------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





10 september 2017: 23e zondag

                 Vriend voor het leven

Jacques Perquy

Zang 765: "Wie anders zou de hemel dragen" nr 001

Verwelkoming


In de vorige viering waarin ik ben voorgegaan, had ik aangegeven dat ik moeite heb met een schuldbelijdenis bij het begin van een viering. Marcel zei me dat ik daar niet alleen in ben en verwees me naar een boek van zijn ex-medebroeder Jacques Pohier. Deze schrijft in zijn boek God in fragmenten hierover dat we bij een vriendenfeest toch ook niet binnenkomen en onszelf beschuldigen. Wat mij in zijn betoog heeft geraakt is dat hij de eucharistieviering met een ontmoeting met vrienden vergelijkt. Hiermee kreeg het thema van deze viering vorm: vriendschap en verbondenheid onder elkaar en God als vriend voor het leven. "Geen knechten, vrienden noem ik u," zingen we in lied 581

Lied 581: "Zoals ikzelf gezonden ben"

Inleiding op de lezing

De lezing van vandaag is een vervolg in de vorming die Jezus aan zijn leerlingen geeft in het perspectief van zijn naderend einde. Vorige week ging het over wat het betekent Jezus’ volgeling te zijn voor elk van ons en welke de consequenties ervan zijn. Vandaag gaat de aandacht naar de groep: hoe moet een geloofsgemeenschap leven? Matteüs is klaarblijkelijk de enige die het heeft over de ‘ecclesia’ en hoe die moet worden georganiseerd. Uiteraard is er vaak terechte kritiek op wat de Kerk daadwerkelijk is geworden. Toch kunnen we er niet om heen, dat gemeenschap vormen van wezenlijk belang is, om Jezus’ woorden over het rijk Gods te helpen verwezenlijken.
De korte lezing houdt enkele fragmenten in van wat ons hierin kan helpen. Die komen een beetje vreemd genoeg tussen twee parabels van het afgedwaalde schaap en voor die van de onbarmhartige schuldeiser.

Zang: “Leven gedeeld” nr 141 (acclamatie)

Lezing: Matteüs 18, 15 - 20

15 Als één van je broeders of zusters tegen je zondigt, moet je die daarover onder vier ogen spreken. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen. 16 Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen. 17 Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de Kerk. Wil hij ook naar de Kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar. 18 Voorwaar, Ik zeg u: wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn. 19 Eveneens zeg ik u: wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen - het moge zijn van het wil - zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is. 20 Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.

Homilie

Zoals dikwijls valt in de tekst niet uit te maken, welke de woorden zijn van Jezus, voor leerlingen die bij Hem zijn, dan wel die van Matteüs bedoeld voor de liturgie in zijn gemeente. We gaan er wel van uit, dat ze ons kunnen aanspreken.
En dat doen ze, voor wat mij betreft, omdat ze aangeven dat geen enkele groep, gemeenschap of organisatie werkzaam kan zijn, indien er geen goede balans is tussen wat een groep nastreeft en goede menselijke verhoudingen. En deze veronderstellen o.m. regels en procedures zoals er ook hier worden vooropgesteld in geval van conflict of meningsverschil.
In tegenstelling met de strenge regels van de gemeenschap in Qumram, wordt aan de wie zondigt meerdere kansen gegeven. Een individueel gesprek de ‘broederlijke vermaning’), één met getuigen erbij en pas dan een confrontatie met de ganse gemeenschap. Het gaat dan wel om ernstige meningsverschillen over geloofskwesties (niet over hoe luid het orgel mag spelen). Op dit punt is de Nederlandse tekst wat misleidend: “Als één van je broeders of zusters tegen je zondigt, moet je die daarover onder vier ogen spreken.” Bij de lezing ervan vroeg ik mij af, wie is de ‘je’ waartegen gezondigd wordt: gaat het om een andere leerling of geloofsgenoot, dan wel om een kerkleider? In de Franstalige oecumenische vertaling staat enkel: “Als één van je broeders of zusters zondigt”. Wanneer je de Bijbelse betekenis van zonde hanteert nl. dat iemand afwijkt of ingaat tegen Gods heilsplan, krijg je wel een andere interpretatie van de tekst.

Ik ga niet verder in op de tekst van vandaag als zodanig, maar op het thema van de menselijke verhoudingen in een geloofsgemeenschap. Ik baseer mij hiervoor op het boek Jésus: Approche historique van de Spaanse theoloog Pagola. Hij beschrijft op basis van meer bronnen hoe Jezus met zijn leerlingen omging in die twee jaar dat ze samen optrokken.
Het uitgangspunt is dat Jezus weet dat zijn werk om het rijk Gods te vestigen niet door één prediker zal worden bewerkstelligd. Daarom heeft Hij zich omringd met vrienden (‘compagnon’ betekent ‘iemand met wie je brood deelt’…).

Pagola heeft het over een ‘nieuwe familie’. Geen sekte zoals die van Qumram: een gemeenschap van uitverkorenen, afgezonderd van de wereld, met strakke regels en hiërarchisch georganiseerd.

Zo heeft Jezus zich de familie voorgesteld van hen die met Hem op weg gaan: een groep van broers en zussen, die in zijn voetstappen treden om zelf het rijk Gods aan te nemen en ervan te getuigen. Hij zoekt geen briljante geesten of handige leiders, maar leerlingen die de bevrijdende nabijheid van God willen verkondigen. Hij zoekt leerlingen, die andere mensen die gekwetst of ziek zijn, kunnen helen. Zo kunnen zij helpen om de wereld stukje bij beetje te verbeteren. Mannen en vrouwen die zoals Hij willen leven in dienstbaarheid van de onterfden. (p.304)
Allen zijn gelijk, mannen en vrouwen, geen hiërarchie, geen vaders, tenzij Hij die in de hemel is. Allen hebben rechtstreeks toegang tot Jezus en tot hun goddelijke Vader”. (p.302)
Hij wil geen strikten in de leer. Hij wil dat ze tafel delen met buitenstaanders.
Een laatste eigenschap die Jezus aan de groep bijbrengt is de vreugde, zoals die heerst bij een bruiloft. Vooral door maaltijd te vieren. Hij leert hen zich te verheugen over de terugkeer van wie verloren was. (p.307)

In welke mate dit beeld van toepassing is op onze geloofsgemeenschap is voer voor eigen reflectie en voor het kerkberaad. Zelf wil ik hierover het volgende kwijt: de zeldzame keren dat onze dochters aan een viering deelnemen, zeggen ze steevast dat ze de samenhorigheid voelen van onze kapelgemeenschap. Zo ervaar ik het zelf ook: de warmte en betrokkenheid voor, tijdens en na de vieringen; hier wordt leven gedeeld, de grote samenhang van het koor in zijn inzet voor de kapel, de dienstbaarheid van velen in het onthalen van nieuwe kerkgangers en het zorgen voor bruiloftsvreugde bij hoog- en feestdagen, de grote openheid om gezamenlijk te groeien in geloof in het leerhuis, de nabijheid van velen bij uitvaarten van leden van de kapel. Het begrip ‘een tweede familie’ klinkt mij heel vertrouwd wanneer we het over Filosofenfontein hebben. Voor zoveel zegeningen past het om met volle registers een Alleluja aan te heffen.

Zang: "Alleluja" nr 130

Offergang:

Richten we onze aandacht en onze gebeden naar buiten onze kring: de velen in de wereld die nu lijden onder natuurgeweld of onder geweld van mensen. We bidden ook voor geliefde uit onze onmiddellijke omgeving.

Muziek: Amorroma nr 12
Tafelgebed : “Gij, de grond van ons vertrouwen” Nr 159
Onze Vader


Communielied: “Treaty” van Leonard Cohen

                Verdrag  
Ik zag hoe je water in wijn veranderde
ik zag ook hoe je de wijn opnieuw in water veranderde.
Ik zit iedere avond met jou aan tafel,
ik tracht vruchteloos hoogte van jou te krijgen.

Ik wou dat we een verdrag konden sluiten
het doet er niet toe wie deze bloedige heuvel verovert
ik ben altijd boos en altijd moe
ik zou willen dat er een verdrag was, ik wou dat er een verdrag was
tussen jouw liefde en de mijne

Ah, ze dansen in de straten; 't is feest
we verkochten onszelf voor liefde maar nu zijn we vrij.
Het spijt me zo dat ik van jou een spookbeeld heb gemaakt,
slechts één van ons was echt en dat was ik.

Sinds jij weg bent heb ik geen woord gezegd
dat om het even welke leugenaar ook kon gezegd hebben.
Ik kan gewoon niet geloven dat ik mijn evenwicht terugvind,
jij was de grond onder mijn voeten, mijn rots in de branding,
jij was mijn antenne.

Ah, de velden schreeuwen het uit- 't is feest
we verkochten onszelf voor liefde maar nu zijn we vrij.
Het spijt me zo dat ik van jou een spookbeeld heb gemaakt,
slechts één van ons was echt en dat was ik.

Ik hoorde dat zijn zonde de slang met verstomming sloeg,
hij schudde zijn vel af om de slang in zich te vinden
maar opnieuw geboren ben je geboren zonder huid
het gif kruipt overal binnen.

en ik wou dat we een verdrag konden sluiten
het is me om 't even wie deze bloedige heuvel verovert
ik ben altijd boos en altijd moe
ik wou dat er een verdrag was, ik wou dat er een verdrag was
tussen jouw liefde en de mijne.
                                               (vert. Hugo Verherstraeten)

U hoorde één van de laatste liederen van Leonard Cohen, die als rechtgeaarde jood, zich afzet tegen God maar ermee in gesprek blijft. Het ging over het verdrag tussen God en mens.

Slotgebed

Volgens Mozes, Meister Eckhart én Marcel mogen we ons geen beeld van God vormen. Maar mijn zelfverloochening is nog niet zo ontwikkeld. Ik las ergens dat er evenveel godenbeelden zijn als er mensen zijn. Zelf vind ik troost in het beeld dat Oosterhuis hanteert van ‘God als vriend voor het leven’. Een vriend die mij aanvaardt zoals ik ben en die het beste in mij naar boven haalt.
God beschouwen als vriend voor het leven is misschien niet ’zo’ vergezocht. Als Jezus zoveel aandacht besteedde aan vriendschap en verbondenheid onder zijn leerlingen, brengt Hij daarin misschien ook beeld en gelijkenis van God? Zijn verbond mét mensen is er toch ook een van verbond ’tussen’ mensen.

Psalm 118

Dank aan Hem, Hij is goed.
Hij is vriend voor het leven.

Ik was wanhopig, ik riep
jij daar, en Hij gaf antwoord.
Ik ademde op, als nooit eerder
ik was niet bang meer, voor niemand.

Beter te schuilen bij Hem
dan te vertrouwen op mensen.
Beter te hopen op Hem
dan te vertrouwen op macht.
(...)
Open uw deuren voor mij
ik die hard ben geslagen
wil dank zeggen dat ik nog leef
ik wil niet dood, ik zal leven.

De steen die geen metselaar
kon gebruiken, werd hoeksteen.
Zo is het geschied van godswege ¬
begrijpen zal ik het nooit.

Dit is de dag die moest komen
hoog tij, zonovergoten
dag van bevrijding en opstaan
dag van zingen en dank.
Dank aan Hem, Hij is goed.
Hij is vriend voor het leven.
                                      (150 Psalmen vrij van Huub Oosterhuis)

Slotlied: "In ’t laatste van de dagen zal het zijn", nr 393

------