------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




16 februari 2014: 6° zondag

Ik ben gekomen om de wet tot vervulling te brengen
(Mt. 5, 17-37)

Marcel Braekers

Openingszang 510: “Wek uw kracht en kom ons bevrijden”

Begroeting


‘Wek uw kracht en kom ons bevrijden’. Het is een ongelofelijke kreet, die ik overal zou willen uitschreeuwen, iets dat ik ieder van jullie zou willen toewensen: dat je die bevrijdende kracht zou mogen voelen en erop durven vertrouwen.

We zijn reeds enkele zondagen bezig de Bergrede te lezen en te begrijpen in de context van vandaag. De Bergrede als de ethische code voor de christenen was in de tijd van Jezus een heel nieuwe kijk op moreel gedrag en hoe men met wetten en normen diende om te gaan. Vandaag staan we voor dezelfde opdracht. Vanuit het Vaticaan heeft men een enquête opgestart om de mening van gelovigen te kennen over huwelijk en seksualiteit en het blijkt dat die gelovigen helemaal niet tevreden zijn met de Vaticaanse visie. Anderzijds hebben we deze week in het Belgische parlement een stemming gehad over euthanasie bij minderjarigen, een wet waar heel de wereld met ongeloof naar staat te kijken.
Een van de factoren, die daarin meespelen is dat ethiek op de eerste plaats een privéaangelegenheid is geworden waarbij iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid moet nemen en waarbij bevraging door een buitenstaander als ongepaste bemoeizucht wordt ervaren. Het maakt het niet gemakkelijker, want voortaan heeft iedereen zijn of haar verantwoordelijkheid te nemen. Je moet soms keuzes maken zonder echte kennis van zaken. Denk maar aan de vraag of verdere behandeling van een bepaalde ziekte is aangewezen, terwijl je niets weet van mogelijke ingrepen, enz.

Het doet dan misschien wat potsierlijk aan om te midden van zoveel brandende kwesties zich te buigen over de ethiek, die in de Bergrede zit. Ik vind dit geen tijdverlies, omdat hier een aanzet wordt gegeven naar een verinwendiging van de Wet. En ook al worden hier geen brandende kwesties opgelost, je leert er een manier van denken, die ook vandaag dienstig is.

Gebed

Uw zegen zoeken wij,
Uw liefde wijst ons wegen.
Ook deze dag zal onder ons
Uw wil geschieden.Heilig ons met uw geboden,
Met de goedheid van uw woord
En verheug ons hart met de waarheid.
                (S. de Vries, Vieren en brevieren, p.151)

Inleiding op de lezing

Vorige zondag heeft Rik er al op gewezen wat een prachtige compositie de Bergrede is. Ik herhaal het nog eens kort met eigen woorden. Mattheüs typeert Jezus als de nieuwe Mozes, die zijn volk uit de verdrukking leidt en het een nieuwe gedragscode geeft. Zoals Mozes zijn volk moed insprak om zich uit de slavernij los te rukken en daarbij wees op een God, die dit ook voor ieder mens wil, zo doet ook Jezus. Eerst spreekt Hij de armen toe om op weg te gaan (‘gelukkig, jij arme’), en Hij gaat verder met die arme tot norm te verheffen (‘want jullie zijn het zout der aarde en het licht op de berg’). Na deze oproep volgt nu de codex. Indien die armen of anawîm de norm van ons handelen worden, wat heeft dat tot gevolg?

Vandaag horen we hoe Mattheüs Jezus situeert tegenover de Joodse Wet. Ik kom niet afschaffen, maar tot voltooiing brengen, zegt Jezus. En dan noemt Hij enkele casussen op en hoe Hij daarover denkt. Vandaag horen we zo drie voorbeelden en volgende zondag nog twee andere.

Mattheüs 5, 17-37
Lied 517: “Als regen die de aarde drenkt”

Homilie


Het heeft de exegeten veel hoofdbrekens bezorgd wat Jezus (of moet ik zeggen Mattheüs) bezielde om te zeggen dat geen jota of tittel van de Wet zal wegvallen, met als raadselachtige toevoeging ‘totdat alles gebeurd is’. We weten immers dat 30 jaar voor dit evangelie Paulus in zijn brieven schrijft dat de oude Wet met zijn beschuldigingen voorbij is. De Grote Codex met zijn geboden en verboden zei alleen wat moest en niet mocht, maar je leerde er alleen je eigen mislukken door. ‘Het goede dat ik wil, doe ik niet, en het kwade dat ik niet wil doe ik’, aldus Paulus. Vandaar de bevrijding die hij als rabbijnse leerling voelde, toen hij zich verdiepte in het leven van Jezus. We zijn met Christus gestorven aan de oude mens en leven voortaan vanuit één gebod: dat van de liefde. Dat was voor de heidenen een verademing. Voor hen was het alsof Paulus de kern van de Joodse godsdienst had opengebroken zodat die leefbaar was voor ieder mens, wat zijn culturele achtergrond ook mag zijn. We hebben het aan Paulus te danken dat het christendom geen aanhangsel van de Joodse Wet werd en een boodschap voor iedereen kon worden.

Maar Mattheüs schreef zijn evangelie voor bekeerde Joden. Hun leefwereld was die van de Wet. Zomaar het advies van Paulus volgen opende de weg naar wilde, ongerijmde zelfontplooiing (“we verglijden naar een totale zelfbeschikking” schreef broeder Stockman). Het is daarom niet ondenkbaar dat Mattheüs zich verzette tegen Paulus en dat al heel vroeg in de kerk sterke tegenstellingen bestonden omtrent de grenzen van zelfbeschikking. Daarom was het voor Mattheüs van levensbelang te kunnen omschrijven hoe volgens hem Jezus zich tegenover de Wet heeft verhouden.

Wat kan Jezus bedoeld hebben met ‘Ik ben niet gekomen om af te schaffen, maar tot vervulling te brengen’? Lees je ook niet in het evangelie van Mattheüs een gesprek tussen Jezus en een wetgeleerde? In Hoofdstuk 22,35-40 staat het volgende:

Om hem op de proef te stellen vroeg één van hen, een wetgeleerde: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Hij antwoordde:’ Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als jezelf.

Bekijk je het dus op een dieper niveau dan stemmen Paulus en Mattheüs overeen, maar de weg die ze volgen is verschillend, omdat ze in een andere context leven. Vanuit dat perspectief is het boeiend de werkwijze van Mattheüs te volgen. Ik neem ter illustratie de eerste uitspraak: jullie hebben gehoord dat er destijds tot het volk werd gezegd: pleeg geen moord. U herinnert zich misschien nog dat in de vroegere vertaling stond: ‘gij zult niet doden’. Terecht vertaalt de Nieuwe Bijbelvertaling foneuein als moorden, wat iets helemaal anders is. Er bestaat ook zelfverdediging, sommige regimes voeren nog altijd executies uit, enz. Jezus viseert hier echter de woede waardoor iemand een ander het leven ontneemt.
Je moet die wet openbreken en dan gaat het niet alleen om moorden, maar om elke vorm van kwaad worden. Het probleem van agressie stelt zich veel vroeger, evenals de vraag hoe ik daarmee omga. In plaats van ritueel weer een offer te brengen, zou je beter een gesprek met je tegenstander aangaan, zegt Jezus. Uiteindelijk gaat het om datzelfde gebod van de liefde, maar de weg die Mattheüs volgt is die van een Joodse denker.

Hetzelfde doet Jezus met het verbod ‘pleeg geen overspel’ en ‘Leg geen valse getuigenis af’. Elke keer wordt het objectieve kader doorprikt en stelt Jezus een vraag naar de innerlijke gesteldheid. Dat is vervelend, want nu kan je nooit meer gerust zijn. De nieuwe Wet heeft geen rustpunt, blijft vragen hoe je er innerlijk aan toe bent. Maar, en dat is voor mij heel belangrijk, Jezus doet dit niet om mensen aanhoudend te beschuldigen, maar opdat ze innerlijk vrij worden en beschikbaar om door liefde geraakt te worden en zelf liefde uit te stralen. We mogen niet vergeten dat deze nieuwe ethiek de armen in het centrum had geplaatst en dat al ons handelen voortaan van daaruit zou voortkomen. Alle schijn, alle zelfrechtvaardiging waarbij men zich hult in een objectieve mantel houdt hier op. Er is enkel nog de altijd maar verinnerlijkende vraag: wie ben je en hoe is gesteldheid?

Groot dankgebed + refrein 534: “Gij die boven mensen uit”
Na de communie lied 572: “In de veelheid van geluiden”

------