------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




8 februari 2015: 5e zondag

            Laten wij ergens anders heen gaan
           opdat Ik ook daar kan gaan preken

André Benoit

Lied 102: “Onze hulp is in de naam van de Heer"

Verwelkoming - Openingsgebed


Door toedoen van een of andere demon had ik me bij de voorbereiding van deze viering vergist en was ik uitgegaan van twee evangelieteksten: die van vorige zondag en die van vandaag. Beiden vormen ze wel een geheel, samen met de tekst van twee weken geleden. Het gaat over het begin van het openbaar leven van Jezus, waar Hij tot de mensen zegt: het is zo ver, het Rijk Gods is nabij, bekeert U. Onmiddellijk daarop roept Hij, praktisch in het voorbijgaan, zijn eerste leerlingen die aan het vissen waren. Die laten meteen alles vallen, laten hun netten en vader Zebedeus achter en volgen Jezus. Jezus en Markus zetten er dus wat vaart achter, herinner U de viering van Frank: “onmiddellijk, zonder aarzelen…” En dat is ergens ook het geval in de lezing van vandaag.

Lezing: Markus 1, 21-39
Lied 545: “De Heer is mij tot hulp en sterkte”


In geen van beide lezingen komt een langere tekst over Jezus’ boodschap voor. Ze verhalen, eerder aan de buitenkant, hoe het er in die eerste tijd aan toe ging: Jezus gaat prediken in de synagoge, er komen vele mensen luisteren, Hij maakt indruk als een man met gezag, Hij drijft onreine geesten uit, geneest zieken en zet zich dan op weg naar een volgend dorp. De woorddienst kan zich dan moeilijk concentreren op een speciaal punt van de Boodschap. Maar er zijn wel enkele passages of feiten die doen nadenken of dromen. Ik denk dan vooral aan de speciale sfeer bij de uitdrijving van de onreine geesten (in beide delen van de tekst) en bij het plotse vertrek van Jezus uit Capharnaum.

Maar eerst wil ik nog iets zeggen over synagogen en schriftgeleerden. Vorige week had Marcel het al over de schriftgeleerden. Ze waren geen priesters of theologen, zij moesten vooral de uitleg en interpretaties van geleerde kenners van de Schrift noteren en op die manier de religieuze orthodoxie en traditie bewaken. Zij waren dus bijna beroepshalve geen voorstanders van een boodschap van bezieling en bevrijding waarin grondhoudingen belangrijker zijn dan beklemmende regeltjes en dogmatische argumenten. Markus was geen fan van hen en laat niet na te noteren dat de mensen in Capharnaum vonden dat Jezus nogal wat anders was dan de schriftgeleerden, Hij spreekt namelijk als een man met gezag. Opvallend is wel dat Jezus allereersr naar de synagoge- het bolwerk van de schriftgeleerden- gaat om te prediken. Alsof hij zijn boodschap allereerst in het hart van de religieuze instellingen wil brengen, omdat dat de plaatsen zijn waar men mensen met een religieuze ontvankelijkheid kan bereiken, waar men zijn boodschap een sacraal karakter kan geven en een band met de traditie zichtbaar maken. Het is slechts nadat Jezus in de synagoge van Nazareth vijandig zal worden afgewezen, dat Hij, bij Markus, niet meer in een synagoge zal gaan prediken, maar op straat, op marktpleinen voor de mensen die naar Hem willen komen luisteren.

Over de goede en onreine geesten bracht Marcel vorige zondag al een zinrijke en uitdagende meditatie. Wat mij opviel in de tekst, is het detail waarmee Markus de confrontatie tussen Jezus en de demon beschrijft. De demon roept, terecht, gij zijt gekomen om ons in het verderf te storten. Terecht, want de demon vervreemdt de mens van zijn eigen kern en vrijheid, hij bezit hem en isoleert hem van de andere mensen. Terwijl de boodschap van Jezus er juist op gericht is de mens te verlossen van vervreemding, onvrijheid en breuk met de anderen, met de naasten, met de gemeenschap. Maar wat me het meest treft is dat de onreine geesten beweren Jezus te kennen. De eerste zegt: “ik weet wel wie gij zijt, gij zijt de heilige Gods”, in de andere gevallen, zegt Marcus dat zij “Hem kenden”. Ik vind dit een geheimzinnige passage. De onreine geesten kennen Jezus. Weten zij dus meer dan de mensen? En ook de reactie van Jezus is merkwaardig: Hij doet de geesten zwijgen zodra ze zeggen dat ze hem kennen. Het is alsof Hij vooral wil vermijden dat er een schijn van vertrouwdheid tussen Hem en de demonen zou ontstaan, zo iets als “geesten onder elkaar” of “ons kent ons”. Of wil Hij, volgens Markus, vermijden dat de demonen bekendmaken dat Hij de gezondene van God, de Messias is, wil Hij dat de mensen dit zelf ontdekken en dat zij Hem geloven en volgen om wat Hij zegt en doet en niet omdat Hij een bijzonder statuut heeft dat zekerheid geeft?
Dit soort geloven zonder zekerheid komt zeker overeen met de geest van Jezus’ boodschap.
In deze fase van het Marcus-evangelie krijgen we niets te horen over de boodschap van Jezus, over wàt Hij predikt. Hij predikt. Hij maakt indruk als een man met gezag. Hij drijft onreine geesten uit. Hij geneest ahw in een handomdraai en zonder woorden de schoonmoeder van Simon. Behalve voor de duiveluitdrijvingen krijgen we geen woord uitleg. Alsof er geen tijd voor is, het verhaal moet vooruit, Jezus moet vooruit. Zelfs van de schoonmoeder krijgen we geen commentaar te horen.
Om ons wat meer in de geest en de inhoud van de boodschap te brengen, zingen we nu:

Lied 530: De zaligsprekingen

Het tweede deel van de tekst bevat ook een merkwaardige passage. Jezus en de leerlingen gaan naar het huis van Simon, Jezus geneest deze vrouw, uit de hele omgeving brengen mensen zieken en bezetenen naar Jezus en Hij geneest velen. Na een korte slaap staat Jezus op om alleen te bidden. Intussen staat er een massa mensen voor het huis die met hun zieken en bezetenen gekomen zijn. De leerlingen komen gejaagd bij Jezus en zeggen Hem “de mensen zoeken U”, waarop Jezus antwoordt: “laten we ergens anders heen gaan” opdat Ik ook dààr kan prediken, want daartoe ben Ik gekomen”.

Dit is in de gegeven context een verbijsterend antwoord. Na amper één dag optreden staat er buiten een massa mensen vol verwachting, de leerlingen komen enthousiast zeggen “de mensen zoeken U”. En Jezus die antwoordt: kom, laat ons ergens anders naar toe gaan om daar te gaan prediken.

In de musical Jezus Christ Superstar komt er een scène waarin Jezus, omstuwd door smekende mensen, het plots niet meer aan kan en met een rauwe schreeuw de mensen smeekt en gebiedt weg te gaan, Hem met rust te laten omdat Hij overweldigd is, het niet meer kan dragen. Het was de eerste keer dat ik toen, vele jaren geleden, iets dergelijks over Jezus hoorde. Maar kan het zijn, dat het Jezus de Mensenzoon, daar in Capharnaum plots te veel was, een massa ellende en miserie op zich nemen, misschien ook een defilee van smeken en onderdanigheid, een sfeer te ver verwijderd van Zijn boodschap van waardigheid en vrijheid , want deze mensen kwamen niet om wat uitleg te vragen over wat Hij gepredikt had, ze kwamen om van ziektes en bezetenheid genezen te worden. Misschien voelde Hij zich wat triest en ontmoedigd en onmachtig tegenover zo veel lijden.. Misschien ervoer ook Hij het gevoelen dat mensen kan overvallen die sociale werkers of ontwikkelingswerkers zijn of iedalistische leiders en militanten die soms geen oplossing meer zien of ontgoocheld zijn in de mensen waarmee en waarvoor ze werken en die plots de waardigheid en de veerkracht niet meer zien die vele armen en onderdrukten kenmerken.

Maar wellicht was het helemaal anders. Dat Jezus weg ging was geen vlucht, dat Hij nog op andere plaatsen moest gaan prediken, was geen uitvlucht want, zo lezen we, “Hij trok aansluitend door heel Galilea, predikte in de synagogen en dreef de boze geesten uit”. Daartoe was Hij inderdaad uitgegaan. Dat was Zijn missie. Maar het antwoord van Jezus dat Markus noteert blijft wel hard. Jezus en de leerlingen voelden zich waarschijnlijk goed in Capharnaum en in het huis van Simon, er was een grote toeloop van mensen , de synagogegemeenschap was hen blijkbaar goed gezind , er was nog veel goeds te doen. Maar ze mochten zich niet blijvend en exclusief aan deze gemeenschap hechten, ook al verwachtte die dat van hen. Jezus moest dus kiezen en afscheid nemen en naar vele andere dorpen gaan. Dat was zijn missie: een onoverzichtelijke en onzekere taak met nog veel onbekenden, op zich nemen. Ook dit is een realiteit en een uitdaging voor vele geëngageerde mensen. Ondanks de sterke, blijvende emotionele banden met bepaalde personen en gemeenschappen, laat een meer universele opdracht soms geen exclusiviteit toe.
Moge God dit soort mensen staande houden in ons midden zen mogen wij iets van hun sterkte overnemen. Amen.

------