------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





7 mei: Vierde Paaszondag

      De betrouwbare herder (Jo. 10, 1-5;11-18)

Marcel Braekers, o.p.

Openingszang 102: “Onze hulp is in de naam van de Heer”

Gebed

Gij hebt, o God, Ons en onze wereld
Uit de verduistering opgericht.
Want Hij, uw geliefde en gezalfde,
Heeft ons een weg gebaand door het diepe donker.
En nog geeft de vreugde van Pasen ons moed.
Laat ons uw vertrouwelingen zijn,
Kind aan huis bij U,
En geef ons blijdschap die stand houdt.
Bij onze naam zijn wij gekend,
Tot vrijheid geroepen
En met ontferming voorgegaan door Jezus Messias,
Die herder en hoeder van mensen.
Geef ons vertrouwen om te gaan
En zijn spoor te volgen.          (S. de Vries)

Begroeting

We zitten volop in de Paastijd en, zoals Jan vorige zondag al zei, de natuur neemt je mee in de beleving dat het leven altijd weer de dood overstijgt. Het is alsof er in de kosmos een kracht schuilt waardoor het doodse, de vernieling en ondergang altijd weer worden gevolgd door een krachtige revival. We zijn een klein element in dat grote gebeuren en vragen ons daarom af wat dat voortbestaan wel kan zijn.

Twee ervaringen hebben mij in de voorbije tijd getroffen en houden mij nog bezig. Voor het eerst maakte ik een begrafenis in een begrafeniscentrum mee. We zaten samen in een heel modern gebouw, een soort van rechthoekige betonnen bunker. Elke verwijzing naar iets spiritueel werd zorgzaam vermeden. Vooraan stond een dame die ons gedurende een uur met een stem à la Elly en Rikkert uitlegde wat een fantastische oma hier lag van wie mij alleen is bijgebleven dat ze goed kon koken. 200 personen zaten ineengedoken, stil zonder één reactie, we kregen een gedachtenisprentje en legden onze hand op de kist -- wat men van de christenen heeft afgekeken. Afgezien van het getuigenis van enkele kinderen was het voor mij een troosteloos gebeuren. Ik ben weggegaan met een gevoel van diep medelijden en, misschien vreemd om horen, van diepe verantwoordelijkheid. (Ik heb de plicht die mensen en alle anderen uit de lethargie te trekken en iets van hoop aan te reiken.)
Eerlijkheidshalve moet ik eraan toevoegen dat ik enkele dagen later een kerkelijke uitvaart meemaakte die al niet veel beter was. Daar werd wel wat symboliek aangereikt, maar niemand wilde meestappen en dus bleef daar een bomvolle kerk in troosteloze stilte toekijken. Arm Vlaanderen, zo dacht ik.

Een tweede ervaring: we zaten samen met onze gezinsgroep en spraken over de betekenis die de verrijzenis voor ons wel of niet heeft. Een gesprek waarin ieder voorzichtig, zoekend, de woorden wikkend en wegend trachtte te verwoorden wat het wel of niet kan betekenen. Grote verschillen kwamen naar boven, boeiende confrontaties, allemaal uitgesproken door mensen die heel christelijk werden opgevoed en nu na zoveel jaren hun eigen weg hebben gezocht en soms gevonden, soms ook misgelopen. Opnieuw bleef ik achter met een gevoel van verantwoordelijkheid, maar wie ben ik maar?

Verrijzenis: waar brengt het woord ons naar toe? Bij de onverwoestbare kracht van de kosmos en de eeuwige afwisseling van leven en dood? Bij voortleven in herinneringen in de taal en verhalen van mensen? Of in een geloof dat elk van ons geroepen is om te leven en voort te leven in een oneindige liefde? Een laatste woord hierover bestaat er niet. Er is alleen de veelheid van visies, een ultiem gevoel van vertrouwen dat je al of niet hebt. Ook het Nieuwe Testament is sober in zijn verhalen. Vanaf deze zondag worden geen verhalen meer over de dood van Jezus en erna verteld, maar grijpt men terug op woorden die Jezus tijdens zijn leven sprak en waarin iets doorklinkt van Gods oneindigheid. Vandaag is dat het beeld van de Goede Herder, Degene die tot het uiterste nabij is en zijn leven gaf voor zijn schapen.

Refrein 361: “Surrexit Dominus vere”
Lezing: Johannes 10, 1-5, 10-18
Lied 723B psalm 23: “De Heer is mijn herder”

Homilie
U kent wellicht afbeeldingen die de eerste chris-tenen in de catacomben maakten waarop Christus als de goede herder staat afgebeeld. Het is ontroerend als je bedenkt hoe mensen omwille van hun geloof zich moesten verstoppen uit vrees voor hun leven en hoe ze troost vonden in het beeld van die herder die op zoek is naar dat éne schaap. In hun angst en wanhoop klampten ze zich vast aan dit beeld en herkenden ze zich als het verloren schaap. Mij heeft die parabel van de Goede Herder altijd diep aangegrepen, ze werd voor mij de mooiste parabel in het Nieuwe Testament. Ze werd de motivatie om psychologie te studeren en hulpverlener te worden.

        Rome: Priscilla-catacombe, ca 225

Toen ik op een dag voor de zoveelste keer door een zustergemeenschap werd gevraagd om bezinningsdagen te komen geven zei ik kortweg dat mijn opdracht niet was voor 99 schapen te zorgen maar op zoek te gaan naar dat ene dat verloren liep. De zuster aan de andere kant van de lijn werd begrijpelijk erg boos, maar ik hield voet bij stuk. Niet alleen wilde ik zijn zoals die herder, zelf had ik het gevoel dat verloren schaap te zijn dat op zijn schouders naar de kudde werd teruggebracht, en dus moest ik ook iets terug doen.

Het beeld van de Goede Herder is voor mij wezenlijk verbonden met verrijzenis. Waarom? Allereerst omdat Johannes Jezus voorstelt als een uiterst zorgzame en betrouwbare herder, niet als een huurling. Zoals Jezus is, zo is ook de God over wie Hij getuigde. Een eerste aspect van mijn verrijzenisgeloof is de overtuiging dat God oneindige Liefde is die zich op een onvoorstelbare en onbegrijpelijke manier geeft aan mensen. Spreken over verrijzenis is op de eerste plaats spreken over God en over zijn nabijheid bij mensen. Ik vind dit belangrijk omdat ik merk hoe men in discussies over de verrijzenis altijd begint met speculaties over de mens, over ziel en lichaam, over de hemel daarboven, enz. terwijl men vergeet dat het om God gaat.

In de tekst van Johannes komt een tweede aspect naar voor dat voor mij belangrijk is. De schapen herkennen de stem van hun herder en kunnen die goed onderscheiden van die van de huurling, zo staat in de tekst. Ik kan dit niet anders begrijpen dan dat mensen in zich het vermogen hebben om de roep van de herder te horen en het verschil kunnen maken met allerlei andere roepen of uitdagingen. Anders gezegd: mensen hebben in zich iets van het goddelijke dat hen in staat stelt om Zijn stem te vernemen. Een iets dat zich niet laat aanwijzen of benoemen, maar dat je wel kan oproepen en activeren. Je kan ernaar luisteren of je oren ervoor afsluiten, dat is onze vrijheid, maar in principe kunnen we die stem van de Roepende horen.

Die twee gegevens tezamen zijn voor mij voldoende als verrijzenisgeloof. We dragen in ons een goddelijke vonk mee. Iets in mij hoort Hem toe, ik moet mij er alleen aan durven overgeven. Wat dat teweeg brengt kan ik niet beschrijven, het ontsnapt aan woorden en aan alle verbeelding. Gelukkig maar, want als ik het kon zeggen en beschrijven zou het maar om iets banaal gaan. Over verrijzenis bestaat geen weten en we kunnen alleen in beelden oproepen wat ermee wordt bedoeld.

In de parabel zegt Jezus iets prachtig: elke morgen trekt de herder erop uit en verlaten de schapen de veilige kraal. Ze storten zich in het dagelijkse leven en zijn volkomen vrij om rond te lopen en te zoeken, om dicht bij elkaar te blijven of te verdwalen. Het is onze fundamentele vrijheid waarvan we gebruik kunnen maken zoals we zelf willen. Elke dag maken we daardoor ervaringen mee waarbij we sterven en elke dag ervaringen waarbij we terecht kunnen komen. Elke dag moeten we mensen en dingen los laten, sterven we in zekere zin, maar kunnen we ook in diepe overgave luisteren naar die goddelijke vonk in ons. Hoe we ook leven, altijd is er het roepen van de herder en anderzijds het vermogen om die stem te herkennen. In die afstand en nabijheid speelt zich het geloof in de verrijzenis af. Niet als een zeker weten, niet als een objectieve waarheid, maar als een fundamenteel vertrouwen en als overgave.

De verrijzenis gaat dus niet op de eerste plaats over ons, maar over God. Ze zegt iets van Gods krachtige nabijheid en van een liefde die sterker is dan alle negativiteit. Slechts in tweede instantie gaat het over ons als luisterende. Zich aan dat roepen mogen toevertrouwen is het grote geschenk dat ons via Jezus werd bekend gemaakt. Via Hem leerde we de kracht van Gods betrokkenheid kennen.

Groot dankgebed: “Gij zijt het”
Na de communie lied 317: “Die meegaat met mensen”

------