------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





18 juni 2017:

                 Als gezondenen

Kris Gelaude

Begroeting


Moge het licht van deze morgen ons dankbaar stemmen en ons hart en onze ogen openen voor iedere mens op onze weg.
Moge dit uur van samenzijn, een uur zijn van genade en van zegening, vanwege hem die is, Vader, Zoon en H. Geest.

Lied 115: “Bidden wij over dit huis”

Inleiding


Een zeer goede vriendin, zuster missionaris, had 30 jaar gewerkt als vroedvrouw in Congo. Daarna, terug in België stond ze als verpleegster in voor de zorg van de zieke zusters van de eigen congregatie. Zij was een heel moedige vrouw, met grote deskundigheid en een gezonde, kritische geest. Toen ze zelf de diagnose kreeg van een ver gevorderde kanker, koos ze ervoor om geen behandeling meer te beginnen. Ze wou daar heel waardig en sereen mee omgaan. Wat haar overkwam hoorde simpelweg bij haar leven. En het was goed geweest.
Toch was er iets waar ze het wel moeilijk mee had. Ze worstelde met vragen over de plaats en de toekomst van de missionaris als dusdanig. Zij zag hoe de gemeenschap aan het uitsterven was. Zij worstelde met twijfels over de missionering zelf. En met de gedachte dat binnen afzienbare tijd van dat soort roeping en het idealisme dat zovelen van hen gedreven had, misschien niets meer zou overblijven.

Zulke treurnis is zeer begrijpelijk, als dat waar je je hele leven aan gewijd hebt zijn uitstraling, zijn kracht en perspectief lijkt te verliezen. Of wanneer de gemeenschap nog amper kan worden recht gehouden. Het is iets waar omzeggens alle religieuzen vandaag mee geconfronteerd worden en wat velen van hen onvermijdelijk als een pijnlijk verlies ervaren.
Je kan dit zien als de teloorgang van een eeuwenoude, religieuze dynamiek en van kostbare, misschien zelfs onvervangbare instellingen. Of dit beschouwen als tekenen van kerkelijk verval. Toch houdt die realiteit ook een uitdaging in om, vanuit geloof en vertrouwen te zoeken naar het nieuwe, dat aan het oude kan ontluiken.

Laten we daarom dan zingen "Lied aangewaaid", denkend aan al diegenen die ons inspirerend en bezielend zijn voorgegaan, met een leven gewijd aan God en aan de mensen.

Lied 585: “Lied aangewaaid”
Gebed
(Sytze de Vries)

Ik wend mijn hoofd en mijn hart
naar de bron van het licht:
U zoek ik
vanuit mijn duister.

Verschijnt mij uw licht,
dan worden de schaduwer scherper,
dan wordt zelfs het duister mij helder,
dan wordt mij de nacht
als de dag.
Geef mij opnieuw
de dageraad van uw toekomst.
Herroep mijn verleden
en noem mij met nieuwe namen.
Ontsteek nieuw vuur
in oude woorden
en rakel met de adem van uw Geest
de hoop in mij op.
Amen.

Oproep tot acclamatie
Zoals water in zijn eeuwige beweging vorm geeft aan een kei, zo moeten schriftwoorden opnieuw en opnieuw gesproken en beluisterd worden, om hun kracht te kunnen ontvouwen en vorm te krijgen in mensen. In die gedachte schreef ik de acclamatie ‘Uw woord’. ‘...Dat het ons aansteekt en niet meer loslaat. Dat het ons zoekt in de blik van de ander’. Laten wij dit zingen voor en na de lezing.

Lied 126: Acclamatie (voor en na de lezing)

Evangelielezing: Mt. 9, 36 – 10, 8

36 Bij het zien van die menigte mensen werd Hij door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder. 37 Toen sprak Hij tot zijn leerlingen: “De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. 38 Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.”
10:1 Hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om de onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen. 2 Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste, Simon die Petrus wordt genoemd, met zijn broer Andreas; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, met zijn broer Johannes; 3 Filippus en Bartolomeus, Tomas en Matteüs de tollenaar, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs, 4 Simon de IJveraar en Judas Iskariot, die Hem verraden heeft. 5 Deze twaalf zond Jezus uit met de opdracht: “Begeeft u niet onder de heidenen en gaat niet binnen in een stad van de Samaritanen; 6 gij moet veeleer gaan naar de verloren schapen van het huis van Israël. 7 Verkondigt op uw tocht: Het Koninkrijk der hemelen is nabij. 8 Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen en drijft duivels uit. Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven.

Duiding

In mijn jonge jaren was de werving van religieuze roepingen zeer groot. Elk engagement kon een teken van roeping zijn. En daar werd door priesters en religieuzen aandachtig over gewaakt. Naast de klerikale ordening heeft dat er wellicht mee voor gezorgd, dat de zendingswoorden uit het evangelie lange tijd begrepen werden, als expliciet bestemd voor degenen die alles achterlieten, om een godgewijd leven te leiden. Maar niet voor de gewone mens. Wie niet die verheven levenskeuze had gemaakt, moest zichzelf dan ook niet als een gezondene zien. Er waren de herders en er was de kudde. En dat maakte een groot verschil in zorg en verantwoordelijkheid. Een manier van denken, zo lijkt mij, waar we nog steeds niet helemaal aan ontgroeid zijn. Nog altijd hoor ik over de Kerk, soms zelfs over de gemeenschap van Filosofenfontein spreken, alsof de echte zorg en verantwoordelijkheid een zaak van anderen is.

Zou het in de huidige context geen tijd worden om de roepings- en zendingsverhalen te gaan herbeluisteren en er een nieuwe invulling aan te geven?
Zoals Matteus het beschrijft zendt Jezus 12 leerlingen, vermeld met naam en toenaam, om zijn boodschap bekend te maken. Dit aantal wijst niet op een selectie, maar heeft een symbolische betekenis. Het staat veeleer voor een volheid en harmonie, die herinnert aan de twaalf stammen uit de tijd van koning David en Salomo, een tijd van stabiliteit en vrede. Ook de zendingsopdracht zelf is gericht op zo’n nieuwe orde waarin iedere mens tot volheid kan komen.

Maar wat bij de lezing van deze evangelietekst, mijn aandacht het meeste trok was het openingsvers en de opdracht die gegeven wordt. Jezus kijkt met medelijden naar de menigte, ‘omdat zij er uitgeput en hulpeloos uit zagen’, zo schrijft Matteus. Hij is geraakt door de diepe menselijke noden rondom hem. En vanuit die bewogenheid gebeurt de zending.
Het beeld van al die vermoeiden, doet mij spontaan denken aan de hele mensengemeenschap van vandaag. Hoeveel mensen veraf of juist heel dichtbij, zijn niet onderweg zonder diepere bestaansgrond, zonder inspiratie of bezieling? Hoevelen zijn er niet levensbang of levensmoe? Hoeveel soorten zorg en aandacht zijn er in deze tijd niet nodig, want hoe verziekt is onze wereld niet?

Die context alleen al zegt mij dat wij als gelovigen niet de houding van toeschouwers kunnen aannemen. Meer dan ooit zijn wij allemaal leerlingen en dus gezondenen, die de opdracht die Jezus toen gaf, moeten zichtbaar, herkenbaar maken. Ook al weten wij niet waar te beginnen of voelen wij ons onbekwaam daarvoor. Misschien was dat niet anders voor de leerlingen die toen gezonden werden. Zij waren tenslotte simpele mensen. Jezus roept hen hier overigens niet voor een groots bekeringswerk, dat zij moeten vervullen bij de heidenen of Samaritanen. Neen, zij dienen om zich heen te kijken en te beginnen in de eigen kring.
Net hetzelfde geldt voor ons. Onze zending in de wereld van vandaag begint op onze eigen plek. Met ons getuigenis van een zinvolle en zingevende levensstijl, waarin de bevrijdende boodschap die Jezus ons naliet, bewezen wordt in de betrokkenheid, in de gastvrijheid, in de zorg en aandacht voor iedere ander en voor de hele schepping. Dit is een opdracht die niets met machtiging of wijding te maken heeft.

Marcel heeft ons reeds meermaals, ook nog met Pinksteren, gesproken over het priesterschap van de gelovige. Dat is niet iets wat in de toekomst vorm moet krijgen, maar nu. En ik begrijp dat als een priesterschap dat gedragen en gedeeld wordt met velen. Hoger of lager geplaatst kan op die manier niet meer van toepassing zijn. Ieder heeft zijn eigen waarde en betekenis. Ook in onze gemeenschap. Zoals er profetisch talent is, zo is er ook onthaaltalent. Zoals er organisatietalent is, zo is er zorgend talent en zangtalent. En verbindend talent. En kokend talent... Wat wij vandaag Kerk kunnen noemen, speelt zich overigens af rond veel meer dan eredienst en sacramenten. Er is zo’n grote nood aan plaatsen van verstilling, van spiritualiteit, van ontmoeting, van zegening. En moeten wij niet groeien van een bediening van de sacramenten, naar een veeleer gewijde dienstbaarheid.

Het priesterschap van de gelovige doet beroep op al onze talenten, want het moet vorm krijgen, hier en nu. Of zoals Oosterhuis het zegt: "Gestuurd om hier en nu te zijn, zo concreet. Aan het onontkoombare concrete zal steeds weer duidelijk worden dat je gestuurd bent, dat je ‘als geroepen'’ komt". Laten wij dan ook met grote aandacht hier en nu in het leven staan en op een priesterlijke manier beantwoorden aan dat waartoe wij ons geroepen voelen.

Offerande: muziek
Lied 149: “Oergebaar”
Tafelgebed: nr. 155
Communie: muziek
Lied 560: “Geen weg is te lang”

Slotbezinning (Jacques Musset, vrij vertaald)

Men zegt dat gij tot mij spreekt,
maar ik heb nooit met eigen oren uw stem gehoord.
De enige stemmen die ik hoorde, dat waren die
van mensen die met kracht en bezieling spraken.

Men zegt dat gij u openbaart,
maar ik heb nooit met eigen ogen uw aangezicht gezien.
De enige gezichten die ik zag waren de gezichten
van wie mij aankeken, van wie lachten, weenden en zongen.

Men zegt dat gij komt aanzitten aan onze tafel,
maar ik heb nooit met eigen handen voor u brood gebroken.
De enige tafels waar ik aanzat waren de tafels
waar brood, vreugde en vriendschap werd gedeeld.

Men zegt dat gij samen met mij op weg gaat,
maar ik heb nooit uw stappen gehoord naast die van mij.
De enige tochtgenoten die ik ken zijn de vrienden
die naast mij gebleven zijn, bij tij en ontij.

Men zegt dat gij mij liefhebt,
maar ik heb nooit uw hand op mijn schouders gevoeld.
De enige handen die ik voelde, was toen armen
mij omarmden, mij troostten en nabij bleven.

Men zegt dat gij mij redt,
maar nooit zag ik u tussenkomen in ziekte en lijden.
De enige redders die ik ontmoette, waren de harten
van hen die luisterden, bemoedigden en die me oprichtten.

Maar als gij het zijt, gij Onnoembare,
als gij het zijt die me deze stemmen, deze gezichten,
deze tafels, deze vrienden, deze handen en harten schenkt,
dan zijt Gij het zelf, in de stilte en de leegte,
die telkens weer naar me toe komt.

Zegening

------