------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




21 juni 2015: 12e zondag

     Slaapt Jezus als het stormt in ons leven?

Marcel Braekers

Openingszang 101: “Heerlijk is het te loven de Heer”

Begroeting


Het ene ogenblik volgt ons leven een rimpelloze lijn en is alles mooi geordend en overzichtelijk. Tot plots een voorval alles omkeert en we beseffen hoe weinig we eigenlijk in handen hebben. Het verhaal van de storm op het meer is een symbolisch verhaal over het leven van dé mens, van ieder van ons. En waar blijft God bij dat alles?

Openingsgebed : psalm 18

Ik heb U lief, Heer, mijn kracht,
Heer, mijn rots, mijn vesting en bevrijder,
Mijn God, steenrots waarop ik vlucht,
Hoorn van mijn heil, mijn schild en burcht.
De lasso van de dood viel over mij,
Verwoestende stromen overspoelden mij.
Ik riep in mijn angst om de Heer
Schreeuwde tot God om hulp.
Hij hoorde mijn stem vanuit zijn paleis,
Mijn kreet drong door tot zijn oren.
Uit den hoge stak de Heer mij zijn hand toe,
Hij greep mij vast, Hij trok mij op uit het machtige water.
Hij verloste mij van mijn angstaanjagende vijand,
Van die tegenstanders, die sterker waren dan ik.
Hij bracht mij naar een vrij gebied;
Hij verloste mij; Hij heeft mij lief.

De storm op het meer was voor Marcus een aansporing om in alle omstandigheden te vertrouwen, ook al denkt men dat God slaapt toch is Hij aanwezig. Daarom zingen we ons geloof uit.
Geloofsbelijdenis 538: “Ik geloof in de God die het begin en de laatste zin van de dingen is”

Inleiding op de lezing

Op het meer van Galilea kan het plots geweldig gaan stormen. Van het ene moment op het andere kan het water van een mooi vlak binnenmeer veranderen in een hels tempeest waarbij je geen hand voor je ogen ziet en de wind en de golven vrij spel hebben. Het meer is omgeven door bergen zodat het er meestal rustig aan toe gaat, maar als de wind er overheen geraakt heb je een plotse weersverandering. Voeg daarbij dat de Galilese vissers niet zoals de Noordzee-vissers over stevige boten met radar beschikten, maar arme stumpers waren die met krakkemikkige bootjes wat vis probeerden te verschalken en je beseft hoe gevaarlijk een storm kon zijn.

Welnu deze concrete situatie gebruikt de evangelist om te spreken over levensangst, over het verlies van zekerheden, over biddend smeken en religieus vertrouwen. Het verhaal van de storm was door de evangelist bedoeld als een metafoor van het leven. Plots kan de grond onder je voeten wegschuiven zoals een storm op het meer valt. Nog maar een week geleden maakten we het hier in huis mee toen de tuinman ‘s morgens dood in zijn bed lag. Het leven als een rimpelloos wateroppervlak dat plots een kolkende diepte blijkt te zijn waartegen je geen verweer hebt, waarvoor geen preventie bestaat. Eigenlijk weten we allemaal dat het leven zo is, maar feitelijk leven we alsof we eeuwig zullen voortbestaan en zijn we ons niet bewust van de kwetsbaarheid.

Toen de evangelist Marcus het verhaal van de storm op het meer neerschreef, dacht hij aan deze kwetsbaarheid van mensen. Maar hij zag het ook breder: vanaf de eerste tijd ging de kerk onder invloed van dit verhaal zichzelf zien als een schip, of misschien nog eerder als een vissersloepje op het woelige water van de wereldzee. De eerste christenen moesten onder heel moeilijke omstandigheden overleven. Ze werden dikwijls vervolgd, maatschappelijk achtergesteld. De kerk als geheel dreigde uiteen te vallen in elkaar bestrijdende visies. En de vraag die hij en zijn geloofsgemeente zich stelde was: waar blijft de verrezen Heer? Is Hij begaan met zijn Kerk en met het leven van elk van ons of slaapt Hij?

Marcus 4,35-41 – versie uit de kinderbijbel van Klink p. 124.

Lied nr. 572: “In de veelheid van geluiden, in de stormen van de tijd”

Homilie


Dat ons leven een korte en kwetsbare tocht is, weten we allemaal, maar we zijn het ons meestal niet bewust. Gelukkig misschien, want het kan ons even goed tot angstige, piekerende mensen maken die vergeten te genieten. Ik heb me trouwens al dikwijls afgevraagd of er een verband is tussen het verdwijnen van het christelijk geloof en de toegenomen zorg voor gezonde voeding en voor een fit en getraind lichaam. Het lijkt wel een nieuwe religie te worden. Daar waar men vroeger die kwetsbaarheid legde in Gods handen, is nu het krampachtige zelfbehoud in de plaats gekomen.

Ons leven zoals het leven op het meer van Galilea: meestal rustig en te overzien, met dan plots die onverwachte, alles omver gooiende storm. Toen ik het verhaal weer las, dacht ik: zouden wij net als de leerlingen reageren en God om hulp roepen? En een tweede vraag: hoe ervaren wij die stormen in het licht van Gods aanwezigheid: slaapt Hij, is Hij op reis of is Hij op een andere plaats druk bezig (zoals der tolle Mensch in de fröhliche Wissenschaft van Nietzsche zei) of is zijn nabijheid van een andere orde?

Het antwoord op de eerste vraag is niet zo eenvoudig. Spontaan denken we dat het grote verschil tussen de leerlingen en ons, westerlingen, hierin bestaat dat wij in een noodsituatie liever efficiënt beginnen te handelen in plaats van God of Jezus te aanroepen. We leven in een ‘onttoverde wereld’ die heel anders wordt beleefd dan 2000 jaar geleden. Toen dachten mensen dat als een storm opstak dit een teken was dat God kwaad was. En als het meer vredig en rustig erbij lag en men een goede vangst had, was het alsof God glimlachte en toonde hoe lief Hij hen had. De werkelijkheid was zo doordrongen van het heilige dat men pas in tweede instantie eraan zou denken ook efficiënt te handelen.

Twintig eeuwen hebben ons grondig veranderd. Mensen ervaren de wereld niet meer als schepping, als het geschenk van een bezorgde God. En wijzelf ervaren ons ook niet als een deeltje in dat grote scheppingsgeheel waarin God zich openbaart, maar als zelfstandige wezens begiftigd met vrijheid en verantwoordelijkheid die staan tegenover een neutrale, mechanische wereld. Als dus iets fout loopt – een storm, ziekte, levensvragen - dan is onze eerste gedachte hoe dit best op te lossen. En toch moet ik dat ook nuanceren. Onderzoek bij militairen na de tweede wereldoorlog wees uit dat tijdens hevige gevechten meer dan 90 % begon te bidden gelovigen zowel als ongelovigen, maar achteraf bekenden ze dat het hen niet religieuzer had gemaakt.
Zou het kunnen dat iedereen in moeilijke momenten die primaire behoefte voelt om een hogere macht aan te roepen ook al geven we er achteraf geen diepere betekenis aan? In dat geval staan we toch niet zover van die leerlingen af en is die houding van sterke autonomie en behoefte aan vrijheid een beetje fake.
Ik moest daarbij denken aan dat mooie moment tijdens de zondagsviering als we kaarsjes aansteken als symbool van wat ons ontroert, wat we meedragen als zorg, of gewoon als uitdrukking van onze kwetsbaarheid. Al die kaarsjes hebben te maken met de stormen in het leven en zijn een uitdrukking van onze kwetsbaarheid. Maar ik vermoed dat niemand gelooft dat door het branden van de kaars het leven zal veranderen. Wel leggen we onze vragen, zorgen en angsten in Gods handen, zoals we de gaven afstaan voor de liturgie.

Daarmee ben ik bij mijn tweede vraag die ik stelde: slaapt God, en slaapt de verrezen Heer bij wat ons overkomt? Indien Jezus niet meer met datzelfde gezag de stormen kan stillen, waarom zouden we dan nog roepen? Ik bedoel dan een roepen dat verder gaat dan de primitieve kreet van een bedreigde mens? Anders gezegd: indien God of Christus die macht niet (meer) hebben, waarom dan nog vragen?

Mijn antwoord daarop is dat ons geloof helemaal de verkeerde toer opging toen men begon te spreken over de almacht van God. Die idee blijft voortleven tot vandaag en belet de meesten zowel binnen als buiten te kerk om verder te zien en tot waarachtig geloof te komen. Mensen blijven over God denken vanuit hun eigen leefwereld waarin macht en onmacht een centrale rol spelen. Indien God daarin het hoogste zijnde is, de oorzaak van alles, schepper, voorzienigheid en eindoordelaar, dan moet Hij ook over oneindige macht beschikken. De grote fout daarbij is dat men God niet als de Andere kan zien. Dat Hij (of Zij) van een totaal andere orde is dan alles wat wij zijn. Macht en onmacht spelen daarin geen rol. Men blijft altijd maar menselijke beelden projecteren op God en Jezus.

God is de Andere, de Onnoembare, mysterieus Aanwezige waar we alleen vanuit de Openbaring over weten dat Hij ons nabij is en met ons meegaat. Nabij en betrokken, maar anders en intiemer dan mensen elkaar nabij kunnen zijn. Ik krijg de indruk dat mensen ontgoocheld zijn als ze tot dat inzicht komen, maar voor mij is het een grote bevrijding. God dienen, zich aan Hem toevertrouwen dient dus tot niets. Het geeft je geen enkel voordeel, maar precies daarom is die relatie zo waardevol. Geloven is nutteloos, ook belangeloos en dat maakt het mooi.

En zo gezien is het aansteken van dat kaarsje zo mooi en waardevol. God moet onze vragen en zorgen niet oplossen, dat is onze verantwoordelijkheid, maar het is zo belangrijk om Hem erbij te betrekken. Het geeft ruimte aan het leven, het maakt alles kleurrijk en geeft diepte, omdat er Iemand is, die Onnoembare en Weerloze, die meegaat en mee draagt zonder onze verantwoordelijkheid weg te nemen. In het aanroepen of in de processiegang naar het altaar heeft een naderen plaats en gebeurt iets met ons. Zoals de psalmist schreef die ik in het begin van de viering voorlas:

Uit den hoge stak de Heer mij zijn hand toe,
Hij greep mij vast, Hij trok mij op uit het machtige water…
Hij bracht mij naar een vrij gebied. 
Hij verloste mij, Hij heeft mij lief.» (ps.18)

Groot dankgebed 156: “Heerlijk is het de Heer te bezingen”
Na de communie 596: “Lied in mij”

------