------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




13 september 2015: 24e zondag

                 Wie zeg jij dat ik ben?

Marcel Braekers

Openingszang 102: “Onze hulp is in de naam van de Heer”

Gebed

U danken wij om Hem
Een zoon uit de schoot van uw volk,
Die is als een licht
Dat de sluier wegneemt van alle volken,
Als een licht dat de glorie van Israël uitstraalt.
Hij was het die met uw liefde
Alle kou en verharding, zelfs alle dood trotseerde.
Hij was het die in liefde bleef geloven
Zelfs in de nacht dat hij verlaten en verraden werd.
Overschaduw ook ons met uw heilige Geest.
Verwek in ons liefde die blijft,
Die bestand is tegen hoogmoed en wanhoop,
Tegen onverschilligheid en verwarring.
Houd ons op koers met uw Geest,
Zoals die Hem bezield heeft. (S. de Vries, Het rijk alleen p. 212)

Inleiding op de lezing

In het evangelie van Marcus gaat de voortgaande lezing tijdens de zondagen naar een hoogtepunt. Hierna begint de tocht naar Jeruzalem, het verval, het ongeloof, verraad, enz. Jezus gaat van de stad Caesarea van Filippus, een stad in het Noorden van Israël, naar Jeruzalem. Het is meer dan een wandeltocht, maar ook een spirituele reis.
Marcus heeft in de voorbije hoofdstukken Jezus voorgesteld als leraar en genezer en daarbij allerlei misverstanden opgeruimd. De Farizeeën, de Herodianen, zijn eigen familie, de inwoners van zijn vaderstad Nazareth, zelfs zijn eigen leerlingen: allemaal riskeren ze Jezus verkeerd te verstaan. Wie is Hij en wat betekent het Hem te volgen?
Om dit nogmaals te verhelderen past Marcus een literair trucje toe. Hij beschrijft hoe Jezus de leerlingen ondervraagt. Voor en na deze passage plaatst hij de genezing van een blinde en van een epilepticus. Twee keer gaat een nieuwe wereld voor iemand open en kan hij zien, horen en voelen wat Jezus aan Goed Nieuws brengt.
Die gedachte trekt Marcus verder in de lezing van vandaag. Zijn de leerlingen open genoeg om te beseffen wie Jezus is? De belijdenis van Petrus in naam van alle anderen vormt een voorlopige hoogtepunt in het Marcus-evangelie. Het evangelie vangt aan met de woorden: het begin van het evangelie van Jezus Christus, Zoon van God en dit wordt na zoveel hoofdstukken ook door Petrus gezegd. Slechts één keer komt de uitspraak terug, namelijk onder het kruis als een Romeinse soldaat zegt: Waarlijk deze man was de zoon van God. Uitgerekend een Romeinse soldaat, want Marcus schrijft zijn evangelie voor Romeinse christenen.

Marcus 8,27-38
Lied 313: “Christus de gestalte van God”

Homilie


Stel dat ik dit evangelie plaats in de context van vandaag dan hadden de leerlingen op Jezus’ vraag misschien geantwoord: “Sommigen noemen u Oscar Romero of Nelson Mandela, of pater Kolbe”. Misschien minder spectaculair maar ook mooi zou het zijn als iemand zou zeggen “Hij is als mijn vrouw of mijn vader”. Jezus als gereïncarneerd in een belangrijke figuur voor mij of voor deze tijd. Zo ongeveer moet men ook in Jezus’ tijd hebben gedacht. Maar nu komt de literaire truc van Marcus om de hoek zien. Al vragend en door allerlei meningen aan te halen zoekt hij wat de leerlingen over Jezus denken. “Wie zeg jij dat Ik ben?”

Was er dan zo’n groot verschil tussen Elia, Johannes de Doper en Jezus? Of tussen Romero, Mandela, paus Johannes XXIII en Jezus van Nazareth? Het zijn toch figuren die een voorbeeld voor ons zijn, die boven het alledaagse uitstaken, die iets realiseerden waardoor de wereld beter werd, en mensen werden bevrijd. De vraag brengt mij bij de kern van ons christendom: wat bedoelde de evangelist toen hij deze Jezus de Messias of de Gezalfde noemde? (Alle specialisten zijn het er over eens dat Jezus zichzelf nooit deze titel heeft toegekend.) En nog meer: als in die woorden de kern van zijn persoon en zending worden samengebald, waarom gaf Jezus de opdracht te zwijgen?

Preken is altijd met de grove borstel erdoor gaan. Er is geen ruimte voor nuances of een lang betoog. Als ik dan probeer te overzien hoe in de traditie over Jezus werd gesproken dan meen ik twee tegengestelde opvattingen te zien terugkeren.
Volgens de ene is Jezus de unieke, onvergelijkelijke zichtbaarwording van God. Niemand of niets heeft ooit getoond wie God is en hoe Hij met mensen omgaat dan Jezus van Nazareth. Die uniciteit is zo bijzonder dat men gelooft dat Hij reeds van voor alle tijden bij God was of zelfs de tweede persoon van de Drievuldigheid die later via Maria mens werd. In dat concept is er een scherpe tegenstelling tussen Elia, Johannes en Jezus. Of tussen Jezus en Romero, moeder Theresa, pater Kolbe, enz. Het christendom neemt daarom een unieke plaats in boven de andere godsdiensten. Dialoog is mogelijk, maar alleen vanuit de overtuiging dat de anderen ooit in de ware moederkerk terecht zullen komen.

In de tweede stroming wordt het onderscheid tussen Jezus en de vernoemde figuren veel minder scherp gesteld. In al die voorbeelden licht iets van goddelijkheid op, zo zegt men. Allen zijn dragers van een goddelijke vonk. Meister Eckhart gaat zelfs zo ver te stellen dat zelfs een vlieg iets van Gods schoonheid uitstraalt als je haar kunt zien in verbondenheid met haar oergrond. Ook in deze denkstroming zal men beklemtonen dat in Jezus op een uitzonderlijke manier Gods handelen zichtbaar werd, omdat er verschillen zijn in mogelijkheid van ontvangen en doorgeven van goddelijk Licht. Vandaar het geloof dat Jezus op een uitzonderlijke manier Gods glorie in zichzelf voelde schijnen en zo uitzonderlijk genezend en lerend voor anderen kon zijn. Toch blijft de idee overeind dat overal in deze wereld goddelijke werkzaamheid leeft die ook altijd verduisterd of vernietigd kan worden. Maar men belijdt dat ieder mens in zich de mogelijkheid heeft om Christus te worden. Alles hangt ervan af of we bereid zijn allerlei prijs te geven en door te dringen tot ons diepste zelf, onze eigenste grond. Je wordt maar een christus-figuur via offers, dus doorheen lijden en opnemen van een kruis.

Dat brengt me bij de tweede vraag die dit evangelie stelt: waarom vraagt Jezus aan de leerlingen te verzwijgen dat Hij die Messias is? Over dat zwijgen kan men op verschillende niveaus antwoorden.
Het eerste niveau is de situatie in Rome. Marcus schreef zijn evangelie voor Romeinse christenen en er was hem veel aan gelegen dat men die term Messias of Gezalfde niet teveel zou gebruiken. Want die werd geassocieerd met afstamming van koning David en dus met politieke ambities. Daarvoor waren de Romeinen erg beducht. Jezus bracht echter geen politiek of werelds rijk, maar ‘het rijk van God’, een verzameling van mensen boven ras en cultuur uit die gedreven zijn door liefde.

Maar er is ook een tweede niveau waarom Jezus vraagt te zwijgen: het gaat om het misverstand, het onbegrip of onvermogen dieper in zijn persoon in te dringen. Dat is maar mogelijk als men iets van zichzelf of zijn totale persoon wil prijs geven. Sommige christenen gaven en geven ook vandaag hun leven voor dat geloof. Voor sommigen betekent het loslaten van een comfortabel leven en zich laten bevragen door de vele praktische noden van vandaag. Het betekent ook het offer van je zelfgebouwde voorstellingen, de overkoepelende levensbeschouwing waarin je alles kan plaatsen, maar niet meer echt geraakt wordt. Christenen moeten door al die vormen van lijden heen en mee tillen aan het kruis dat op deze wereld rust. I never promised you a rose garden.

Groot dankgebed 150: “Die naar menselijke gewoonte”
Na de communie 363: “Gij zijt voorbijgegaan, een steekvlam in de nacht”

------