------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





5 maart 2017: eerste zondag van de Veertigdagentijd:

     "Leven van ieder woord dat komt uit Gods mond"

Jef Schoenaerts

Openingslied 310: "Een mens te zijn op aarde"

Verwelkoming


“Leven van de woorden die opgeschreven staan…” zongen we net. Laten we in dit samenzijn ons hart openstellen voor elk woord dat komt uit Gods mond en doen we dit in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Inleiding van de viering

Vandaag is het de eerste zondag van de Veertigdagentijd en horen we als lezing het bekende verhaal van de bekoringen van Jezus in de woestijn. Elk jaar opnieuw plaatst de kerk in de liturgie van de veertigdagentijd dit verhaal op de agenda. Daar zijn wellicht meerdere redenen voor en vermoedelijk is één ervan dat dit verhaal zo eenvoudig en herkenbaar is met een evidente transfer ervan naar ons eigen leven. De drie bekoringen waaraan Jezus heeft weerstaan weerspiegelen immers drie grondverlangens in het menselijk bestaan: het “avoir”, “pouvoir” en “valoir”. Net als Jezus horen ook wij ons te vrijwaren van de verknechting die uitgaat van deze drie verlangens: bezit, macht en aanzien. Het is een heel waardevolle en transparante manier om dit evangelie zo te lezen, te interpreteren en ons leven erop te enten. De jaarlijks weerkerende oproep van Broederlijk Delen tot persoonlijke ommekeer en concrete solidariteit met de armsten is net terug te voeren op het anders omgaan met bezit, macht en aanzien.
Deze interpretatie vertrekt in eerste instantie vanuit de vraag: Wat waren concreet die bekoringen waar Jezus tegen inging? en aansluitend daarbij: Wat moeten wij dan doen in navolging van Jezus?

Vandaag wil ik vertrekken vanuit een andere insteek. De aandacht gaat hierbij niet zozeer uit naar de inhoud en draagwijdte van de concrete bekoringen maar wel naar de persóón van Jezus. De vraag die daarbij vooropstaat is: Wie was die Jezus dat hij zo’n weerstand bood aan het kwaad? Waaraan ontleende hij zijn kracht dat zelfs de duivel hem niet onderuit haalde? Welke innerlijkheid ging in hem schuil? Die zoektocht kan ons inspireren om in deze veertigdagentijd onze eigen spirituele krachtbronnen te voeden en te versterken.
Laten we het bij het begin van deze viering eerst stil maken in en rondom ons om ruimte te scheppen voor de Onnoembare en Nabije.

Kyriale 115: “Bidden wij over dit huis”

Openingsgebed

Onnoembare en Nabije,
Uw levenwekkend woord biedt Gij ons aan
    als wij de schrift openen en beluisteren
    als wij bidden en in ons hart ruimte laten voor uw aanwezigheid.
Zo maakt gij ons vertrouwd met wie gij zijt
en zet Gij ons op het spoor hoe Gij mens en wereld droomt.

Laat het in deze veertigdagentijd aan ons gebeuren:
    Uw stem horen bij het lezen van de Schrift,
    Uw levensadem voelen in de stilte van het bidden,
    Uw naam “Ik ben die er zal zijn” in zijn geheim ervaren.

Zo worden ook wij uw kinderen, uw zonen, uw dochters
in het spoor van Jezus, uw veelgeliefde.

Inleiding op de lezing

Jezus was fundamenteel een mens zoals u en ik, geen superman verheven boven elk menselijk verlangen. De bekoringen in de woestijn staan mede symbool voor het inwendig gevecht dat Jezus zijn hele leven lang heeft gevoerd. Daarom ook laat Matteus voorbijgangers tot onder het kruis de vraag stellen: “Als Gij de zoon van God zijt, kom dan van het kruis af.” Bekoringen zijn inherent aan het leven, ook aan dat van Jezus. Belangrijke vraag is dan waar Jezus de innerlijke krachtbron haalde waarmee hij die bekoringen keerde. Het evangelie van vandaag geeft ons enkele aanzetten.

Acclamatie 804: “Alles wacht op U vol hoop”
Lezing: Matteus 4, 1-11
Acclamatie 804: “Alles wacht op U vol hoop”

Homilie

Waar haalde Jezus de innerlijke kracht vandaan waarmee hij die bekoringen keerde. Uit welke bronnen kon hij daarbij putten?

Een eerste krachtbron waaruit Jezus kon putten was zijn vertrouwdheid met de Schrift.
Jezus countert elke bekoring met de woorden “Er staat geschreven…” telkens gevolgd door een citaat uit de Tora. Hij plaatst zich hier in de typisch Joodse manier om met de Tora om te gaan zoals we dat terugvinden in de Talmoed. De Talmoed is een reeks geschriften waarin de commentaren op de bijbel en bovendien de commentaren op de commentaren en de gevoerde discussies daarrond zijn opgeslagen. Het vormt zo een brede bron van interpretaties van de Tora, een vorm van voortdurend herlezen. Eigen aan Jezus is nu dat hij zich als vrome jood wel inschakelt in dat herkauwen van de Schrift maar dat het hem tegelijk ook brengt tot een nieuw zelfverstaan: hij leest de Tora blijkbaar vanuit zijn eigen godservaring en leest in de Schrift de bevestiging van zijn eigen messiaanse opdracht. Wie het evangelie van vandaag wat dieper bestudeert, ziet hoe Matteus dat nieuw zelfverstaan van Jezus in de verf zet. Door allerlei impliciete verwijzingen naar Bijbelteksten laat hij zien hoe Jezus zichzelf ervaarde als een nieuwe Mozes, een nieuwe Adam, een nieuw Israël.
De vertrouwdheid van Jezus met de Schrift als de eerste innerlijke krachtbron.

Een tweede krachtbron is het gebed. Het evangelieverhaal startte met: “Daarna werd Jezus door de Geest naar de woestijn gevoerd…” De woestijn staat hier symbool voor “een eenzame plaats om te bidden”. Op verschillende plaatsen in het evangelie komt die combinatie terug: alleen zijn, weg uit het gewoel en bidden. Deze praktijk is Jezus blijkbaar heel eigen. Méér nog: Jezus vond het gebed in zijn leven zo belangrijk dat hij zijn leerlingen er ook expliciet over onderrichtte. In de evangelielezing op Aswoensdag uit Matteus hoorden we Jezus zeggen tegen zijn leerlingen zeggen: “Als gij bidt, ga dan in uw binnenkamer, sluit de deur achter u en bidt tot uw vader die in het verborgene is…”. En vandaag zegt hij ons: “Niet van brood alleen leeft de mens maar van ieder woord dat komt uit Gods mond”. Bidden blijkt voor Jezus even essentieel als het dagelijks brood.
Het gebed: zonder twijfel voor Jezus een blijvende, innerlijke krachtbron.

Een derde krachtbron is de ervaring en de beleving van Jahweh als een God die “barmhartig is en genadig, lankmoedig en trouw”. Jezus kende zeker deze zelfopenbaring van Jahweh aan Mozes zoals ze is opgetekend in het boek Exodus. Dat beeld van zijn God was net gegroeid vanuit het lezen van de Schrift en vanuit zijn bidden. Zijn vertrouwdheid met Jahweh was voor Jezus zo sterk dat hij hem zelfs “Abba” ging noemen, wat zoveel betekent als vader en moeder tegelijk, een heel eigen invulling van de naam “Ik ben die er zal zijn”. Wie die aanspreking durft gebruiken, weet en voelt dat die God niet dient als stoplap in nood om bijvoorbeeld stenen te veranderen in brood. Hij weet en voelt evenzeer dat je die God niet voor je karretje spant om je hachje te redden, dat die God geen concurrent is die je uitdaagt.

Drie krachtbronnen hebben we aangehaald vanuit de lezing van het evangelie van vandaag. De vertrouwdheid van Jezus met de Schrift en de eigen plaats die hij in dat verhaal met God innam - zijn bidden, gebaseerd op intimiteit en wederkerigheid - en tenslotte ook de intuïtie over wie zijn God voor hem wilde zijn. In deze veertigdagentijd kunnen ook wij proberen te putten uit diezelfde bronnen om zo sterker te gaan in zijn spoor.

We kunnen ons verdiepen in de Schrift
, het maken tot een leerboek over de geschiedenis van God met zijn volk. Het maken ook tot een leerboek over ónze geschiedenis met onze God en op die manier tegelijk ook onze eigen schrift schrijven.

We kunnen deze veertigdagentijd maken tot een oefentijd van gebed. Misschien is bidden voor ons vreemd of moeilijk of onwennig. We kunnen dan allereerst naar Jezus zelf luisteren hoe we kunnen bidden en al doende ervaren hoe God zelf de eerste is om ons in het gebed tegemoet te komen.

We kunnen ook uitdrukkelijker stilstaan bij hoe wij kijken naar onze God.
Misschien dromen ook wij wel van een God die stenen in brood verandert, van een God die zich stelt in onze dienst. Net als Jezus kunnen ook wij door het overwegen van de Schrift en het regelmatig gebed dergelijke bekoringen op het spoor komen en beteugelen. Zo kan ook in ons die innerlijke ruimte groeien waarin we steeds verder uitzuiveren wie onze God voor ons wil zijn.
Moge het lezen van de schrift en het gebed ons in die zoektocht vergezellen, veertig dagen lang.

Lied over de gaven: “Oergebaar” (149)
Groot dankgebed 162: Tafelgebed in de veertigdagentijd
Communielied 582: “Hoever te gaan”
Slotgebed: idem als openingsgebed

------