------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




23 maart 2014: 3° zondag van de vasten

Bron van levend water (Jo. 4,1-42)

Marcel Braekers

Openingszang 310: “Een mens te zijn op aarde”

Begroeting


Gedurende deze vasten zijn de evangelielezingen van de A-cyclus zodanig gekozen dat alle grote thema’s van de Paasnacht erin voorkomen. Op de eerste zondag las men het verhaal van de bekoring in de woestijn (Jezus als ons voorbeeld van authentiek leven), vorige zondag de verheerlijking op de berg Thabor (Jezus als de verheerlijkte die wet en profeten tot voltooiing brengt), vandaag het gesprek bij de bron (als verwijzing naar het doopwater), zondag de genezing van de blindgeborene (verwijzend naar het licht van de Paaskaars) en op de laatste zondag lezen we het verhaal van Lazarus (verwijzend naar de opstanding uit de dood). Elk van deze verhalen brengen een symbolisch element aan waardoor we gereed zijn om de Paasnacht in te gaan.

Vandaag staat het thema water centraal met als lezing het gesprek van Jezus met een Samaritaanse vrouw bij de put van Jakob. Zoals zo vaak in het evangelie van Johannes is het verhaal doordrongen van symboliek. Het gesprek gaat over dorst, lichamelijke en geestelijke dorst, over drinken en verzadigd worden en thuis komen.

Het klinkt misschien wat stom als ik zeg dat niemand aanwezig was om dat gesprek tussen Jezus en de vrouw te noteren en dat men 60 jaar na het gebeuren zeker geen objectief verslag zal krijgen. Wat Johannes doet is een bekeringsverhaal weven rond een historisch gebeuren – misschien dat in Samaria eerst één vrouw en later een heel stadje of dorp zich tot het christendom bekeerde en daarvoor op Jezus zelf terugging. Daarmee krijgt het verhaal een boeiende actualiteit, want Johannes speelt met de vraag wat een onorthodoxe Joodse vrouw van Samaritaanse afkomst in deze man kon gezien hebben. Een vraag die je zelf misschien ook stelt voor jou vandaag. Het gaat om een uitvoerig gesprek waarvan veel exegeten denken dat het wellicht om meerdere gesprekken is gegaan door Johannes samengevoegd. Ik heb me daarom de vrijheid veroorloofd het verhaal in twee stukjes te behandelen. Het eerste stuk gaat over de gave van God, het tweede over de persoon van Jezus.

Lied 315: “Wat ik gewild heb”

Gebed

Onnoembare, ongezien God,
bron van levend water,
wij dorsten naar U, zoals wereldwijd
zoveel mensen hongeren en dorsten naar gezond voedsel
naar nieuw leven, naar waarheid
die bevrijdt.
Laat u vinden dit uur,
dat wij ons laven aan uw woord,
op krachten komen bij elkaar
en zelf een bron van leven worden
voor mensen die met ons gaan. Amen.

I. Over de gave van God

Een eerste symbolische aanzet is de waterput. Het gesprek met de vrouw heeft plaats bij de put van Jakob. Het was de diepste bron van heel het land en lag op een stuk grond gekocht door vader Jakob waarop later zijn zoon Jozef was begraven. Het was een plek die voor Joden een sterk emotionele betekenis had. Midden op de dag, zo schrijft Johannes, als de zon het hoogste staat en mensen vermoeid en dorstig zijn, op dat symbolische moment, ontmoeten Jezus en deze vrouw elkaar, en wel in hun diepste zelf zoals de bron ook het diepste punt was.

Johannes plaatst de ontmoeting tegenover het gesprek met Nikodemus, de theoloog die Jezus in de nacht ontmoette en uiteindelijk niet begrijpend weer weg ging. Deze vrouw reageert tegenovergesteld. Eerst afwijzend en zelfverzekerd noemt ze Jezus, Jood, zij zelf is immers een Samaritaanse met een afwijkend Joods geloof. Geleidelijk spreekt ze Jezus aan als 'Heer', vervolgens als profeet en tenslotte als Messias en de redder van heel de wereld. De aanspreektitels verwijzen subtiel naar haar groeiend respect en beginnend geloof. Ze drukken de niveaus uit waarop ook elk van ons naar Jezus kan kijken.

Toen Jezus hoorde dat aan de Farizeeën verteld werd dat hij meer leerlingen maakte en er ook meer doopte dan Johannes – Jezus doopte overigens niet zelf, zijn leerlingen deden dat – verliet hij Judea en ging weer naar Galilea. Daarvoor moest hij door Samaria heen. Zo kwam hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef had gegeven, waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij de bron zitten; het was rond het middaguur.
Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: 'Geef mij wat te drinken'. Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen. De vrouw antwoordde: 'Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse.' Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om. Jezus zei tegen haar.
'Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven.'
'Maar heer', zei de vrouw, 'u hebt geen emmer en de put is diep – waar wilt u dan levend water vandaan halen? U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook zijn zonen en het vee.'
Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen', zei Jezus, 'maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.' 'Geef mij dat water, heer,' zei de vrouw, 'dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.'

Lied 517: “Als regen die de aarde drenkt”

Commentaar


“Het water dat ik geef, zal in jullie een bron doen ontspringen waaruit water van eeuwig leven opborrelt.” Welk een prachtige gedachte: het diepste centrum van de mens kan als een steeds borrelende bron zijn. Je kan die bron dichtgooien, je kan ze ook zuiveren en zo laten stromen dat heel je persoon erdoor wordt verfrist. Wat Jezus doet is voor die tijd heel gedurfd. Hij spreekt zomaar een vrouw aan, en dan nog een Samaritaanse, die door de Joden werd gemeden. En in plaats van een discussie wie van hen het echte geloof heeft en waar de echte tempel staat wijst Jezus naar haar innerlijk als plaats van geloof.

Een aantal Bijbelverklaarders hebben de indruk dat dit het einde was van het eerste gesprek en dat de volgende passage slaat op een volgend gesprek dat die twee voerden. Dat zou de bruuske overgang verklaren waarbij Jezus naar haar man vraagt. Dit deel van het verhaal heb ik veel jaren op een verkeerde manier gelezen. De oorzaak ligt bij de kerkvaders die in hun vrouwonvriendelijke houding de vrouw als een prostituee voorstelden. Een vrouw die midden op de dag alleen gaat water halen en niet 's morgens zoals de andere vrouwen doet, is verdacht. Dat ze vijf mannen had gekend en nu de ware nog niet kent, begreep men als prostitutie. Groot was mijn verbazing als ik ontdekte dat de verwijzing naar vijf mannen een heel andere symbolische betekenis heeft. Dat blijkt al uit de reactie van Jezus. Als de vrouw zegt dat ze die mannen heeft gekend is zijn reactie ‘kalôs’: wat je kan vertalen als ‘mooi zo, ok’. Vermoedelijk verwijst Johannes naar de Thora of de vijf boeken van Mozes. De Samaritanen volgden wel de leer van de Thora, maar ze hadden er een eigen potje van gemaakt. Elders doet Johannes iets gelijkaardig als hij schrijft er vijf kruiken waren op de bruiloft in Kana, kruiken gevuld met water in plaats van lekkere wijn. Jan Nieuwenhuis schrijft in zijn commentaar:

II. Wie is het die met u spreekt?

Toen zei Jezus tegen haar: 'Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.' 'Ik heb geen man' zei de vrouw. 'U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt' zei Jezus, 'u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man niet. Wat u zegt is waar.' Daarop zei de vrouw: 'Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet bent. Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.' 'Geloof me' zei Jezus, 'er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden. Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in Geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in Geest en in waarheid.' De vrouw zei: 'Ik weet wel dat de Messias zal komen' (dat betekent gezalfde), 'wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.' Jezus zei tegen haar: 'Dat ben ik, die met u spreekt.'

Op dat moment kwamen zijn leerlingen terug, en ze verbaasden zich erover dat hij met een vrouw in gesprek was. Toch vroeg niemand: 'Wat wilt u daarmee?' of 'Waarom spreekt u met haar?' De vrouw liet haar kruik staan, ging terug naar de stad en zei tegen de mensen daar: 'Kom mee, er is iemand die alles van mij weet. Zou dat niet de Messias zijn?' Toen gingen de mensen de stad uit, naar hem toe. Intussen zeiden de leerlingen tegen Jezus: 'Rabbi, u moet iets eten.' Maar hij zei: 'Ik heb voedsel dat jullie niet kennen.' 'Zou iemand hem iets te eten gebracht hebben?' zeiden ze tegen elkaar. Maar Jezus zei: 'Mijn voedsel is: de wil doen van hem die mij gezonden heeft en zijn werk voltooien… .' In de stad kwamen veel Samaritanen tot geloof in hem door het getuigenis van de vrouw: 'Hij weet alles van me.' Ze gingen naar hem toe en vroegen hem bij hen te blijven. Toen bleef hij nog twee dagen. Nog veel meer mensen kwamen tot geloof door wat hij zei; ze zeiden tegen de vrouw: 'Wij geloven nu niet meer om wat jij gezegd hebt, maar we hebben hem zelf gehoord en we weten dat hij werkelijk de redder van de wereld is.'

Commentaar

Midden op de dag komt dus deze vrouw als vertegenwoordigster van haar volksstam naar die diepste bron, want ze verlangt naar het leven, zo zegt Johannes. En die bron is verbonden met de persoon van Jezus, die haar als een gelijke en gerespecteerde gesprekspartner ziet. Niet alleen worden grenzen en vooroordelen doorbroken, er ontstaat een echt gesprek dat voert naar haar diepere zelf.

Zo vlecht de evangelist twee thema’s door elkaar, die voor hem belangrijk zijn. Het thema water waarmee Johannes doopte, het water in de kruiken op de bruiloft in Kana, het water waardoor men gedoopt moet worden zoals Jezus tegen Nikodemus zegt en waarmee we in de paasnacht zullen getekend worden. En er is het tweede thema: vrouw. De Samaritaanse roept de herinnering op aan Eva, de oermoeder die staat tegenover Jezus, de nieuwe Adam. Voor Johannes krijgt deze diep-menselijke ontmoeting een mystieke betekenis.
De Samaritaanse is symbool voor dé mens van alle tijden, die op zoek is naar het echte leven, naar de diepste bron. Ze staat daarom model voor iedereen, die op zoek is naar waarheid en naar echt leven. In respectvolle openheid wijst Jezus haar erop dat die bron in haar zelf ligt, dat ze ernaar moet toegaan en zich openen. Op dat ogenblik begint deze ook te stromen en ontdekt ze via Jezus, de Messias, het nieuwe leven.
De echte tempel ligt daarom niet in Jeruzalem (zoals de Joden geloofden) noch op de berg Gerezim (zoals de Samaritanen geloven), maar in haar zelf geholpen door de persoon van Jezus. In Hem woont God met heel zijn volheid, zegt de evangelist, en Hij brengt in beweging wat verstart en verdort was.

Een ontmoeting bij de bron, over dorst en water, over de bron waaruit je put en de bron, die in jezelf moet ontspringen als een voortdurende stroom van leven. Zo is God voor mensen. Jezus is voor Johannes de Messias, de gezalfde, die mensen zo raakt dat in henzelf een bron van leven en vreugde begint te stromen waar allen zich aan mogen laven? ‘Als u wist wat God wil geven’ zegt Jezus tegen de vrouw (op een mooie altaardoek in mijn vroegere parochiekerk stond in letters geborduurd ‘kendet gij de gave Gods’). Daarover gaat het verhaal, symbolisch verwoord als dorst en verlangen, water en doorstroomd worden van geluk en leven. Zelf bron zijn voor anderen.

In onze zangbundel staat een prachtig lied dat in poëtische woorden deze mystieke weg beschrijft. “Kom in mij, win, ontwapen mij, zie mij, doe mij aan.”

Lied 563: “Kom in mij”

Groot dankgebed: S. De Vries, de dag die komt p. 115 e.v.
Na de communie 364: “Om te zien een nieuwe aarde”

Voorbeden

Laten wij dan, op weg gaan, dansend van hoop
maar ook met al onze vragen en bezorgdheid om de noden van de wereld.
Keren wij ons naar onze God als bron van levend water.

Wij noemen hier
mensen zonder kracht, zonder moed, zonder vreugde, zonder verwachting.
Wees hen nabij, God van de hoop,
wees voor hen levend water.

Wij noemen de slachtoffers van het spel van machten en meesters
mensen die lijden onder oorlog en geweld,
vluchtelingen, verstoken van vrijheid en veiligheid.
Wees hen nabij, God van de hoop,
wees levend water voor hen.

Wwij noemen voor uw aangezicht, God, alles wat ons benauwt en bezwaart,
het stille verdriet achter onze muren, in onze buurt, onze stad.
Zie de nood van uw mensen, hun eenzaamheid en pijn.
Wees ons en hen nabij als bron van levend water,
doe in elk van ons een bron ontspringen van leven en kracht.

------