------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




7 februari 2016: 5e zondag

                Mensenvissers (Lucas 5,1-11)

Marcel Braekers

Openingszang 103: “Gezegend deze dag”

Begroeting


Deze week op 2 februari was het feest van Lichtmis, het feest dat Jezus naar de tempel werd gebracht en door de oude Simeon werd begroet als ‘Licht voor alle volkeren’.
Oorspronkelijk was dit een Keltisch, heidens feest dat gevierd werd precies midden tussen de zonnewende en het lentepunt. Zoals zo dikwijls werd dit natuurlijke aanvoelen van licht en leven verbonden met de Blijde Boodschap. Je kan er niet om heen, zelfs niet als het slecht en donker weer is, dat de dagen lengen, dat er meer licht komt. Het doet ons lichaam deugd dat behoefte heeft aan veel licht. Specialisten wijzen er op dat veel depressies door lichttekort kunnen worden verklaard.
Ook in de natuur kan je voelen dat we definitief de weg naar de lente hebben ingeslagen. Woensdag is het Aswoensdag en gaan we alle oude palmtakken die je in huis hebt verbranden. Het oude is voorbij, laten we ons gereed maken voor de toekomst. ‘Leg af de oude mens met al zijn hebbelijkheden en bekleed je met de nieuwe mens.’ Zo schrijft Paulus, leef en adem als geborgen in Christus.

Gebed

Gezegend zijt Gij die troont boven de hemel,
Bron van diepe oceanen.
Gij, van alle dingen Heer.
Gij de adem van mijn bidden,
Ziel van al wat mij beweegt.

Heilig mij met uw geboden,
Met de goedheid van uw wet
En verheug mijn hart met waarheid.
Dat uw liefde mij de weg wijst,
Dat uw zegen voor mij uitgaat. (S. de Vries)

Lied 535: “Hij die woont in eeuwig licht”

Inleiding op de lezingen


De band tussen de twee lezingen is de huiver omdat het goddelijke nabij komt en twee keer wordt degene die dit ervaart ook gezonden om te preken. In de tweede lezing roept Petrus na de wonderbare visvangst: ’Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondaar’, maar Jezus stuurt hem op weg om mensenvisser te worden. In de eerste lezing staat dit gevoel van huiver nog meer op de voorgrond. Jesaja bevindt zich in de tempel bij het offeraltaar. Heel het gebeuren, het vuur, het offeren zelf, grijpen hem zo aan dat hij huiverend helemaal opgaat in het gebeuren en zich verloren voelt. Maar ook hij ondergaat een zuiveringsritueel en wordt uiteindelijk gezonden. Ik vind het één van die heel mooie en aangrijpende momenten in het OT waar God zich openbaart en de mens wordt overvallen door een heilige schroom.

Jesaja 6,1-8
Lied 850B psalm 150: “Loof God in zijn heilige woning”
Evangelie Lucas 5,1-11


Homilie


Ligt het aan een ingebakken wantrouwen dat ik heb omtrent mirakels of heeft het te maken met de jarenlange studie van de Bijbel? Ik weet het niet, maar zeker weet ik dat als ik verhalen lees over ingrepen in de natuur door een goddelijke macht ik een kritische houding aanneem. Met dit verhaal van de wonderbare visvangst is het niet anders. Daarom zocht ik na lezing van de tekst in allerlei commentaren van specialisten naar steun. Zo ontdekte ik dat de oudere generatie altijd wil bewijzen dat het om een wonder gaat door Jezus zelf verricht, terwijl de jongere generatie daaraan twijfelt en naar mijn gevoel goede argumenten heeft. U zult straks merken dat het om meer gaat dan een discussie tussen specialisten, maar ook ons raakt. Hoe kan ik zo’n verhaal begrijpen en wat kan het betekenen voor mijn geloof?

Alle vier evangeliën zijn het eens dat de eerste leerlingen vissers waren die door Jezus werden uitgenodigd om hun beroep achter zich te laten en Hem te volgen. Alleen Lucas en Johannes verbinden dat met een wonderbaarlijke vangst. Maar het opmerkelijke verschil is dat Lucas dit verhaal aan het begin van het openbaar optreden van Jezus plaatst en het verbindt met het geroepen worden door Jezus, terwijl Johannes dit verhaal situeert na de dood en de verrijzenis van Jezus. Dat is al een eerste aanwijzing dat dit hier iets bijzonder aan de hand is.

Er is nog iets merkwaardig: waarom reageert Petrus na de wonderbare vangst met de uitroep ‘ga weg van mij want ik ben een zondig mens’? Wat had hij verkeerd gedaan? Akkoord: huiver overviel hem, maar moet dat noodzakelijk schuldgevoel opwekken? En nog merkwaardig: Jezus spreekt Petrus aan als ‘Simon Petrus’ en dat is een naam die alleen na de dood van Jezus door de eerste christenen werd gebruikt.
Alles wordt voor mij veel begrijpelijker en ook spiritueler als ik aanneem dat dit verhaal zoals Johannes aangeeft inderdaad ontstond na de dood van Jezus. Want dan begrijp je dat Petrus zo reageert, hij had immers Jezus in de steek gelaten tijdens die laatste dagen. Hij was terug gevlucht naar zijn streek en was weer visser geworden. Dan wordt ook duidelijk waarom in het verhaal precies Petrus wordt geviseerd en niet de anderen. Het gaat om zijn persoonlijke ervaring en de periode dat hij opgesloten in zichzelf was. En ten slotte begrijp je ineens waarom er staat dat Jezus vanuit een boot tot de mensen sprak. Het wijst op de afstand die er is na de dood, maar ook hoe Jezus nu vanuit de boot, symbool van de jonger kerk, spreekt tot alle mensen.

Ik kon er niet omheen om deze wat technische uitleg te geven, want hij is zo belangrijk om als een weldenkende, gelovige mens van de eenentwintigste eeuw met dit verhaal om te kunnen. De boodschap van dit verhaal draait dus niet om een Jezus die vanuit bovennatuurlijke macht de wetten van de natuur kan keren, maar het gaat om een man, Petrus, die na de dood van Jezus treurt en vol schuldgevoel verder probeert te leven. Het gaat nu om een bekeringsverhaal van de eerste der leerlingen die tot het besef komt dat Jezus niet dood en weg is, maar opgenomen is in God en zo goddelijke kracht geeft aan wie geloven. In plaats van weg te kwijnen in schuldgevoel ontdekt Petrus deze kracht in zichzelf, de kracht van onverwoestbaar leven dat alleen God kan schenken. En vanuit die kracht wordt hij missionaris, wil hij getuigen en aan anderen aanbieden wat hem gratis werd gegeven. Symbolisch uitgedrukt: eerst is hij een visser die op dood spoor zit en plots is hij getuige van wat hem vol maakt.

Dit verhaal gaat dus niet over magische krachten, over onomstotelijke goddelijke bewijzen, maar gaat over iemand die eerst bang, misschien zelfs laf was en een vriend in de steek liet, maar die in zijn dagelijkse leven – zijn vissersberoep – iets meemaakt waardoor hij verandert. Hij ervaart alles dooreen: vergeving om wat hij deed, huiverende nabijheid van het goddelijke, de ervaring dat Jezus voortleeft en zo getuige is van de overweldigende kracht die God is. En van daaruit wordt hij een ander mens die begint te spreken en anderen overtuigt dat er een liefde door de wereld gaat waaraan we allen mogen deelnemen. Een mensenvisser is daarom niet iemand die voor of achter het net vist en mensen aan de haak slaat. Hij is eenvoudigweg iemand die in bescheidenheid getuigt van iets groots dat hem is overvallenen die dit aan anderen aanreikt, want dat maakt het leven mooi en rijk. Misschien dat op die manier vertaald dit verhaal ook ons kan raken om niet in zichzelf opgesloten te zitten, maar boven zichzelf uit te getuigen van Iets dat ons gegeven wordt.

Tafelgebed 164
Na de communie nr. 890: “Lofzang van Zacharias

------