------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




17 januari 2016: 2e zondag

                     Bevrijding en vreugde (Joh. 2: 1-12)

Geert Craps

Openingslied 104: “Gezegend dit uur”

Inleiding


Laten wij hier samen zijn in de eenheid van onze God: vader, zoon en heilige geest.

Een samenleving, een organisatie, ook een kerk, een groep gelovigen, een gemeenschap, heeft regels en een organisatie nodig, die helpen om te functioneren als gemeenschap. Structuur en regels zijn op zich ook goed, ze geven een vast kader. Maar een gemeenschap of organisatie met regels en afspraken dreigt altijd in een proces te komen waarbij de regels en het instituut op zich het belangrijkste worden. Op dat moment worden rituelen, handelingen, processen, werkprocessen in een bedrijf, niet meer in vraag gesteld. “We doen dat zo omdat we het altijd zo gedaan hebben.” Wat we doen “ritualiseert”, in de zin dat het betekenis verliest, en enkel de handeling op zich overblijft.

Soms staan dan figuren op die de slinger in een andere richting duwen, ons wakker schudden. We hebben die tegenstemmen ook nodig. Zij wijzen er ons op dat de structuren geen doel op zich mogen zijn. Zij herinneren ons eraan aan waarom we het allemaal doen. Er zijn dus krachten nodig in een gemeenschap die wakker schudden, vernieuwend werken, inspiratie geven, soms door wat regels of de toepassing ervan in vraag te stellen. Dat is de rode draad door slingerbewegingen in de geschiedenis van onze kerk, maar - volgens de analyse van David Van Reybroeck bv. - ook in onze westerse democratie, en misschien ook in een aantal stromingen in de hedendaagse Islam. Structuren, kaders worden in vraag gesteld door dwarsliggers en vernieuwers.

Beide krachten zijn nodig in een goed functionerende organisatie: de stabiliserende, en de verstorende. Ik geef aan mijn studenten burgerlijk ingenieur bijvoorbeeld vaak de raad mee dat ze in overleggroepen in hun werkomgeving moeten zorgen voor een goeie mix van “vergadertypes” of persoonlijkheden. Een diverse groep die zowel organiserende talenten als creatieve, als sociale, als inhoudelijke bevat, werkt beter als team.
Wat die tegenstemmen vaak doen, is ons herinneren aan de basispremissen van de organisatie of gemeenschap. Dat is belangrijk in elke mogelijke opvatting van organisatie in het algemeen en religie in het bijzonder: dat we ons de basisdoelstellingen voor ogen houden: onze “mission statement”.

Het evangelie van vandaag is de bruiloft van Kana. Naar mijn gevoel treedt Jezus daar ook op als zo’n figuur die creatief ingrijpt in een stilgevallen, verstard huwelijksfeest waardoor dat weer op gang komt. De crux van het verhaal, dat we allemaal heel goed kennen, is namelijk dat hij water, verandert in wijn. Daardoor kan het huwelijksfeest werkelijk losbarsten. Tegelijk echter herinnert hij ons net door dat symbool van de wijn aan een essentieel element in ons geloof. Daar wil ik het graag verder over hebben.

Gebeden voor elkaar: lied, 125 “Gedenk ons hier bijeen”
Laten wij deze viering beleven met en voor elkaar, en onze eigen levensweg hier neerleggen:

* We bidden om een gemeenschap
waarin solidariteit tastbaar aanwezig is.
Een plek waar mensen oog hebben voor de ander
en de handen uitstrekken naar wie het nodig heeft.
Een gemeenschap van mensen onderweg, op zoek naar hoop en perspectief.
   Gedenk ons hier bijeen

* We bidden om een gemeenschap die openstaat
voor de wereld en de mensen van vandaag.
Een kring waarin gastvrijheid en openheid voorop staan.
Een plek waar mensen zich vrij voelen, een gemeenschap die eerder luistert dan oordeelt.
   Gedenk ons hier bijeen

* We bidden om profeten en herders in ons midden.
Mensen die voorop durven gaan om nieuwe toekomst te wijzen,
die uitdagingen durven aangaan
en Gods visioen zichtbaar maken.
We bidden om een gemeenschap
waarin de geest van creativiteit aanwezig is.
Waar de durf om nieuwe dingen te proberen gewaardeerd wordt.
   Gedenk ons hier bijeen

* We bidden om een gemeenschap die als brood in de wereld aanwezig is.
Een gemeenschap van mensen
waarin het leven gedeeld wordt.
We bidden om een gemeenschap
waarin de wijn van verbondenheid en vreugde te proeven valt.
De wijn die ons doet groeien tot broers en zussen van elkaar.
   Gedenk ons hier bijeen
                            (naar “Voorbeden voor onze geloofsgemeenschap”
                            van de Emmausgemeenschap Brugge)

Openingsgebed (Remonstrants inkeergebed)

God,
wij zoeken onze toevlucht bij U
Wij dragen aan U op
onze zorgen en schrikbeelden,
onze dromen en verlangens
en de mensen die ons lief zijn.

We kunnen U niet zien of horen,
het zijn alleen maar woorden die ons over U vertellen
en toch geven deze woorden ons vertrouwen.
Als de moed ons verlaat,
geven ze ons weer hoop
als ons vertrouwen op de proef gesteld wordt.

Als wij U zoeken,
zijt Gij er al, aanwezig in onze gemeenschap.
Geef ons de hoop die ons staande houdt,
hoop die met ons mee trekt en nieuwe wegen opent.

Geef ons vreugde die aanstekelijk werkt,
vreugde om U,
vreugde om de verbondenheid met de ander,
vreugde om de bevlogenheid die mensen met elkaar verbindt wereldwijd.

Gij hebt ons geroepen bij onze naam
en we zullen er zijn,
wandelend voor uw aangezicht,
groeiend aan uw woord,
open voor wat op onze weg komt,
vol vertrouwen als kind van U.
Amen.

Psalmgebed: 803B “Barmhartige heer, genadige god”

Evangelie: Joh. 2: 1-12

Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea. De moeder van Jezus was er, en ook Jezus en zijn leerlingen waren op de bruiloft uitgenodigd. Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ ‘Wat wilt u van me?’ zei Jezus. ‘Mijn tijd is nog niet gekomen.’ Daarop sprak zijn moeder de bedienden aan: ‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.’ Nu stonden daar voor het Joodse reinigingsritueel zes stenen watervaten, elk met een inhoud van twee à drie metrete. Jezus zei tegen de bedienden: ‘Vul de vaten met water.’ Ze vulden ze tot de rand. Toen zei hij: ‘Schep er nu wat uit, en breng dat naar de ceremoniemeester.’ Dat deden ze.
En toen de ceremoniemeester het water dat wijn geworden was, proefde – hij wist niet waar die vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden wisten het wel – riep hij de bruidegom en zei tegen hem: ‘Iedereen zet zijn gasten eerst de goede wijn voor en als ze dronken zijn de minder goede. Maar u hebt de beste wijn tot nu bewaard!’
Dit heeft Jezus in Kana, in Galilea, gedaan als eerste wonderteken; hij toonde zo zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in hem. Daarna vertrok Hij met zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen naar Kafarnaüm, waar ze enkele dagen bleven.

Bedenkingen bij het evangelie

Als er nieuwe wijn is, kan het feest echt beginnen. Op het eerste gezicht lijkt ons verhaal heel simpel: a. geen feest want geen wijn - b. wel wijn, dus - c. wel feest. Maar als we letten op een paar details in het verhaal wordt het duidelijk dat deze tekst ook een heel symbolisch gehalte heeft. Het water in het verhaal staat klaar in 6 kruiken. 6 en niet het volmaakte getal 7, het aantal kruiken geeft de onvolmaaktheid van de situatie aan. Van het water wordt ook gezegd dat het bedoeld is voor het Joodse reinigingsritueel. De gelegenheid is een bruiloft: de traditionele metafoor voor de relatie tussen God en het Joodse volk. Het verhaal krijgt hierdoor een veel grotere dimensie bij Johannes: de waterkruiken op de joodse bruiloft staan symbool voor het joodse Godsgeloof, de joodse ritualisering van de relatie met God, gefundeerd op regels, waardoor dat geloof onvolmaakt blijft.

De interventie van Jezus maakt van het water inspirerende, feestelijke wijn. Johannes geeft daarmee een duidelijke boodschap: een ritualistisch gescleroseerd geloof geraakt uit de impasse door de verandering die Jezus teweeg brengt. Het feest kan eindelijk beginnen. Het joodse geloof wordt bevrijd van zijn rituele verstarring door Jezus optreden.

De wijn als vooruitblik op het laatste avondmaal geeft, denk ik, ook aan waar het in het geloof in Jezus om draait: het herinnert ons aan onze mission statement. Het delen van brood en wijn geeft ons telkens weer het krachtige signaal van de kerngedachten van het geloof. De twee symbolen hebben elk hun eigen waarde: het brood als levengevend voedsel, product van de graankorrel die sterft om leven te geven. De wijn is de bron van inspiratie en vreugde.

We kunnen nu over die vreugde heel plat doen in het kader van de Bruiloft van Kana: een kleine 600 liter wijn voor een bruiloftsfeest is inderdaad niet niks. Symbolisch is het echter wel van groot belang. Het optreden van Jezus bevrijdt de ritueel verstarde situatie, en die bevrijding is feestelijk en blij.

De vreugde in ons geloof is serieus onderbelicht. De beklemtoning van het lijdensoffer, de passie van het Jezusverhaal krijgt veel aandacht. Dat beeld leeft ook in en buiten het christendom: we zijn een religie van lijdende opoffering, en de beloning komt later… Kortom: er valt niet veel te lachen in ons geloof, vreugde beleven is precies niet onze sterkte. Maar dit verhaal zegt toch juist het tegendeel: geloven is bevrijdend hier en nu, en geeft vreugde. Dat werpt tegelijk ook een andere blik op Jezus als profetische figuur. De profetische Jezus is niet alleen de verstorende figuur, die mensen eens goed door elkaar rammelt. Hij brengt door zijn optreden niet (alleen) onrust, maar vreugde…

Vreugde is een gevoel met veel facetten. Ze kan uitzinnig zijn, of juist heel verstild en intens. Ze kan de gewone, dagelijkse, geruststellende en bevredigende vreugde zijn, als je ziet dat iets goed afloopt of afgewerkt is. Ze kan gedeeld zijn, deel uitmaken van de intimiteit tussen mensen, het gevolg zijn van het geruststellende gevoel dat we leven in verbondenheid en zorg om elkaar. Ze kan ontstaan door het zien van schoonheid, ze kan ontstaan door wat de ander doet of is, doordat de ander er gewoon is. Stel je eens voor dat al die vormen van vreugde ook een afspiegeling zijn van het Rijk van God hier op aarde. Het is een veel optimistischer beeld van ons geloof.

Op een doordeweekse middag heb ik met een hele goede vriend wat gedachten zitten uitwisselen over wat vreugde is. In een geïnspireerd moment verwoordde hij het plots heel kernachtig, in een formulering die merkwaardige genoeg volledig aansluit bij onze lezing van vandaag. Hij zei: “zijn we niet altijd het meest authentiek vreugdevol als we in volle vrijheid bij onszelf en de ander kunnen zijn? Is vreugde niet fundamenteel verbonden met vrijheid en bevrijding?”
Onvrijheid en vreugde gaan inderdaad niet samen. Waar mensen mentaal, lichamelijk, gekluisterd zijn, door onderdrukking, uitsluiting, regels en procedures, waar mensen vermalen worden in het systeem dat hen te boven groeit, is er geen vreugde. Vreugde en bevrijding, het is verbonden.

Wanneer we elkaar bevrijdend tegemoet treden, zoals Jezus de bruiloftsgasten bevrijdend tegemoet treedt, ontstaat vreugde. Wanneer mensen elkaar toezeggen: jij mag er zijn, wekt dat intense vreugde. Die vreugde uit bevrijding is ook een aspect van wie wij noemen “Ik zal er zijn”. Die vreugde vieren we elke week, wanneer we ook de beker met elkaar symbolisch delen. Waarom zouden we die vreugde dan niet zien als indicator voor effectief christen-zijn, als onderdeel van onze mission statement: “wij brengen vreugde door bevrijding”?
Vreugde ontstaat waar profetisch bevrijding wordt gedaan. Waar bevrijdt wordt kan vreugde bloeien. Dat het brengen van vreugde de richtsnoer moge zijn van ons denken en handelen.

Offerande
Muziek: Handel Chandos Anthem 1: O, be joyful in the lord – track 1
Groot dankgebed
* 149 “Oergebaar”
* 158 “Gij die mij aankijkt”
Communiemuziek: Bach H-moll messe, Gloria (CD1, track 4)
Communielied 524: “Die er zijn zal”

Slotgebed en zegen

Gij die zijt
oergrond van al wat is
de hoop, de kracht,
de lach, de moed van mensen.
Het leven is ons uitermate lief
Zo hebt Gij het gedroomd
en ons daartoe bestemd.

Wil dan
uw lichtglans uitstrooien
in onze ogen.
Vervoer ons.
Doe ons stralen
als een tuin in bloei.
En laat in ons de schoonheid
en de vreugde zingen,
helder en aanstekelijk,
dat wij klankschalen worden
van een eindeloos bevrijdende
en blijde boodschap.
           (Kris Gelaude, uit: Voor wie bidden wil, p. 46

Een van de grootste problemen waarmee het Westen te maken heeft is de eenzaamheid. Er is eenzaamheid, omdat relaties vaak stuklopen. Eenzaamheid omdat er te weinig kanalen zijn om met elkaar echt te communiceren en mensen als een soort monaden teruggetrokken leven in hun kleine wereld. Onderzoekers wijzen erop dat mensen tegenwoordig zich liefst tot geen enkele identiteit bekennen, omdat ze vrij willen zijn. Niet alleen geloofsgemeenschappen zitten met dit probleem, het is een algemeen fenomeen. De andere kant van die medaille is dat sommigen in totale isolatie leven. Nog maar enkele dagen geleden werd mij verteld dat ook in onze eigen stad een man meer dan een week in zijn appartement dood Iag voor hij werd gevonden. En hoe in ons eigenste Leuven regelmatig begrafenissen plaats hebben waarop alleen een obligatoire vertegenwoordiger van het OCMW aanwezig is. Schrijnende taferelen.

Ik heb de indruk dat achter die vele soorten van herkenbare eenzaamheid een andere ligt die moeilijk te grijpen en te omschrijven is maar wel fundamenteel. Het heeft te maken met een eeuwenlange evolutie in onze Westerse cultuur waarbij men meer en meer de klemtoon ging leggen op een sterk Ik, op de mens die zichzelf moet ontplooien, op de mens als koning van de schepping die aan alles een naam gaf en alles en iedereen onderwierp aan zijn roofzuchtige en onverzadigbare bezitsdrang. Indien zo’n mens toch verbonden is, dan is het omdat hij ingaat op een uitnodiging, misschien omdat hij heel veel contactadressen heeft via facebook of twitter. Maar het is een verbondenheid vanuit zijn zelfbewustzijn als een bewuste keuze.

Op zichzelf is daar niets fout mee, maar achter die verbondenheid zit een verborgen eenzaamheid. Indien je geen initiatief neemt, indien je geen aantrekkelijk profiel hebt, val je in een leegte. Is dat dan ons ongevraagde lot of hebben we die oorspronkelijke verbondenheid verloren? Indien we nu eenmaal zo zijn, moeten we sociale programma’s ontwikkelen, structuren ontwerpen die mensen samen brengen, moeten we leren hoe een gesprek aan te gaan, cursussen in empathie volgen, enz. om zo een moeizame brug naar de wereld te slaan. Indien het gaat om iets dat er ooit was, maar verloren ging meten we nadenken hoe die oude toestand te herstellen.

Ik overval jullie met deze misschien wat rare gedachten, maar de tweede lezing van deze zondag heeft mij bijzonder getroffen. Niet alleen deze week, maar al vele jaren houdt ze mij bezig. Het is de tekst uit 1 Korintiërs 12 over het mystieke lichaam. Paulus beschrijft daarin hoe christenen samen één grote gemeenschap vormen, méér dan familie van elkaar zijn of elkaar graag zien. Het is een verbondenheid in grote verscheidenheid en met diep respect voor de zwaksten, gedragen door het fundament van het geloof. Paulus schrijft vanuit een achtergrond die verloren is gegaan, maar die we opnieuw moeten bestuderen. Een geloofsgemeenschap of een kerk als mystiek lichaam waarin ieder een eigen functie en een eigen plaats heeft. En die verbondenheid is maar mogelijk, omdat er een fundament aan voorafgaat: de verbondenheid in Christus. In de context van vandaag met zijn groeiende vereenzaming is dit een bijzonder belangrijke piste. Misschien lukt het niet meer om tot datzelfde basisgevoel terug te keren, maar minstens moet het ons inspireren om in deze tijd te zoeken naar een alternatief voor wat fout loopt.

Lied 104: “Gezegend dit uur”

Gebed

Wat ik geloof o God
Wordt gedragen door U, de eeuwige.
U noem ik: God, Verborgene,
Licht, Aanwezige,
Genade en Zijn.

Wat ik geloof o God,
Is telkens anders:
Zoeken, luisteren, spreken, zwijgen
Zingen en dansen,
Altijd weer, tot ik rust vind in
U die mij wil dragen.

Wat ik geloof o God
Is alleen dit:
dat ik hier voor U sta.
Dat is mijn verlangen.

Inleiding op de lezing

In 395 vernietigden de tot het christendom bekeerde Goten onder leiding van Alarik de tempel van Eleusis. Het was een cultusplaats waar eeuwenlang Grieken en later ook Romeinen een soort van inwijdingsritus doormaakten. Men onderging een innerlijke verandering en geloofde dat men na de dood gelukkig verder zou leven. Typisch voor deze inwijdingsreligie was dat het om een individueel geloof ging dat verder geen enkele maatschappelijke consequentie had. Het was blijkbaar typerend voor de Griekse mentaliteit, want toen later Paulus in Korinthe het geloof preekte en velen zich bekeerden, ging men in datzelfde individualistisch patroon verder. Dus als het de avond van de eucharistie was, bracht iedereen wat mee, niet om te delen maar elk voor zich. Men begon met het breken van het brood, vervolgens at iedereen op wat hij had meegebracht en men eindigde met het delen van de beker van het heil. Maar al vlug ontspoorde het feest. De rijken kwamen eerder en hadden lekke hapjes in hun zak, de armen moesten langer werken, en als ze toekwamen moesten ze het dikwijls alleen doen met het eucharistisch brood en het symbolisch scheutje wijn. De eucharistie was duidelijk een individualistisch gebeuren net zoals de inwijding in de Eleusis-tempel. Tegen dat individualisme ging Paulus in verzet. De maaltijd des Heren moest voortaan anders verlopen. En Paulus raakt helemaal op dreef, want het ging hem niet alleen om de eucharistie, maar om het hele samenleven van de gemeente gedragen door Christus. (cfr. G. Lohfink, Heeft God de kerk nodig? p.328 e.v.)

1 Korintiërs 12
Lied 524: “Die er zijn zal”

Homilie


Hoe kunnen rijken en armen, sterken en zwakken één gemeenschap vormen waarbij verschillen worden erkend zonder dat dit tot discriminatie leidt? Hoe vindt een gemeenschap in al haar diversiteit toch een fundament om tot een samenhangend geheel uit te groeien? Ik vind deze eerste brief van Paulus aan de christenen van Korinthe in dat opzicht heel inspirerend. Na eerst iets gezegd te hebben over de maaltijd van de Heer, wijst hij op de verbondenheid als een mystiek lichaam, om uiteindelijk dat prachtige Hooglied over de liefde te schrijven. Lees je teksten zo na elkaar dan besef je dat het Paulus om veel meer dan de noodzakelijke solidariteit gaat.

Het beeld van het éne lichaam met zijn verschillende ledematen werd in de Oudheid veel gebruikt. De erachter liggende idee was, dat elk lid hoe gering en van weinig tel een eigen functie had opdat het geheel zou kunnen functioneren. Dat is juist, maar dat geldt ook voor de mieren en de bijen. Iedereen moet zich opofferen opdat het geheel zou voortbestaan. Dat is net niet de idee achter het mystieke lichaam. Paulus voegt al onmiddellijk iets nieuw toe: de minst gewaardeerde en ogenschijnlijk minst nuttige ledematen moet men met meer achting behandelen dan de andere. Elders verwoordt hij het ruimer: ‘Acht de ander hoger dan jezelf’ (Fil. 2,3). Misschien had hij gehoord van die laatste avond toen Jezus de voeten van leerlingen waste. Iedereen heeft een eigen bijdrage in het grote geheel, maar dat gebeurt niet ten koste van hun persoonlijkheid, integendeel.

Het ging Paulus trouwens om veel meer dan wat sociaal advies geven en het aanklagen van een ingebakken individualisme. Achter dit beeld van het lichaam zit een gedachte die bij Paulus steeds terugkeert: ‘zijn in Christus’ en ‘gedragen worden door zijn Geest’. Het ‘zijn in Christus’ heeft bij hem een mystieke betekenis en is net het tegendeel van individualisme. ‘Ik leef niet meer, schrijft hij, Christus leeft in mij’. De diepste kern van onze persoon is open gebroken naar Christus en naar God toe. Met Christus zijn we gestorven aan de oude mens om op te staan in een nieuwe identiteit.
Voor Paulus betekende dat een ware revolutie. Want voortaan is er geen man of vrouw meer, geen slaaf of meester, allen zijn gelijkwaardig. Wat een gedurfde en schokkende uitspraak maar ook hoe verfrissend tegenover de Griekse mentaliteit. Wat men dus in andere brieven leest dat de vrouw moet zwijgen tijdens de samenkomst of dat de slaaf zijn meester moet gehoorzamen en de meester correct zijn slaaf moet behandelen, zijn uitspraken van latere datum in brieven die niet van Paulus zijn.

De basis van die verbondenheid is echter geen prestatie van de gemeenschap of van het individu, maar het resultaat van Christus die zichzelf geeft. Een hechte gemeenschap bestaat dus niet uit vrienden die elkaar graag mogen of uit een gezonde familieclan, maar wordt gedragen door iets dat haar overstijgt. Van binnenuit is er een inspirerende kracht werkzaam die ons samenbrengt, die de verschillen respecteert én ze tegelijk overstijgt. Dat noemt Paulus de werking van de Geest.

Deze overtuiging is zo actueel en inspirerend nu zoveel mensen worstelen met een ondragelijke eenzaamheid. Er is een mogelijke weg, omdat we allen delen in een Oergrond die alles samenvoegt. Ik denk dat geen enkel project, geen enkel maatschappelijk systeem, zelfs geen goed uitgebouwde relatie die eenzaamheid kan oplossen of die verschillen respectvol kan behoeden, indien ze niet steunen op die Grond. Ik vind daarom dat wij als gelovigen een belangrijk en duidelijk alternatief kunnen bieden voor onze vereenzamende wereld. Men kan zich zelfs afvragen of het individualistische ‘mis horen’ zoals dat genoemd werd, niet eerder doet denken aan wat Paulus in Korinthe aanklaagt. Ik denk dat daarom onze kerk alles moet inzetten om alle ruimte aan die hechte, krachtige gemeenschappen te geven, want zij vormen een alternatief voor veel goed bedoelde sociale opbouw.

Gerard Lohfink schrijft het als volgt:

Voor het christelijk geloof zou het daarom essentieel zijn dat de afzonderlijke gelovigen niet geïsoleerd naast elkaar leven, maar als één lichaam verbonden zijn. Het zou erop aankomen dat zij al hun talenten en mogelijkheden met elkaar verbinden, dat zij in hun bijeenkomsten hun hele leven vanuit de komst van Gods heerschappij beoordelen en zich de eensgezindheid van de agapè laten schenken. Dan zou de gemeente de plaats worden waar de Messiaanse tekenen die het volk van God beloofd werden, oplichten en werkzaam worden. (Heeft God de kerk nodig, p. 339)

Dankgebed 159: “Gij, de grond van ons vertrouwen”
Na de communie 575” Geen ander brood dan wat door onze handen gaat”

------