeling
- dat we tegelijk onze bijdrage niet realiseren om er zelf beter van te worden,
  omdat we uiteindelijk niet eigenaar zijn, maar slechts pachters

Dat dubbele idee van het pachter-zijn in gemeenschap, geeft een bevrijdend zicht op wie we zijn in de kerk. Om terug te komen op de twee voorbeelden van mijn inleiding: het is niet om onze positie ten opzichte van de gevestigde kerk in Vlaanderen te bepalen dat die voorbeelden belangrijk waren, maar omdat we daarmee hebben bijgedragen tot het vormen van de ecclesia, de gemeenschap van al wie echt begaan is met leven in overvloed. Het perspectief van de ecclesia bevrijdt ons van het krampachtig willen positioneren ten opzichte van wat we als "de kerk in Vlaanderen" beschrijven: het stelt ons in staat positie te nemen in de gemeenschap van het godsvolk.

Marcel stelde mij bij het voorbereiden van deze viering de intrigerende vraag (ik parafraseer): allemaal goed en wel, maar er zijn wel degelijk ook formele leiders in een gemeenschap (en die zijn wellicht nodig): wat moet er dan daarmee? (nu kijken we meewarig naar Marcel én Jef vrees ik…). Ver van mij om hier een uitgewerkt kerkmodel te geven, alleen dit: zou het een mogelijkheid zijn dat ook wie formeel de leiding op zich neemt, het perspectief van de ecclesia als richtinggevend ziet, meer dan het bewaken van het voortbestaan van het instituut (in welke vorm dan ook)?

Wat er ook van zij: net zoals in Mattheus' tijd zit in dit perspectief ook iets controversieels, iets tegendraads. Het perspectief kan voor sommigen als een bedreiging worden gezien, maar deze manier van denken haalt ook ons, de doorsnee gelovige, uit het comfort van de hiërarchische kerkopvatting. Dat controversiële voelde Jezus zelf ook, toen hij zichzelf vergeleek met de verworpen steen uit de psalmen, die hoeksteen is geworden. Laten we voor elkaar wensen dat we allemaal solide bouwstenen mogen zijn van de ecclesia.

Offerande + lied 149
Muziek: Purcell – Fantazia for viols nr. 9 a minor (track 6)
Groot dankgebed 152
Communie
Muziek: De Morales – Sanctus uit Missa Mille Regretz (track 4)
Communielied: 560 “Geen weg is te lang”
Slotbezinning: Psalm 80 (Huub Oosterhuis 150 psalmen vrij)

Herder van heel de aarde hoor
Gij die ons bijeenhoudt en aanvoert
Verschijn ons, wees onze Zichtbare.
Laat onze ogen uw overwicht zien.
Ga voort ons te bevrijden.

Laat nu het keerpunt zijn
Dat wij zoeken uw ogen
Dat Gij zoekt ons gezicht.

Gij, van de engelenlegioenen:
Wendt Gij u af, beledigd,
Schuilt Gij weg in wolken en nevel?

Tranenbrood heb ik gegeten
Bekers tranen gedronken

Vijanden lachen ons uit
De Buurt heeft het ook wel gehad

Laat nu het keerpunt zijn:
Dat wij zoeken uw ogen,
Dat Gij zoekt ons gezicht.

Er was in Egypte een wijnstok.
Die hebt Gij uitgegraven
met eigen hand.
Andere volkeren hebt Gij verdreven
om hem te planten hier.

Gij hebt voor hem de bodem gekneed
dat hij wortel kon schieten
en bloeien overal heen.
Zijn schaduw valt over de bergen
zijn ranken omranken de ceders
zijn takken halen de Blauwe Zee
zijn twijgen de Grote Rivier.

Waarom werd zijn omheining vernield?
Dat ieder die langskomt hem plundert
wilde zwijnen hem vreten?

Laat nu het keerpunt zijn:
dat wij zoeken uw ogen
dat Gij zoekt ons gezicht.

Zie neer uit de hemel en doe iets
dat uw wijnstok herleve,
het stekje dat Gij geplant hebt
dat Gij als uw kind hebt gekoesterd…
Ga voort ons te bevrijden

Laat nu het keerpunt zijn:
Dat wij zoeken uw ogen,
Dat Gij zoekt ons gezicht.

Mededelingen en zegen

------