------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




30 december 2012: zondag na Kerstmis

Feest van de heilige familie

Marcel Braekers

Openingszang 262: “Komt ons in diepe nacht ter ore”

Begroeting

"De morgenster is opgegaan, een kind is voor ons geboren." Huub Oosterhuis schreef deze tekst 30 jaar geleden, maar hij behoudt zijn schoonheid en gebalde zeggingskracht. Er wordt, zo vervolgt de tekst, ons in deze donkere tijd geen ander teken gegeven dan deze mens, een God die onze broeder is. Hij zal de mensen huwen aan elkander, zijn lichaam geeft Hij in onze handen. Zo ontstaat een nieuw verbond en wordt aan de kerstvreugde woord en klank gegeven.

De tekst vormt een mooie synthese van wat wij in deze kersttijd vieren: de menswording van God. Dus niet alleen dat er die ene God is, de Andere, die groter en meer verheven is dan alles wat van deze aarde is, maar we vieren dat die grote God verweven is met onze aardse werkelijkheid. 'Een God die onze broeder is.’ Het brengt ons in het centrum van ons christelijk geloof waarover men in de loop der eeuwen altijd angstvallig heeft gewaakt: de incarnatie of menswording.

Toen ik tijdens een vierdaagse voor contemplatieven de visie van Eckhart op Jezus als de Christus uitlegde, kreeg ik onverwacht de vraag voor de voeten gegooid: ‘Pater, is Jezus God?’ en ik heb geantwoord met ‘neen’. Grote consternatie alsof ik de zoveelste ketter zou zijn, die alles wat heilig is met plezier omver haalt. Maar ik moest aan mijn dierbare toehoorster zeggen dat dit een ketterij is waaraan de monofysieten en de Nestorianen zich schuldig maakten. In Hem komt het goddelijke en menselijke op een uitzonderlijke manier samen, zo belijden we. De vraag is dan hoe je de twee tegelijk kunt vasthouden? Hoe krijg je in woorden gevat dat die Jezus helemaal gestalte is van God en tegelijk deelgenoot en tochtgenoot is van onze zoekende wereld? Twee naturen in één persoon? Maar wat heb je dan gezegd: is de bovenkant god en de onderkant mens? In de jaren 60 maakte de uitspraak: ‘een mens om nooit te vergeten’ opgang. Ik herinner mij de reactie van een medebroeder die in zijn leven nogal wat is gepest: ik ken verschillende mensen om nooit te vergeten, zei hij.

De geboorte van Jezus en de vraag naar de incarnatie: hoe dit uitleggen? Misschien bestaan geen begrippen, die dat precies kunnen omlijnen, en moet men eindelijk eens ophouden in achterhaalde, filosofische bewoordingen te spreken. Hebben we niet eerder behoefte aan poëtische taal, aan beelden die tot mijmeren aanzetten, die het onzegbare en het mysterieuze niet vernietigen, maar eerder vergroten? Daarom is het beeld van de morgenster dat we in het lied zongen zo mooi. Het is de ster waar de nachtwacht naar uitkeek, want dan zat zijn taak er weer op en was de dreigende nacht achter de rug. Het is de ster waar de schippers zich naar richtten om hun koers te bepalen. En die ster is voor ons een mens geworden, die ons een weg naar zinvol bestaan toont.

Gebed

Verschenen is uw glorie, gekomen ons heil,
Opgelicht als de Ster inde morgen die ons spreekt van de dag.
Gezegend om de Morgenster die ons toestraalt:
Het kind, dat wijzen verwonderde,
De Zoon, die Vaders toekomst voor ons uit droeg,
De Mens, die enkel liefde in zijn schild voerde.
Vernieuw het aanschijn van heel de aarde
En voed ons met het leven van Christus. (S. de Vries)

Lofzang 585: “Alles wat adem heeft love de Here”
Lucas 2, 41 – 52
Lied 261: “Om een mens te zijn op aarde”

Homilie

Meister Eckhart heeft over deze Bijbelpassage een mooie preek gegeven waar ik jullie deelgenoot van wil maken. Luister naar het eerste stukje en je begrijpt direct waar hij naar toe wil. ( Lezing van fragment uit : Et cum factus esset Jesus annorum duodecim [Jellema II, p.71].)

Men leest in het evangelie:
“Toen onze Heer twaalf jaar oud geworden was, ging Hij met Maria en Jozef naar Jeruzalem, naar de tempel, en toen zij daar weer weggingen, bleef Jezus in de tempel en dat wisten ze niet. En toen ze thuiskwamen en hem misten, zochten ze Hem onder hun kennissen en onder vreemden en onder verwanten en in de menigte en vonden Hem daar niet. Maar het was juist in de menigte dat zij Hem waren kwijt geraakt, en daarom moesten ze teruggaan naar waar ze vandaan gekomen waren, en toen ze weer bij hun oorspronkelijke vertrekpunt waren teruggekeerd, in de tempel, vonden ze Hem.”

Het is waar: wil je die edele geboorte vinden, dan moet je alles wat menigte is achter je laten en terugkeren naar de oorsprong en de grond waaruit je gekomen bent. De krachten van de ziel en al hun werk, dat alles is menigte; geheugen, verstand en wil, dat alles vermenigvuldigt jou, en daarom moet je ze allemaal loslaten: bewustzijn en voorstellingsvermogen en alles waarin je jezelf vindt en beoogt. Pas daarna kun je die geboorte vinden en anders niet, echt waar! Die werd nooit gevonden onder vrienden of verwanten of kennissen, eerder raakt men die daar kwijt

Wil de echte geboorte van God in de diepte van je persoon plaats hebben, dan moet je alles achter je laten dat menigte is, schrijft Eckhart. Jozef en Maria waren Jezus kwijt en ze zochten hem bij vrienden en verwanten, maar ze vonden hem uiteindelijk in de lege ruimte van de tempel. Misschien hadden ze hem nog nooit echt gezien zoals hij was en zagen ze in hem hun kind, hun droom met het karakter van zijn moeder, het neusje van zijn vader, enz. Met een schok beseften ze dat hun kind hun kind niet was, maar een eigen bestemming had, iets dat met zijn Vader te maken had.

Die waarheid, die iedere ouder met vallen en opstaan moet leren, wendt Eckhart aan om zijn idee over de geboorte van God in het hart van ieder mens te beschrijven. Die geboorte kan maar plaats hebben als je God kwijt raakt, zegt hij. Wat bedoelt hij daarmee?
Misschien, zegt hij, ben je gelovig opgevoed, heb je veel nagedacht, gelezen en met anderen gediscussieerd om zo geleidelijk een idee te krijgen van wie God is en wat het betekent als gelovige te leven. Misschien denk je dan dat die God liefde is, goedheid, gerechtigheid, enz. Dat alles noem ik menigte, zegt Eckhart. Het zijn allemaal menselijke voorstellingen, die je ooit op weg hebben gezet en ervoor hebben gezorgd dat je een voortreffelijke christen werd, maar uiteindelijk wordt dat een doodlopende weg. Die God moet je achter je laten. Waarom?

Omdat je gevangen blijft in een spirituele wereld, die je vanuit je eigen voorstellingswereld hebt opgebouwd. Wie of wat je dan tegenkomt is altijd gekleurd en ingeperkt door je eigen referenties. Elke keer dat we aan God namen geven is het alsof we een doek over hem gooien, zegt hij in een andere preek. Daarom moet een mens God omwille van God loslaten. Je moet in de leegte durven stappen, de duisternis toelaten en in het ongewisse durven wachten. Letterlijk staat in de preek:
            "hoe meer je jezelf zo leeg maakt als een woestijn en hoe onwetender,
             om zo meer nader je Hem."

En nog wat verder zegt hij:
            
"heel stil zijn en volkomen leeg, dat is voor jou het allerbeste."

Waarom durft Eckhart zo te spreken? Wie garandeert mij dat als ik zo alles in vraag heb gesteld er nog iets overblijft? Wacht me niet de diepste duisternis, de Godverlatenheid waar onze wereld vandaag zo erg aan lijdt? Neen, zegt Eckhart, als je zo helemaal je terugtrekt uit de menigte, als je alles wat je vanuit je Ik hebt opgebouwd op losse schroeven zet, is er pas echt ruimte opdat God vanuit zichzelf naar je toe kan komen. Niet jij richt je naar Hem op, maar Hij verschijnt. Hij kan niet anders dan zich helemaal uitgieten in de mens die zo wachtend uitziet naar Hem. Want tussen ons diepste centrum dat niets dan openheid en ontvankelijkheid is en de echte, levende God is een intense verwantschap. ‘God is liefde’ schreef Johannes. Eckhart vindt dat woord teveel gebruikt en verwijzend naar de aarde, daarom zal hij zeggen dat God ‘uitgieten is’ helemaal leegstromend in het centrum van de persoon, die zich beschikbaar stelt.

De echte Godsgeboorte heeft plaats in dat diepe, verstillende gebeuren van wederzijdse overgave. En om het allemaal nog krasser te maken, zodat men zich realiseert dat het om iets heel nieuw gaat, voegt Eckhart eraan toe: die geboorte is zo verschillend van wat meestal als godsdienst en geloven wordt beschouwd als er verschil is tussen hemel en aarde. Het gaat om iets van een heel andere orde, voorbij woorden, voorbij de dagelijkse taal en spreken. Of zoals hij in een andere preek op kerstdag zegt:
Toen alle dingen zich midden in het zwijgen bevonden en de nacht in haar loop op het midden van haar baan stond, kwam van bovenaf, van de koninklijke troon, een verborgen woord in mij neer.

In deze dagen vieren we Kerstmis, het feest van de ontmoeting tussen God en mens. Daarover zei de Duitse dichter Angelus Silesius:

Wird Christus tausendmal zu Bethlehem gebohrn
Und nicht in dir; du bleibst noch Ewiglich verlohrn.

                 (Cerubinischer Wandersmann Buch I, nr. 61)

Dankgebed 161: Tafelgebed voor de Kersttijd
Na de communie 270: “Van waar zijt Gij gekomen?”

------