------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




24 januari 2016: 3e zondag

                     Het mystieke lichaam (1 Korintiërs 12)

Marcel Braekers

Openingszang 104: “Gezegend dit uur”

Begroeting


Een van de grootste problemen waarmee het Westen te maken heeft is de eenzaamheid. Er is eenzaamheid, omdat relaties vaak stuklopen. Eenzaamheid omdat er te weinig kanalen zijn om met elkaar echt te communiceren en mensen als een soort monaden teruggetrokken leven in hun kleine wereld. Onderzoekers wijzen erop dat mensen tegenwoordig zich liefst tot geen enkele identiteit bekennen, omdat ze vrij willen zijn. Niet alleen geloofsgemeenschappen zitten met dit probleem, het is een algemeen fenomeen. De andere kant van die medaille is dat sommigen in totale isolatie leven. Nog maar enkele dagen geleden werd mij verteld dat ook in onze eigen stad een man meer dan een week in zijn appartement dood Iag voor hij werd gevonden. En hoe in ons eigenste Leuven regelmatig begrafenissen plaats hebben waarop alleen een obligatoire vertegenwoordiger van het OCMW aanwezig is. Schrijnende taferelen.
Ik heb de indruk dat achter die vele soorten van herkenbare eenzaamheid een andere ligt die moeilijk te grijpen en te omschrijven is maar wel fundamenteel. Het heeft te maken met een eeuwenlange evolutie in onze Westerse cultuur waarbij men meer en meer de klemtoon ging leggen op een sterk Ik, op de mens die zichzelf moet ontplooien, op de mens als koning van de schepping die aan alles een naam gaf en alles en iedereen onderwierp aan zijn roofzuchtige en onverzadigbare bezitsdrang. Indien zo’n mens toch verbonden is, dan is het omdat hij ingaat op een uitnodiging, misschien omdat hij heel veel contactadressen heeft via facebook of twitter. Maar het is een verbondenheid vanuit zijn zelfbewustzijn als een bewuste keuze.
Op zichzelf is daar niets fout mee, maar achter die verbondenheid zit een verborgen eenzaamheid. Indien je geen initiatief neemt, indien je geen aantrekkelijk profiel hebt, val je in een leegte. Is dat dan ons ongevraagde lot of hebben we die oorspronkelijke verbondenheid verloren? Indien we nu eenmaal zo zijn, moeten we sociale programma’s ontwikkelen, structuren ontwerpen die mensen samen brengen, moeten we leren hoe een gesprek aan te gaan, cursussen in empathie volgen, enz. om zo een moeizame brug naar de wereld te slaan. Indien het gaat om iets dat er ooit was, maar verloren ging meten we nadenken hoe die oude toestand te herstellen.

Ik overval jullie met deze misschien wat rare gedachten, maar de tweede lezing van deze zondag heeft mij bijzonder getroffen. Niet alleen deze week, maar al vele jaren houdt ze mij bezig. Het is de tekst uit 1 Korintiërs 12 over het mystieke lichaam. Paulus beschrijft daarin hoe christenen samen één grote gemeenschap vormen, méér dan familie van elkaar zijn of elkaar graag zien. Het is een verbondenheid in grote verscheidenheid en met diep respect voor de zwaksten, gedragen door het fundament van het geloof. Paulus schrijft vanuit een achtergrond die verloren is gegaan, maar die we opnieuw moeten bestuderen. Een geloofsgemeenschap of een kerk als mystiek lichaam waarin ieder een eigen functie en een eigen plaats heeft. En die verbondenheid is maar mogelijk, omdat er een fundament aan voorafgaat: de verbondenheid in Christus. In de context van vandaag met zijn groeiende vereenzaming is dit een bijzonder belangrijke piste. Misschien lukt het niet meer om tot datzelfde basisgevoel terug te keren, maar minstens moet het ons inspireren om in deze tijd te zoeken naar een alternatief voor wat fout loopt.

Lied 104: “Gezegend dit uur”

Gebed

Wat ik geloof o God
Wordt gedragen door U, de eeuwige.
U noem ik: God, Verborgene,
Licht, Aanwezige,
Genade en Zijn.

Wat ik geloof o God,
Is telkens anders:
Zoeken, luisteren, spreken, zwijgen
Zingen en dansen,
Altijd weer, tot ik rust vind in
U die mij wil dragen.

Wat ik geloof o God
Is alleen dit:
dat ik hier voor U sta.
Dat is mijn verlangen.

Inleiding op de lezing

In 395 vernietigden de tot het christendom bekeerde Goten onder leiding van Alarik de tempel van Eleusis. Het was een cultusplaats waar eeuwenlang Grieken en later ook Romeinen een soort van inwijdingsritus doormaakten. Men onderging een innerlijke verandering en geloofde dat men na de dood gelukkig verder zou leven. Typisch voor deze inwijdingsreligie was dat het om een individueel geloof ging dat verder geen enkele maatschappelijke consequentie had. Het was blijkbaar typerend voor de Griekse mentaliteit, want toen later Paulus in Korinthe het geloof preekte en velen zich bekeerden, ging men in datzelfde individualistisch patroon verder.
Dus als het de avond van de eucharistie was, bracht iedereen wat mee, niet om te delen maar elk voor zich. Men begon met het breken van het brood, vervolgens at iedereen op wat hij had meegebracht en men eindigde met het delen van de beker van het heil. Maar al vlug ontspoorde het feest. De rijken kwamen eerder en hadden lekke hapjes in hun zak, de armen moesten langer werken, en als ze toekwamen moesten ze het dikwijls alleen doen met het eucharistisch brood en het symbolisch scheutje wijn. De eucharistie was duidelijk een individualistisch gebeuren net zoals de inwijding in de Eleusis-tempel. Tegen dat individualisme ging Paulus in verzet. De maaltijd des Heren moest voortaan anders verlopen. En Paulus raakt helemaal op dreef, want het ging hem niet alleen om de eucharistie, maar om het hele samenleven van de gemeente gedragen door Christus. (cfr. G. Lohfink, Heeft God de kerk nodig? p.328 e.v.)

1 Korintiërs 12
Lied 524: “Die er zijn zal”

Homilie


Hoe kunnen rijken en armen, sterken en zwakken één gemeenschap vormen waarbij verschillen worden erkend zonder dat dit tot discriminatie leidt? Hoe vindt een gemeenschap in al haar diversiteit toch een fundament om tot een samenhangend geheel uit te groeien? Ik vind deze eerste brief van Paulus aan de christenen van Korinthe in dat opzicht heel inspirerend. Na eerst iets gezegd te hebben over de maaltijd van de Heer, wijst hij op de verbondenheid als een mystiek lichaam, om uiteindelijk dat prachtige Hooglied over de liefde te schrijven. Lees je teksten zo na elkaar dan besef je dat het Paulus om veel meer dan de noodzakelijke solidariteit gaat.

Het beeld van het éne lichaam met zijn verschillende ledematen werd in de Oudheid veel gebruikt. De erachter liggende idee was, dat elk lid hoe gering en van weinig tel een eigen functie had opdat het geheel zou kunnen functioneren. Dat is juist, maar dat geldt ook voor de mieren en de bijen. Iedereen moet zich opofferen opdat het geheel zou voortbestaan. Dat is net niet de idee achter het mystieke lichaam. Paulus voegt al onmiddellijk iets nieuw toe: de minst gewaardeerde en ogenschijnlijk minst nuttige ledematen moet men met meer achting behandelen dan de andere. Elders verwoordt hij het ruimer: ‘Acht de ander hoger dan jezelf’ (Fil. 2,3). Misschien had hij gehoord van die laatste avond toen Jezus de voeten van leerlingen waste. Iedereen heeft een eigen bijdrage in het grote geheel, maar dat gebeurt niet ten koste van hun persoonlijkheid, integendeel.

Het ging Paulus trouwens om veel meer dan wat sociaal advies geven en het aanklagen van een ingebakken individualisme. Achter dit beeld van het lichaam zit een gedachte die bij Paulus steeds terugkeert: ‘zijn in Christus’ en ‘gedragen worden door zijn Geest’. Het ‘zijn in Christus’ heeft bij hem een mystieke betekenis en is net het tegendeel van individualisme. ‘Ik leef niet meer, schrijft hij, Christus leeft in mij’. De diepste kern van onze persoon is open gebroken naar Christus en naar God toe. Met Christus zijn we gestorven aan de oude mens om op te staan in een nieuwe identiteit.
Voor Paulus betekende dat een ware revolutie. Want voortaan is er geen man of vrouw meer, geen slaaf of meester, allen zijn gelijkwaardig. Wat een gedurfde en schokkende uitspraak maar ook hoe verfrissend tegenover de Griekse mentaliteit. Wat men dus in andere brieven leest dat de vrouw moet zwijgen tijdens de samenkomst of dat de slaaf zijn meester moet gehoorzamen en de meester correct zijn slaaf moet behandelen, zijn uitspraken van latere datum in brieven die niet van Paulus zijn.
De basis van die verbondenheid is echter geen prestatie van de gemeenschap of van het individu, maar het resultaat van Christus die zichzelf geeft. Een hechte gemeenschap bestaat dus niet uit vrienden die elkaar graag mogen of uit een gezonde familieclan, maar wordt gedragen door iets dat haar overstijgt. Van binnenuit is er een inspirerende kracht werkzaam die ons samenbrengt, die de verschillen respecteert én ze tegelijk overstijgt. Dat noemt Paulus de werking van de Geest.

Deze overtuiging is zo actueel en inspirerend nu zoveel mensen worstelen met een ondragelijke eenzaamheid. Er is een mogelijke weg, omdat we allen delen in een Oergrond die alles samenvoegt. Ik denk dat geen enkel project, geen enkel maatschappelijk systeem, zelfs geen goed uitgebouwde relatie die eenzaamheid kan oplossen of die verschillen respectvol kan behoeden, indien ze niet steunen op die Grond. Ik vind daarom dat wij als gelovigen een belangrijk en duidelijk alternatief kunnen bieden voor onze vereenzamende wereld. Men kan zich zelfs afvragen of het individualistische ‘mis horen’ zoals dat genoemd werd, niet eerder doet denken aan wat Paulus in Korinthe aanklaagt. Ik denk dat daarom onze kerk alles moet inzetten om alle ruimte aan die hechte, krachtige gemeenschappen te geven, want zij vormen een alternatief voor veel goed bedoelde sociale opbouw.
Gerard Lohfink schrijft het als volgt:

Voor het christelijk geloof zou het daarom essentieel zijn dat de afzonderlijke gelovigen niet geïsoleerd naast elkaar leven, maar als één lichaam verbonden zijn. Het zou erop aankomen dat zij al hun talenten en mogelijkheden met elkaar verbinden, dat zij in hun bijeenkomsten hun hele leven vanuit de komst van Gods heerschappij beoordelen en zich de eensgezindheid van de agapè laten schenken. Dan zou de gemeente de plaats worden waar de Messiaanse tekenen die het volk van God beloofd werden, oplichten en werkzaam worden. (Heeft God de kerk nodig? p. 339)

Dankgebed 159: “Gij, de grond van ons vertrouwen”
Na de communie 575
: “Geen ander brood dan wat door onze handen gaat"

------