14 juli 2013: 15° zondag
Wie is naaste geweest? (Lc. 10, 25-37)
Marcel Braekers
Openingszang 102: Onze hulp is in de naam van de Heer
Gebed
Inleiding op de lezing
Misschien komt u dat minder tegen dan ik, maar als mensen horen
dat ik priester ben krijgen ze dikwijls de neiging over de paus,
de kerk, de schandalen en zelfs over God te beginnen spreken. Na
enige tijd wordt ik dan overstelpt met allerlei vragen, die eigenlijk
niets te betekenen hebben, want de vraagsteller blijft erbuiten
staan. Een gesprek over geloven heeft dan weinig zin alsof er iets
moet bewezen worden of iets onbetwijfelbaar vast staat. Geloven
is een manier van kijken en leven vanuit een diepe overgave en vertrouwen
aan die zegt: ik zal er zijn. Zon zakelijke discussie speelt
zich ook af in het evangelie van vandaag.
Was het bedoeld als een strikvraag en wilde de vraagsteller Jezus
in de val lokken? In de tekst staat dat een wetgeleerde Jezus op
de proef wilde stellen. Hij stelt een vraag waar veel Israëlieten
zich het hoofd over braken: wat moet ik doen om van God het
eeuwige leven in zijn koninkrijk te krijgen?. De man weet
eigenlijk zelf al het antwoord op zijn vraag. Hij kent de teksten
misschien beter dan Jezus zelf, maar ben je daarom ook een beter
mens, een betere Israëliet of een betere christen? Uit de parabel,
die Jezus vertelt, blijkt dat de man het niet echt heeft begrepen.
Lezing: Lucas 10, 25-37
Lied 514: Stem als een zee van mensen
Homilie
Enkele bedenkingen bij dit prachtige verhaal:
- Die wetgeleerde moet een merkwaardige man zijn geweest. Hij behoort
blijkbaar tot de liberale strekking van wetgeleerden, die niet alle
ge- en verboden willen onderlijnen, maar de Thora tot zijn kern
samenvatten in twee centrale geboden. Wilde hij weten tot welke
strekking Jezus behoorde of wilde hij Jezus testen op zijn kennis
van de Thora? Maar omdat Jezus de bal terugspeelt en hij zelf antwoordt
wil hij de schijn hoog houden met een zakelijke vraag: wie is mijn
naaste? Op vandaag zou iemand veeleer de vraag gesteld hebben: wie
is God? Misschien was die wetgeleerde daarover zeker, maar later
zal blijken dat, als hij niet weet wie zijn naaste is, hij wellicht
ook niet weet wie Jezus met God of Abba bedoelde.
- Ook in de parabel komen merkwaardige wendingen voor. Een stukje
ervoor heeft Lucas verteld hoe Jezus vanaf nu vastberaden op weg
gaat naar Jeruzalem in het besef dat hij aan een gevaarlijke tocht
is begonnen. In het verhaal wordt verteld over een priester en een
leviet, die de omgekeerde weg gaan. Zij hebben dienst gedaan in
de tempel en je zou verwachten dat ze een voorbeeld zouden zijn
voor het gewone volk. Dat een Samaritaan zich om de gekwetste bekommerd
en niet de twee ambtenaren maakt de kritiek op het religieuze establishment
nog scherper. Samaritanen hadden hun eigen heiligdom, ze namen alleen
de 5 boeken van Mozes aan, voor de Joden waren zijn een soort van
goiim, vreemdelingen.
- Zowel de priester, de leviet als de voorbijtrekkende Samaritaan
zijn elk met hun ding bezig. De confrontatie met de huplbehoevende
gebeurt toevallig. Zo gaat het altijd, ook bij ons vandaag: de vraag
of het appèl komt altijd onverwacht. Er wordt je niet gevraagd
of je het aankunt, of je hulp van anderen of van hierboven zult
krijgen. Neen, er is dat heel eenvoudige directe gebeuren, een ontmoeting
waar je niets meer hebt om op terug te vallen.
- Misschien haalt u de neus op voor die priester en leviet, maar
in feite doen ze wat bijna iedereen zou doen: ontwijken. Ethiek,
zo schrijft R. Burggraeve, begint aan de grens waar men liefst zou
doorlopen.
- Er valt veel te leren van die Samaritaan. Allereerst staat er
dat hij tot in zijn ingewanden was gegrepen door het gebeuren (esplachnisthè),
hetzelfde woord gebruikte Lucas om de houding van Jezus te beschrijven,
toen Hij de dode jongen van een weduwe in Naïn zag. De Samaritaan
is diep bewogen en giet olie en wijn over de wonde. Mededogen is
meestal heel fysiek en concreet. En daarbij doet hij iets, maar
geeft ook anderen opdracht in dezelfde lijn iets te doen. De herbergier
moet verder zorgen. Misschien is dat belangrijk als we ons inzetten
voor gerechtigheid: dat we niet teveel hooi op onze vork moeten
nemen, maar een proces of beweging op gang moeten brengen.
- En tenslotte dit: het verhaal begon met een zakelijke vraag: wie
is mijn naaste? Is dat alleen mijn familie, mijn vriend of een volksgenoot?
Enkele hoofdstukken eerder had Jezus al opgeroepen om zelfs zijn
vijand te beminnen. Jezus vertelt het verhaal zodanig dat de objectieve
vraag, waarover kan gediscussieerd worden, omkeert in een subjectief
verhaal: wie toont zich als een naaste? Niet ik heb te kiezen wie
mijn naaste is en voor wie ik wil zorgen, het is de ander en het
appèl dat zal uitmaken wie nabij is. De parabel brengt zo
een fundamentele omslag teweeg: in plaats van de rationele, objectieve
vraag stelt zich het probleem van mededogen.
- En zo wordt duidelijk dat deze wetgeleerde niet had begrepen wie
zijn naaste was, maar evenmin wie God was. Want zoals uit de rest
van het evangelie blijkt toonde Jezus in woorden en in daden hoe
God de kant van het slachtoffer koos en hoe Hij afstand nam van
een gods-dienst die steunde op begrenzing en afstand. De God van
Jezus kent geen grenzen van ras of volk van huidskleur of geaardheid.
Hij is er altijd en in diepe bewogenheid. Levinas formuleert het
als: Dieu est le plus étranger et le plus proche
Groot dankgebed: refrein 123: Keer U om
Na de communie: lied 586: Geen ander brood dan dat door
onze handen gaat
|