------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




24 augustus 2014: 21° zondag door het jaar

Wie zeg jij dat ik ben? Mt. 16,13-20

Marcel Braekers

Openingszang

Begroeting


‘Wie zeg jij dat ik ben? Wat denk je over mij?’ Ik heb bijna 40 jaar als therapeut gewerkt en ontelbare keren die vraag gekregen. Ik vind het niet ongewoon, omdat mensen onzeker zijn over zichzelf en van een zogenaamde specialist willen horen hoe die over hen denkt. Maar ik vond het altijd een moeilijke vraag, want ze verplichtte mij van op afstand te gaan kijken en te oordelen. Ik vond het daarom belangrijker te luisteren naar de onzekerheid en dat moeilijke zoeken naar zichzelf.

Aangekomen in de heidense streek van Caesarea-Philippi vraagt Jezus aan de leerlingen eerst hoe mensen naar Hem kijken, vervolgens hoe zij zelf over Hem denken. Waarom Hij dat deed is niet duidelijk, misschien was het zelfs alleen maar een trukje van de evangelist om het eigenlijke gesprek op gang te trekken. En dan blijkt dat mensen Jezus in een bepaalde traditie plaatsen, maar niet zien wat de latere christengemeente geloofde. Ze denken dat Johannes de Doper of Elia is teruggekeerd.

Voor ons wellicht een wat vreemde gedachte, maar in die tijd geloofde men dat de geest van een overledene kon terugkeren bij de geboorte van een kindje. Dat mensen in Jezus de geest van Johannes of Elia menen te herkennen is eigenlijk een compliment, maar zoals we weten ging Petrus nog een stapje verder in zijn belijdenis. Hij verwoordt wat Jezus voor hem en voor die eerste christenen betekende.
De vraag van Jezus ‘wie zeg jij dat ik ben’ blijft natuurlijk een boeiende vraag ook vandaag. Misschien zou ieder van ons zich af en toe eens diezelfde vraag moeten stellen.

Gebed

Gij die genoemd wordt:
Heer, Messias, Zoon van de levende God,
Weg naar nieuw leven,
Wijnstok waarop wij zijn geënt,
Hoeksteen en herder.
Jezus zijt Gij, zoon van Maria en Jozef,
Gestalte van gerechtigheid,
Brood gebroken tot onze vrede.
Wees hier vandaag in ons midden aanwezig,
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.

Eerste lezing: J. Moltmann, een persoonlijk getuigenis

Wie is Christus voor mij? Ik wil deze persoonlijke vraag niet uit de weg gaan door algemene gedachten te verwoorden, maar begin met een persoonlijke herinnering: in 1945 zat ik in een ellendig gevangenkamp in België. Het Duitse rijk was ineengestort, de Duitse cultuur door Auschwitz vernietigd, mijn vaderstad Hamburg lag in puin en in mijzelf zag het er al niet anders uit: ik voelde mij van God en mensen verlaten en van de verwachtingen van mijn jeugd was niets meer over. Ik zag geen enkele toekomst meer voor mij.

In deze toestand kreeg ik van een Amerikaanse legerkapelaan een Bijbel aangereikt en begon te lezen. Eerst de klaagpsalmen ven het Oude Testament: ‘Ik ben verstomd, ik doe mijn mond niet open .. ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner gelijk al mijn vaderen’ (Psalm 39).
Vervolgens werd ik aangetrokken door het lijdensverhaal en toen ik bij de doodsschreeuw van Jezus kwam, wist ik: hier is de enige die je begrijpt en bij je is wanneer iedereen je verlaat: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’
Dat was ook mijn schreeuw naar God. Ik begon de lijdende, aangevochten en van God verlaten Jezus te begrijpen omdat ik mij door hem begrepen voelde. En ik begreep dat deze Jezus de goddelijke broeder in onze nood is. Hij biedt hoop voor de gevangenen en verlatenen. Hij is de verlosser van de schuld die ons terneerdrukt en ons van elke toekomst berooft. Daarom kon ik destijds nieuwe hoop vatten waar menselijk gezien weinig te hopen viel. Ik vatte levensmoed waar men er misschien ook graag een einde aan had gemaakt. Deze eerste gemeenschap met Jezus, de broeder in het lijden en de verlosser van schuld, heeft mij sindsdien niet meer verlaten. Jezus de gekruisigde is voor mij de Christus. (In: Wie is Christus voor ons vandaag, Ten Have, Baarn, 1994, p. 8)

Lied

Matteüs 16, 13 – 20

Homilie


Het getuigenis van Jürgen Moltmann vind ik indrukwekkend. Ik zelf heb nooit zo’n sterke, persoonlijke ervaring in relatie tot Christus gehad, maar misschien herkennen sommigen onder u zich in dit getuigenis en zou het inspirerend voor ons allemaal zijn mocht u een of andere zondag er iets over komen vertellen.

Vergelijk je de tekst van Moltmann met de uitspraak van Petrus dan kan je er niet omheen dat de uitspraak van Petrus overkomt als de plechtige, wat afstandelijke geloofsbelijdenis van een hele gemeente. Ik bedoel dat niet minderwaardig, maar het is een zelfde taal zoals wij gebruiken als we samen ons geloof uitspreken. Petrus typeert Jezus als ‘de verwachte Messias, Zoon van de levende God’. Dus niet als een profeet zoals andere voor Hem en evenmin als de reïncarnatie van een der groten zoals Elia of Johannes de Doper.
De reactie van Jezus is merkwaardig: je kan dit niet via het getuigenis van anderen of vanuit je zelf zeggen, het moet je geopenbaard worden. Je komt met andere woorden niet vanuit ervaring, vanuit je gevoel of door reflectie tot dit besluit, het moet je geopenbaard worden.

Indien dus Jürgen Moltmann tijdens de verlatenheid in gevangenschap plots getroffen wordt door de eenzaam lijdende Christus aan het kruis, dan is dat op zich nog geen geloof. Iets van de overkant moest hem gegeven worden, opdat zijn ervaring tot een Aha-belevening werd. Nog anders gezegd: aan geloven gaat iets vooraf, het onverdiende geschenk van God. Was dat in het geval van Moltmann via de legeraalmoezenier die hem een Bijbel gaf of gebeurde dat ruimte makend gebaar toen hij in stilte de teksten begon te lezen?

Ik denk dat ook de meesten van ons Jezus leerden kennen via het getuigenis van anderen en door het lezen van de evangeliën. Misschien heb je ontdekt hoe menslievend die Jezus was, hoe betrokken op het leed van anderen, hoe ontroerend Hij kon spreken over zijn God. Misschien ontdekte je zo wat een uitzonderlijke persoonlijkheid deze man was. Maar volgens deze tekst heb je dan nog niet de echte Jezus van Nazareth ontdekt. De klik heeft slechts plaats omdat God je hart ervoor opent. Eerst dient dat te gebeuren en pas dan wordt Jezus maar de Messias, de unieke (niet de enige) poort naar God. Zo krijg je dan via Hem een bijzondere ervaring van God zoals je die op geen andere manier kunt krijgen. Dat klinkt kras en chauvinistisch, maar hoeft het niet te zijn, want het betekent dat geloven allereerst een geschenk is, dat vervolgens een menselijke en concrete gestalte krijgt dankzij het voorbeeld van Jezus van Nazareth. Zo toch heb ik het getuigenis van Moltmann begrepen. Niet ‘mensen van vlees en bloed’ maar een goddelijk licht deden hem zien. Dankzij het leven van Jezus ontstond een concrete brug met zijn leven.

Toen Petrus de plechtige woorden uitsprak, deed hij dat in naam van heel de leerlingengroep en in naam van de geloofsgemeente die op zondag was samengekomen. Zoals hij in het evangelie van enkele zondagen geleden in naam van heel de gemeenschap schreeuwde ‘Help, Heer, want ik verga’ zo spreekt hij ook nu in aller naam. Dat is de kracht van een gemeenschap en van de liturgie: je komt samen en belijdt op een bovenpersoonlijke manier wat die God en die Jezus van Nazareth voor je betekent. Anders dan een persoonlijk getuigenis, maar even waardevol. De reactie van Jezus liegt er niet om. Jezus noemt Petrus ‘steenrots’, voorbeeld waaraan de anderen zich kunnen spiegelen.

De tekst die daarop volgt over de kerk en de sleutels van het koninkrijk hebben, zoals u misschien wel weet voor veel controverse gezorgd. Volgens de Protestanten gold die uitspraak alleen voor Petrus en niet voor al zijn opvolgers. Volgens onze Orthodoxe broeders en zusters geldt die uitspraak voor alle latere bisschoppen en leiders van het geloof. En zoals u weet heeft de katholieke kerk er een dogma rond geweven. Op het fronton van de Sint Pietersbasiliek staat in vergulde letters: ‘Tu es Petrus et super hanc petram aedificabo ecclesiam meam’.
In de katholieke kerk kregen de opvolgers van Petrus een steeds zwaarder wegende functie. Ze kregen de opdracht om een eenmakende, verzoenende functie in de groeiende kerk op zich nemen. In de teksten van Tertulianus en Cyprianus lees je dat de bisschop van Rome een bemiddelende functie werd toegekend bij conflicten, maar hij bleef slechts ‘primus inter pares’.
Vanaf Augustinus wordt aan het ambt een belangrijkere, theologische betekenis toegekend en groeit geleidelijk ook de macht van de paus. Hij werd zelfs bemiddelaar tussen koningen en keizers. Het hek was helemaal van de dam vanaf het Eerste Vaticaanse Concilie in 1870 als na felle discussies de onfeilbaarheid van de paus werd geproclameerd tot dogma. In navolging van de verlichte wereldlijke heersers kwam er een geestelijke heerser die op bijzondere momenten zou beschikken over een absoluut inzicht in de waarheid. Weliswaar bleef de paus ‘servus servorum’ maar soms met een grimmig gezicht als theologen en wetenschappers met vernieuwende ideeën voor de dag kwamen die volgens hen niet strookten met de leer.

Keren we echter terug naar de Bijbelse tekst dan krijgen Petrus en zijn opvolgers de rol van bevoorrechte getuige toebedeeld, met daarbij de opdracht als een ‘universele herder’ te bezielen en allerlei barrières van geloofstegenstellingen en conflicten tussen volkeren te helpen opheffen. Als een eenheidsfiguur die verscheidenheid in de kerk stimuleert en verschillen samenbrengt, maar die vooral als een bevoorrechte getuige in ieders naam kan zeggen ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’. Laten wij bidden opdat onze paus die opdracht kan blijven vervullen. En laten we de Levende, Ene vragen om ons hart te openen opdat ook wij diezelfde belijdenis zouden kunnen zeggen.

------