------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





30 april: Derde Paaszondag

            Onderweg naar Emmaüs

Jan Degraeuwe

Welkom


Laten we de viering beginnen in de naam van de Vader, de Zoon en de Geest.
Ik nodig jullie uit om samen naar Leipzig te gaan. Het is 2 april 1725: Johann Sebastian Bach voert zijn cantate voor de tweede Paasdag uit. Op die dag wordt het verhaal van de Emmaüsgangers voorgelezen. Voor het openingskoor koos Bach de zin “Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.” “Bleib bei uns, denn es will Abend werden, und der Tag hat sich geneiget.”

Muziek: BWV 6 Koor : (www.youtube.com/watch?v=69ywTTOioN0)

Het is vandaag de laatste dag van april, morgen begint de mooie maand mei. Het frisse groen zal nog uitbundiger worden, de zon zal ons naar buiten lokken voor een wandeling, misschien zelfs voor een stevige tocht. Al stappend en kijkend komen we in contact met de natuur. Wie in groep op stap gaat, praat nu eens met de ene tochtgenoot dan weer met een andere. Soms zijn de gesprekken oppervlakkig, maar af en toe ontstaat er dieper contact. Je kan ook in gesprek geraken met een eenzame wandelaar en zo een aangename mens leren kennen. Al wandelend kunnen mensen dichter bij mekaar komen, soms openen ze hun hart voor mekaar. Als je tijdens een wandeling een goed gesprek hebt, kom je als een ander mens op je bestemming. In het laatste hoofdstuk van zijn evangelie vertelt Lucas het verhaal van twee leerlingen die samen naar Emmaüs gingen. Onderweg hadden ze een gesprek met een man die ze niet kenden.

Het Emmaüs verhaal is een prachtig verhaal door zijn inhoud en door zijn opbouw. Het einde is het spiegelbeeld van het begin. De twee leerlingen verlaten Jeruzalem, in Emmaüs worden hun ogen geopend en ze keren ijlings terug naar Jeruzalem. In het verhaal speelt het ‘niet weten’ een grote rol. De twee leerlingen herkennen Jezus niet. De vreemdeling weet niet wat er in Jeruzalem gebeurd is. De vreemdeling verwijt de leerlingen dan weer dat zij niet weten wat er in de Bijbel staat. Lucas onthult in het begin reeds de identiteit van de vreemdeling. Eigenlijk is dit een spoiler. Waarom bewaart Lucas dit niet voor het slot? Wij hebben het verhaal al vaak gehoord. Het ‘niet weten’ en de verborgen identiteit hebben voor ons hun scherpte verloren. Laten we proberen te luisteren naar het verhaal zoals de twee leerlingen het beleefden: wandelend in onwetendheid tot hun ogen geopend worden en ze zich verwonderd afvragend hoe blind ze konden zijn. Lucas vermeldt slechts de naam van één van beide leerlingen: Kleopas. Lucas nodigt ons uit onze naam in te vullen en mee te stappen naar Emmaüs.

Lc 24, 13-35
Lied: 363 “Gij zijt voorbijgegaan”

Preek


In het Emmaüsverhaal wordt stevig gestapt. Een zestal keren verwijst Lucas naar het op weg zijn. “Twee leerlingen gingen op weg naar een dorp”. “De vreemdeling liep met hen mee” en vraagt “Waar loopt u toch over te praten?” “Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren”. De leerlingen zeggen “Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak?” In Jeruzalem vertelden ze “wat er onderweg gebeurd was”. De tocht van Jeruzalem naar Emmaüs is een pelgrimstocht. Bij een pelgrimstocht is het onderweg zijn van essentieel belang. Onderweg kan je afscheid nemen van dingen die op je drukken om zo plaats te maken voor een nieuwe begin. Je maakt jezelf leeg en raakt vervuld van de natuur om je heen. Door de bezinning onderweg bereid je jezelf voor op een echte ontmoeting. De twee leerlingen willen weg uit Jeruzalem. Ze proberen de traumatische gebeurtenissen te verwerken. Als ze de vreemdeling ontmoeten is dit proces nogal volop aan de gang. Lucas onthult onmiddellijk dat de vreemdeling Jezus is. Hierdoor wordt de blindheid van de twee leerlingen sterk benadrukt. De blindheid van de twee leerlingen is geen beperking die zij alleen hadden. Elke christen moet deze blindheid telkens opnieuw overwinnen. Iedereen die zich aangesproken voelt door Jezus van Nazaret en ermee worstelt dat deze profeet gekruisigd werd, is op weg naar Emmaüs. Al wandelend spreekt de vreemdeling over Mozes en de Profeten. Lucas geeft geen details. Zo kort na het paasfeest zal zeker de uittocht uit de slavernij in Egypte ter sprake zijn gekomen.

Ze naderen Emmaüs en de vreemdeling doet alsof hij verder wil reizen. “Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde”. Bach weet wie de vreemdeling is. Voor hem is “Blijf bij ons” de kreet van de gelovige die samen wil blijven met Jezus. Zo hebben we het gehoord in het openingskoor van zijn cantate voor de tweede paasdag. “Blijf bij ons” klinkt er smekend. Maar we kunnen de identiteit van de vreemdeling nog in het ongewisse laten en meegaan met het verhaal en ons laten verrassen door de ontknoping. Hoewel de vreemdeling voorwendde dat hij nog verder wou gaan, blijft hij toch in Emmaüs. Hij aanvaardt het gastvrije aanbod van de twee leerlingen. Ze hebben de vreemdeling van wie ze de identiteit niet kennen, uitgenodigd.

De leerlingen kwamen tegen valavond toe in Emmaüs. Wat gewone dagelijkse duisternis is, wordt nu een beeld voor de verwarrende omgeving waarin de zoekende mens staat. De mens is op zoek naar verlichting. Het woord kan verlichting brengen. De woorden van de vreemdeling hebben zeker verlichting gebracht, maar om terug te durven keren naar Jeruzalem is er meer nodig. De twee leerlingen, die Jezus nog niet herkend hebben, zien hem als een vreemdeling met wie ze een verrijkend gesprek hadden. “Blijf bij ons” is een uitnodiging. Ze willen het samenzijn verderzetten en de man onderdak bezorgen voor de nacht. De maaltijd die dan volgt staat in het teken van de vriendschap. Vriendschap die zich uitdrukt in samenzijn en samen eten. Jezus heeft als mens geleefd en trok rond met zijn vrienden. Hij at samen met zijn vrienden en met de mensen die hem volgden. Samenleven en samen eten is het kenmerk bij uitstek van de vriendschap. Het breken van het brood is een verderzetting van die vriendschap en verbondenheid. Het beluisteren van de woorden uit de Schriften en het breken van het brood is de paaservaring van de twee leerlingen.

Bij de ontmoeting met Jezus hoorden we: hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden. Lucas gebruikt hier een passieve zinsconstructie. Als ze Jezus herkennen bij het breken van het brood schrijft Lucas dat hun ogen geopend werden. Jezus herkennen gebeurt niet met het verstand, maar met het hart. Het herkennen wordt hun gegeven, het is verrassend, het is een openbaring. Lucas gebruikt hetzelfde werkwoord voor het openmaken van de ogen als voor het ontsluiten van de Schriften. Schriften die we ook openbaring noemen. De openbaring in Emmaüs gebeurde in een zeer concrete situatie. Vrienden gingen samen aan tafel na een diepgaand gesprek tijdens een stevige wandeling.

Teruggekeerd in Jeruzalem horen de twee leerlingen de officiële getuigenis: “De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen”. Hieraan voegen ze hun persoonlijk beleefde getuigenis toe: “Ze vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood”. Deze persoonlijke getuigenis is geworteld in een pelgrimstocht die eindigde bij valavond.
Laten we samen vieren zodat ook onze ogen geopend worden.

Offerande
Tijdens de offerande luisteren we naar de mooie aria van de alt uit de cantate “Bleib bei uns
(Muziek: BWV 6 Aria van de alt)

Hooggeprezen Zoon van God,
laat het u niet onwelgevallig zijn,
dat wij nu voor uw troon
een bede neerleggen:
Blijf, ach, blijf ons licht,
nu de duisternis valt.

Lied 149: “Oergebaar”
Tafelgebed: “Gij zijt het” (Kris Gelaude)
Communie


In de cantate voor tweede Paasdag laat Bach de sopranen korte teksten zingen van de protestantse theologen Melanchthon en Selnecker. Muziek: BWV 6 Koraal

Blijf toch bij ons, Heer Jezus Christus,
omdat het nu avond geworden is,
uw goddelijk Woord, dat helle licht,
laat dat bij ons niet uitdoven.
Verleen ons, Heer, standvastigheid
in deze laatste, droeve tijd;
dat wij uw Woord en Sacrament
zuiver houden tot aan ons eind.

Communielied: lied 575 “Geproefd, geleefd, herkend”

Slotgebed door de Wereldgroep (Leopold)

We hebben het al herhaaldelijk gehoord: er is veel ellende en onrechtvaardigheid in de wereld. Ellende die wij, mensen, direct of indirect mee veroorzaakt hebben. Velen voelen zich dan machteloos in de oude traditie van veroordelen, klagen en smeken. Maar is het niet onze opdracht deze pijnlijke situaties te helpen herstellen?

Laten wij ons inspireren door het engagement van de vele vaders en moeders die, in nood, het ‘voedsel uit hun mond sparen’ voor het overleven van hun kinderen.

Laten wij ons inspireren aan de mensen die hun ouderlingen en hun schamel resterend bezit, desnoods op hun rug, naar veiliger plaatsen trachten te brengen. Kunnen we geen steun vinden bij al die moedig helpers die, zelfs tussen het puin, zieken en gewonden blijven bijstaan?

Laten wij ons begeesteren door mensen hier, in onze kleine kapelgemeenschap die heel concreet, met kleine bijdragen de vluchtelingen en andersgelovigen bijstaan om een ‘thuis’ te vinden in onze, voor hen, vreemde leefwereld. Mensen ook die met geduld anderstaligen, kinderen of jongeren helpen om Nederlands te leren, een opleiding te volgen, een woonplaats te vinden of die hen bijstaan in het zoeken naar werk en ontspanning. Laten wij een voorbeeld nemen aan onze vrienden en kennissen die realistische hoop trachten te brengen in de toekomstdromen van de vreemdelingen over hun leven in een maatschappij die ook zij, met de tijd, ‘de onze’ zouden kunnen noemen.

En laten we, eerder dan moedeloos bij God te klagen, verstandig en creatief denken over hoe wij kunnen bijdragen aan het stoppen en het voorkomen van moordende conflicten, polarisatie in godsdiensten en politiek, uitsluiting, etnische vooroordelen en het streven naar dominantie of superioriteit. Zijn dit niet de bijdragen die wij kunnen leveren om de wereld te maken tot een plaats waar het voor allen goed is om in te leven, nu en in de toekomst.

Met een glimlach citeer ik dan het versje van Piet Hein, een Deens ingenieur architect:

I am a humble artist
moulding my earthly clod,
adding my labour to nature’s,
simply assisting God.
Not that my effort is needed;
Yet somehow, I understand,
my maker has deemed it
that I too should have
unmoulded clay in my hand.
Ik ben een eenvoudige artist
die mijn aardse kluit tracht te kneden,
zo mijn werk toevoegt aan die van de natuur
eenvoudig, als assistent van God.
En al zijn mijn inspanningen misschien niet echt nodig
toch heb ik de indruk
dat mijn schepper steeds heeft gewild
dat ook ik mijn handen steek
in nog niet gevormde klei.       (vrije hertaling)
------