------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





12 april 2015

De leerlingen zien Jezus

Jacques Perquy

Lied 195: “Met vrede gegroet”

Verwelkoming:

De lezing van vandaag gaat over de verschijning van Jezus aan de leerlingen in groep bijeen. Dit en de andere verrijzenisverhalen stellen het bijbelverstaan van kritische gelovigen (en de voorganger van vandaag) op de proef. Gelukkig gaf Marcel tijdens de paasdienst al een voorzet: “Wat met Jezus is gebeurd, wat verrijzen eigenlijk is, wordt nergens vermeld, want het ligt voorbij onze ervaring, voorbij alle weten en verbeelden. Tegelijk wordt het beleefd als de voltooiing van Zijn leven en zo ook het perspectief voor wie gelooft. De evangelisten vertellen vooral wat het met mensen doet.”
We zingen hiervoor ‘Een mens te zijn op aarde, dat is de Geest aanvaarden die naar het leven leidt’, lied nr 310.

Lied 310: “Een mens te zijn op aarde”

Gebed:

Ondenkbaar God
Die in een ommezien van eeuwen
lichtjaren van bestemde tijd
met dit heelal u hebt verweven
die, onvervulde majesteit,
Uw hartsverlangen wilde delen,
Uw licht uitzwaaide wereldwijd
indaalde in ons broze leven
en God voor ons geworden zijt.

Die, ziende ons verwilderd lijden
en sterven, geen ontkomen aan,
Uw woord spreekt: dat het ons bevrijde
van voor het zwarte gat vandaan
Die stuurt Uw geest, dat niet vervalle
ons hart aan wanhoopswoestenij
ooit zult Gij alles zijn in allen,
ondenkbaar God, gezegend Gij.
        (H. Oosterhuis, Vriend voor het leven)

Lezing:

De voorgeschreven lezing van vandaag komt uit het vierde en kortste evangelie, dat aan Johannes wordt toegeschreven. Over wie Johannes was, is er geen zekerheid. Sommigen, zoals Nieuwenhuis, stellen dat Johannes de geliefde leerling was, die hem langst nabij is gebleven op de Olijfberg. Hij is het ook die na Maria van Magdala, samen met Petrus op zoek is gegaan naar de plek waar het lichaam van Jezus was achtergelaten. Johannes zou dus een ‘ooggetuige’ kunnen geweest zijn, ook al wordt de redactie van de tekst gesitueerd op het einde van de eerste eeuw.

Dit evangelie zou vorm gekregen hebben in een Joods-christelijke gemeente die zich gevestigd had in Klein-Azië, wellicht in Efese. Die jonge gemeente werd uit de Joodse ‘moedergemeenschap’ gestoten, omdat zij Jezus als de Messias beleden.
Het ganse evangelie van Johannes bestaat uit slechts twee delen: het boek van de tekenen en dat van de verheerlijking. De verheerlijking omvat het lijdensverhaal en de paasverhalen waaronder de verschijningen.
We beluisteren vandaag het voorlaatste hoofdstuk: Jezus verschijnt aan de groep leerlingen. (in TOB ‘de leerlingen zien de Heer’)
Op het einde van deze tekst staat een cruciale zin over wat het opzet is van het Johannesevangelie: “Jezus heeft nog meer wondertekenen gedaan die niet in dit boek staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u zou geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven zou leven in zijn naam.

Johannes 20, 19 -31

Lied 370: “Een weg durven gaan”

Commentaar


In de tekst lopen meerdere lagen door elkaar: het gaat over wat met de eerste leerlingen in Jeruzalem zou kunnen gebeurd zijn, maar tevens hoe de gemeente in Efese samenkomt en hoe andere christengemeenschappen dit ook zouden kunnen doen. Vergeten we daarenboven niet dat de evangelies ook werden gebruik als initiatie voor nieuwe gelovigen. Dit maakt het begrip van teksten niet altijd vanzelfsprekend, maar wel boeiend.

Na de veroordeling en kruisdood van Jezus wordt van enkele van zijn naasten beschreven hoe ze zijn dood hebben beleefd: Maria van Magdala, zijn geliefde leerling,..Over hen wordt gezegd dat zij een ervaring hebben, die hen doet zeggen: “Hij leeft”, Zijn leven en dood zijn niet verloren”, “Hij doet ons leven”. Het is eigenlijk hun verrijzenis uit verdriet, uit hun ontgoocheling. Zij hebben Jezus ‘gezien’.

Johannes gebruikt het woord ‘zien’ tientallen keren in zijn evangelie. Het heeft altijd te maken met het zien van licht en het herkennen van de Messias, met geloven dus. Dat in-zicht is geen plotseling doorbraak, maar als een geleidelijke opklaring, waarvan iedere stap gevolgd wordt door een volgende ontwikkeling.

Het verhaal van vandaag gaat over hoe zijn leerlingen als groep een soortgelijk proces doormaken. Johannes vertelt het alsof het om een eenmalig gebeuren gaat. Uit andere teksten blijkt dat het een hele tijd zal duren (50 dagen) vooraleer ze voldoende overtuigd zijn om naar buiten te durven treden om van Hem te getuigen. Maar tijdens een bijeenkomst ‘zien’ ze de gekruisigde Jezus in hun midden. Jezus die hen de vrede toewenst en zijn wonden toont.
Zijn vredeswens is zijn wachtwoord dat toegang verschaft naar hem en naar elkaar. Zijn kruiswonden zijn het onweerlegbare bewijs van de manier waarop hij gestorven is en maken deel uit van zijn indentiteit: dit is Jezus: zijn leven en zijn dood. (zoals de gewelddadige dood van Romero aan het altaar onlosmakelijk verbonden is met zijn persoon).

Johannes vertelt niet alleen deze onvergetelijke ervaring in Jeruzalem. Het gaat in dit relaas evenzeer over de wekelijkse bijeenkomst van zijn gemeente op de eerste dag van de week. Ook daar zijn de deuren gesloten uit schrik voor de Joden, die hun nieuwe geloof niet erkennen. Ook daar worden leerlingen bevangen door twijfels of ze wel kunnen aannemen wat er gezegd wordt over Jezus, dat zijn leven en dood niet voor niets zijn geweest. Maar ook daar is er een ervaring van zijn aanwezigheid: ‘Jezus is onder ons’.

Zo onwaarschijnlijk is zo’n ervaring van aanwezigheid niet. Hebben we zelf al niet eens ervaren in een bijeenkomst met vrienden, waarvan één is overleden, het was alsof hij/zij erbij was?
En bij een uitvaart waar mensen intens meevieren, voel je bij jezelf het verdriet soms overgaan in gezamenlijke doorvoelde verbondenheid met wie gestorven is: ervaring die je raakt en die de gemeenschap sterker maakt. Dit hebben we met deze gemeenschap toch al een aantal keren meegemaakt. Zo krijgt de dood van een mens een andere dimensie.

Dat is bij de dood van Jezus, de mensenzoon niet anders. Wanneer zijn leerlingen getuigen dat ze ‘Hem hebben gezien’, dat ‘Hij leeft ‘ spreken ze hun geloof uit. Een mensenleven, dat zo geleefd wordt en een dood die zo volbracht wordt, is sterker dan de fysieke dood. Zijn leven is machtiger dan alle dood en is dus onsterfelijk.
Nieuwenhuis schrijft hierover “Er is een manier van leven die ondanks de dood, en misschien zelfs dankzij die dood, onvergankelijk blijkt, door niets of niemendal klein te krijgen. Er zijn mensen, nog altijd, die precies door hun dood en de wijze waarop, blijken op te rijzen en de wereld te alarmeren, en te leven als nooit tevoren. Zij zijn ‘als sterren in het heelal’. Ze zijn de onverwoestbaar levenden.”

Het is daarvan dat de eerste christenen hebben getuigd. Het is de tekenen zien en daardoor Hem erkennen als mijn Heer, mijn God wanneer ze samenkwamen. Het is de kern van onze wekelijkse samenkomst te zeggen en te zingen: Als een levende gaat Hij ons voor.

Lied 369: "Als een levende gaat Hij ons voor"

Offergang: muziek
Groot dankgebed 151 "Christus de gestalte van God"
Onze Vader
Communie: muziek
Slotgebed: psalm 33 (uit 150 Psalmen vrij van H. Oosterhuis)
Slotlied 317: “De steppe zal bloeien”

------