------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




23 juni 2013: 12e zondag

     “Onbevangen en vrij tegenover het leven”

Jef Schoenaerts

Openingslied 584: “Ik sta voor U in leegte en gemis…”

Verwelkoming

Laten we deze ochtend staan “in leegte en gemis” opdat Hijzelf zou kunnen worden “ de ziel van mijn gebeden”. Beginnen we daarom deze viering onder de hoede van de Onnoembare en Nabije die wij noemen: Vader, Zoon en Heiligende Geest.

Dinsdagvoormiddag is er weer een mensje bijgekomen op deze wereld, een meisje. Dat is geen groot nieuws zal je zeggen want elke dag worden er wel kinderen geboren, maar toch… Zelden heb ik zo’n mooi meisje gezien: een prachtige, volle, zwarte haardos; heel fijne, elegante, lange vingertjes; twee grote voeten met tien mooi krullende teentjes;… en nog veel andere details, te veel om op te noemen. Bovendien heeft het de mooie naam “Astrid” gekregen. Gelukkig is de naamkeuze geen verwijzing naar Astrid Bryan maar is het Astrid geworden omwille van de welluidende klank. Ik beken na deze omschrijving maar best onmiddellijk: het gaat over ons derde kleinkind. Vergeef mij dus mijn partijdigheid in deze. “Waar het hart van vol is,…”

Als je zo’n kleinkind – vers van de pers - in je armen houdt, loopt je hart als ouder, als grootouder vol van dromen, verwachtingen, wensen, behoedende reflexen ook, vol toekomstbeelden. Zo’n klein mensje van één dag is immers een vat vol mogelijkheden, een bijna onbeschreven blad. Ik weet wel: de genen eisen een steeds prominenter aandeel op in onze voorbestemming, de plaats in het gezin komt steeds nadrukkelijker in het vizier als bepalend in je leven, er is bovendien het karakter dat je niet zelf kiest, enzovoort… En toch, en toch: de speelruimte voor zo’n pasgeboren baby lijkt enorm.

En daarbij rijst de vraag: hoe zal dit kind omgaan met die ruimte, met de talloze wegen die het kan inslaan, met de mogelijkheden waarover het beschikt, met de beperkingen ook die het gaandeweg zal ervaren? Hoe zal het omgaan met dat prachtige spel van vinden en uitvinden waaruit elk mensenleven bestaat. Het zal deels kunnen uitvinden: experimenteren via welke wegen het gelukkig kan worden. Het zal deels ook vinden: het zal grenzen tegenkomen van wat mag en niet mag, wat kan en niet kan en meest indringend: het zal zichzelf vinden, het zal zichzelf stilaan tegenkomen in zijn mogelijkheden maar ook in zijn beperkingen, in de ambiguïteit van het leven zelf.

In dat spel van vinden en uitvinden moet je keuzes maken, kom je op kruispunten waar je beslist af te slaan, verder te trekken of misschien een stukje terug te keren. Hoé je die keuzes maakt en door wie of wat je je daarbij laat leiden, geeft je op zichzelf opnieuw tal van mogelijkheden. Zeker vandaag kiest ieder vaak zijn eigen richting, gebaseerd op eigen normen en inzichten al dan niet geleid door een voorbeeldfiguur, een lichtbaken, …
In het evangelie van vandaag horen we hoe Jezus tot zijn leerlingen spreekt over de levenskeuze die zij te maken hebben. Hij gebruikt daarbij woorden en beelden die minstens de wenkbrauwen doen fronsen en naar adem doen happen: “Wie zijn leven wil redden,zal het verliezen.” En nog: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet mij volgen door zichzelf te verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen.” Woorden die in onze hedendaagse levenscontext niet meteen wervend klinken. Woorden die voor de kleine Astrid op termijn niet spontaan tot veel enthousiasme zullen leiden.

En toch: wie van ons zou niet graag “zijn leven redden”? En waarom zouden we hier deze ochtend samenkomen tenzij we de intentie hebben om volgeling van Jezus te zijn.
Woorden dus die minstens enige worsteling vragen eer we aanvoelen waar ze ons willen brengen.

Laten we het nu eerst stil maken in en rondom ons. Laten we vanuit heilige stilte ons hart openen en Hem vragen: “Zoek ons, raak ons met uw heilig vuur…”.

Acclamatie (lied 588): “Zoek ons, raak ons met uw heilig vuur…”

Gebed

Onnoembare en Nabije,

Uw woord zaait soms verwarring in ons hart.
Wie kan op eigen kracht zijn kruis opnemen?
Wie zet zijn eigen leven in om het te redden?
Hoe zullen we overleven wat Gij vraagt?

Uw woord zaait soms verwarring in ons hart.
Angstig maakt het ons als het vermeende zekerheid vernietigt,
sprakeloos als het vertrouwde beelden aantast,
verhard als onbegrip zich nestelt in onze ziel.

Maak ons onbevangen en vrij tegenover het leven,
wek onze zachtheid weer,
geef ons terug de ogen van een kind,
dat wij zien zoals Gij ziet
dat wij ons toevertrouwen aan uw licht.

Dit alles vragen wij u in uw naam:
Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden
tot in eeuwigheid. Amen.

Preek deel I

Opvoeding, persoonlijke ontwikkeling, volwassen worden,… alles wat draait rond menswording en rond het uitgroeien tot een evenwichtige man of vrouw is net als zoveel andere terreinen in onze samenleving de voorbije halve eeuw grondig veranderd.
Als ik terugdenk aan mijn eigen opvoeding dan herinner ik mij hoe mijn vader thuis een meester was in het hanteren van het principe “uitstel van behoeftenbevrediging”. Een persoonlijkheid wordt sterk als je jezelf kan bedwingen, je verlangens kan uitstellen of ondergeschikt kan maken aan een hoger doel. En er werd bij ons thuis dus nogal wat uitgesteld en er werden vaak “hogere doelen” ingeroepen. Niet alleen ikzelf uiteraard maar heel veel kinderen werden in hun jeugd gekneed via een aantal moules zoals beperking, zelfdiscipline, gehoorzaamheid, onthouding, enzovoort.

Het katholieke geloof zoals dat in zijn praktische vertaling door vele eeuwen is gegroeid, deed daar nog een schepje bovenop. In hoeveel kloosterorden en congregaties was het vroeger niet de gewoonte dat de persoonlijkheid van novicen ontmanteld, soms zelfs gekraakt werd: alsof men tabula rasa wilde maken met de eigen wil, de eigen verlangens, de gehechtheid aan familie, aan vriendschap,…
Ook wie buiten dat kloostersysteem bleef, werd als gelovige diets gemaakt dat écht mens-zijn pas kon verlopen via een weg van ascese, van versterving en boete, van afstand doen…

Dat alles was wellicht te goeder trouw. Er zijn trouwens genoeg teksten in de Bijbel die een dergelijke mensvisie kunnen staven. De evangelietekst van vandaag biedt daartoe een uitgelezen kans. Vraag is of we deze tekst vandaag nog zo kúnnen en zelfs mógen lezen.
We staan recht en luisteren naar de evangelielezing uit Lucas. Vóór en na de lezing zingen we telkens de acclamatie “Open de woorden die geschreven staan…” (lied 124)

Evangelielezing Lucas 9,18-24

Preek deel II


“Wie zijn leven verliest om Mijnentwil, die zal het redden.” Voeg daar nog een scheut zelfverloochening aan toe waarover Jezus in deze tekst ook spreekt, en meteen wordt begrijpelijk hoe men eeuwenlang één bepaald denken over mens-zijn en menswording heeft gehanteerd.

Het funeste van deze kijk op de mens en op zijn levensvervulling is dat het start vanuit een overwegend moraliserend standpunt. De mens is allereerst en in essentie een zondig wezen, voor wie het kwaad om elke hoek loert. Hij kan enkel een volwaardig leven leiden als hij in de eerste plaats komaf maakt met al het negatieve in zichzelf, in katholieke termen wordt dat dan: komaf maken met al het zondige.

Wat mij sterk stoort in deze visie is dat ik daarin niet wordt erkend in de totaliteit van mijn persoon. Een deel van mezelf wordt al meteen afgeschreven terwijl ook mijn schaduwzijden wezenlijk deel uitmaken van mezelf. Ik besef dat de mens en dus ook ikzelf een ambigu wezen is die pendelt tussen ideaal en realiteit, tussen ik en gemeenschap, tussen intentie en uitvoering,… Ik heb weet van mijn sterktes en van mijn schaduwzijden. Onvolmaaktheid is dus een onlosmakelijk deel van mijn persoon. Maar het is niet omdat het negatief is, dat ik het moet ontkennen of wegduwen.
De god van Jezus Christus doet dat trouwens ook niet. Hij is immers de god die de overspelige vrouw niet veroordeelt, de god die aan Zacheüs zegt dat hij bij hem te gast wil zijn ook al heeft hij weet van diens malafide praktijken als tollenaar.

Moet alles dan vrijheid-blijheid zijn? Het credo van vele hedendaagse theorieën over zelfontplooiing waar ik de norm ben, het alfa en het omega? In de voorbije decennia is dat het dominante levensgevoel in onze samenleving. Je moet je vrijheid veroveren, je moet het als individu zelf waarmaken, soeverein, autonoom,los van elke autoriteit die mij in mijn absolute vrijheid belemmert.

Het positieve van dit denken is dat het ons bevrijd heeft van schuldige navelstaarderij. Het is daarom een winstpunt als wij nu in de opvoeding van kinderen meer focussen op wat positief loopt dan op wat ontbreekt. Het is daarom ook goed dat bevestiging een basishouding is binnen het onderwijs.

Dit denken kan uiteraard op zijn beurt ontsporen in een nieuw soort navelstaarderij waarbij ik het centrum wordt van het heelal, waar zelfoverschatting de regel wordt en eindigheid wordt ontkend, waar “je leven verliezen” ondenkbaar wordt en waar “je kruis opnemen” je reinste gekheid is.

En toch biedt de kern van dit hedendaagse levensgevoel naar mijn aanvoelen ons de kans om terug aansluiting te zoeken bij het Bijbels geloofsverhaal en bij de uitspraken die we vandaag hoorden uit de mond van Jezus. Wij accepteren vandaag niet langer dat vooral ontkenning en verdringing per definitie voorafgaan aan ontplooiing Wij willen in relaties allereerst het positieve bekrachtigd zien. Zo ontstaat ook in ons geloven ruimte voor een god die zich in eerste instantie manifesteert als iemand die mij onvoorwaardelijk accepteert. In zulke relatie hoef ik mezelf – inclusief mijn schaduwkant - niet krampachtig te verstoppen of te ontkennen.

Er ontstaat zo een omkering van perspectief: in de relatie met god ben ik niet het probleem – zoals dat vroeger overkwam - maar deel van de oplossing. Ik hoef niet volmaakt te zijn vooraleer hij mij wil kennen, niet uit verdienste vang ik zijn aandacht, hij doet dit “om niet”. Hij doet dit omdat hij zich in alle vrijheid met mij wil verbinden om wie ik ben, zoals ik ben. Ik ben daardoor zelf niet de eerste bewerker van mijn geluk maar de ontvanger. Hij is het die mij kent, die mij verleidt… Aan zulke god kan ik met vertrouwen het initiatief laten waardoor niet langer ikzelf maar hij het middelpunt wordt.

Misschien ligt in deze omkering van perspectief wel een sleutel die ons het evangelie van vandaag anders leert beluisteren. “Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen.”
Waar god in je denken en voelen steeds meer aan zet komt, heb je wellicht minder de vrees om je leven te verliezen: je leven redden is dan immers volop aan de gang. Krampachtig proberen voldoen aan bovenmenselijke eisen is niet de vraag, wel je steeds meer inschrijven in de genereuze wijze waarop god naar jou en naar deze wereld kijkt en zo zelf deel worden van deze generositeit.

“Wie mijn volgeling wil zijn, moet mij volgen door zichzelf te verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen.” Het kruis dat elk van ons te dragen heeft, wordt er niet minder realiteit door. Of je nu moet leren leven met je fysieke beperkingen door ziekte of leeftijd, of je je eigen schaduwzijden onder ogen moet zien en aanvaarden,… Wat het ook moge wezen: het kruis van ieder van ons blijft een zware dobber. De oproep van Jezus om je kruis op te nemen, heeft echter wel niet langer een masochistische ondertoon. Hij kan integendeel worden beluisterd in het verlengde van gods onvoorwaardelijke keuze voor ons. Als god zich tot ons bekent, zet hij er als het ware mee zijn schouders onder.

De evangelielezing nodigt ons uit tot wat ik noemde een omkering van perspectief. Dergelijke omkering van perspectief is overigens geen momentopname maar een voortschrijdend proces. We zitten daarbij trouwens in goed gezelschap want ook Jezus had groeitijd nodig om zijn kruis op te nemen. Denken we maar aan zijn uitspraak op de drempel van zijn ultieme lijden om de beker aan hem te laten voorbijgaan.
De oproep van Jezus tot het verliezen van je leven om het te winnen en tot het opnemen van je kruis, heeft in mijn aanvoelen enkel zin en toekomst vanuit een voortschrijdend besef van het onvoorwaardelijk basisvertrouwen dat god in ieder van ons stelt. Wie groeit in dat perspectief, staat steeds meer onbevangen en vrij in het leven en staat steeds minder onder druk om dat leven te “redden”.

Lied 412: “Wie zijn leven niet wil geven…”
Voorbeden met als acclamatie “Wek mijn zachtheid weer…”


Inleiding
Als god zich tot ons bekent, wordt heel veel mogelijk: dan kan verliezen zelfs redden zijn, dan kan het kruis draaglijk worden.
Laten we bidden dat god zelf ons hiertoe opent door ons te leren zien met de ogen van een kind.

Zang (telkens voorzang koor – daarna iedereen)

“Wek mijn zachtheid weer.
Geef mij terug de ogen van een kind.
Dat ik zie wat is. En mij toevertrouw.
En het licht niet haat.”

Lector:

Voor wie het basisvertrouwen in het leven is geschonden:
Voor mensen die ontgoocheld zijn in een vriend, in hun partner,
Voor hen die van kindsbeen af warmte en aandacht hebben gemist,
die een zwaar verlies nooit te boven zijn gekomen,
die nergens respect bekomen en eenzaam leven.
Acclamatie… (x2)

Voor wie het kruis weegt op de schouders:
Voor mensen die ongeneeslijk ziek zijn en hun levensdagen tellen,
Voor hen die in zichzelf verstrikt zijn en ontmoedigd raken,
die in onmacht vechten om een plaats in onze samenleving,
die door zorg voor anderen een eigen leven onthouden wordt.
Acclamatie… (x2)

Voor wie zijn leven wil redden:
Voor mensen die zich vastklampen aan eigen eer en faam,
Voor hen die niet kunnen geloven in de kracht van de liefde,
die geen vertrouwen hebben in de toekomst,
die leven met gesloten handen en ogen.
Acclamatie… (x2)

Kaarsjes aanbrengen en hosties op de tafel plaatsen
Met deze kaarsjes voegen wij onze eigen gedachten, onze eigen vragen toe aan de voorbeden.Wij vragen dat God deze vragen die spreken over onze kracht en onze onmacht mag zegenen.

Lied 142: “Oergebaar”
Onze vader
Laten we dan bidden tot hem die wij noemen “Onze Vader” (Lied 185)

Vredeswens en communie

Geven wij dan door aan elkaar: Gods vrede en het levengevend brood.

Communielied 319: “Trek door ons heen een stroom van genade…”
Gebed (idem als openingsgebed)

Zegenwens

“Moge God ons zegenen en behoeden.
Moge hij zijn gelaat naar ons keren en ons genadig zijn.
Wij vragen het aan Hem die wij noemen: Vader, Zoon en Heiligende Geest.”

------