------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




18 november 2012 : 33° zondag

De komst van het eindrijk

Marcel Braekers

Openingszang 102: “Onze hulp is in de naam van de Heer”

Gebed

Wij danken U, Heer,
Dat de Zon van gerechtigheid
Onze muren doet smelten,
Onze maskers breekt
En onze zelfrechtvaardiging
Doorzichtig maakt.
Bij dat licht
Ontvangen wij
Een nieuw zicht op elkaar,
Andere ogen
Om te ontwaren
Wat goed en recht is.
Bij dat licht
Kan onze weg
Transparant en helder zijn,
Eenduidig en ondubbelzinnig,
In het spoor van U, de Ene. (S. de Vries, Het rijk alleen p. 215)

Inleiding

In de liturgie gaan we stilaan naar het einde van het kerkelijke jaar. Volgende zondag sluiten we af met het feest van Christus Koning. De lezingen gaan daarom allemaal over de naderende eindtijd: het komen en gaan van wereldmachten en het verschijnen van de rechter, dat alles opgeroepen in grootse, beangstigende beelden.

Vorige zondag werkte André naar aanleiding van 11.11.11 dat thema al enigszins uit toen hij verwees naar het herdenken van de voorbije wereldoorlogen en hoe door de verwerking van die verschrikking een stap verder kan gezet worden naar een nieuwe, komende tijd waar gerechtigheid en vrede heersen. Er werden teksten uit het OT gelezen, die deze droom oproepen in de hoop dat mensen in beweging zouden komen.

Vandaag staat dit thema opnieuw centraal gedragen door de visioenen van de profeet Daniël. Wat is de context van de lezing?
Koning Nebukadnessar heerste niet alleen over Babylonië, maar over heel de regio van het Midden-Oosten. Hij had van alle volkeren jonge mannen aan het hof verzameld. Ze werden goed verzorgd en kregen van de beste geleerden een opleiding in de wijsheid en kennis van astrologie, geneeskunde, enz. Het moest de nieuwe elite worden waarmee de koning zich zou omringen tegen al die astrologen, tovenaars en ander volkje dat zijn paleis bezette. Ook enkele Joodse jongens werden zo meegenomen onder wie Daniël.

Op een nacht kreeg de koning een verwarrende droom. Hij riep zijn astrologen en tovenaars samen en vroeg hen te zeggen wat hij had gedroomd en wat de droom betekende. Grote verbazing natuurlijk, want iedereen vraagt Nebukadnessar dat hij zou vertellen wat hij had gedroomd. Maar hij wil hen testen en geeft niet toe. De zaak zit vast en de koning beslist dat ze allemaal moeten gedood worden. Dat komt Daniël ter ore. Hij is niet alleen opgeleid in de wijsheid van de heidenen, maar vertrouwt als diepgelovige op het inzicht dat hij van God krijgt. Daarom gaat hij naar de koning en volgt dit gesprek:

Daniël 2, 26 - 45

Lied 709: Psalm 72 “Voor kleine mensen is Hij bereikbaar”

Homilie

Koninkrijken komen en gaan, politieke partijen beloven de echte vernieuwing en schuiven de oude opzij, nieuwe machten zoals China, India, Brazilië staan op en eisen hun economische plaats in het werelddebat, enz. De droom van Nebukadnessar is van alle tijden. Altijd draait het om macht en behoud van die macht, om economische winst, om uitbreiding van zijn invloedssfeer, enz. En even constant keert daarbij terug dat een belangrijk deel van de bevolking daar de tol voor moet betalen.

Vandaar dat je in de Bijbel, en vooral in het OT, twee gedachten steeds ziet terugkeren. Enerzijds Jahwe, die spot met dat miezerig gedoe en lacht met de aangemeten pseudomacht, dat is altijd maar van korte duur. En anderzijds de droom dat iemand voor gerechtigheid zal zorgen. Geef uw wijsheid, Heer, aan de koning, leg uw koninkrijk in zijn handen. Hij zal vrede brengen en gerechtigheid. Zo lees je in de psalm. Of zoals we net zongen: voor kleine mensen is Hij bereikbaar. Het zal een tijd zijn dat bergen schoven van vrede voorbrengen en heuvels een oogst van gerechtigheid. Maar hoe zal dat koninkrijk eruit zien en wie kan dit oprichten? Want of het nu om een koning of president, een minister of politicus gaat, elke keer komt die drang naar macht om de hoek kijken en zal die alles stilaan verpesten. Laten we daarin niet naïef zijn. Zo gebeurde het ook in Israël

Vandaar dat de droom van Nebukadnessar een verrassing inhoudt. Hij droomt van een kolossaal beeld bestaande uit verschillende grondstoffen, waarbij er een neergaande beweging is in de macht. Op zichzelf niets verrassends, maar dan komt in zijn droom het beeld van een steen, die van elders zich losmaakt en heel het bouwwerk ineen doet storten. Vraag is natuurlijk wat met die steen is bedoeld? Al heel vlug verklaarden de rabbijnen deze droom als de komst van de Messias. De steen zou het beeld verpulveren en groeien tot een enorme rots. Zo zou dankzij die Messias het koninkrijk van God zich vestigen op aarde en zou de ultieme gerechtigheid tot stand komen. Maar u begrijpt hoe groot het gevaar is om de kracht van de steen en de groeiende rots op eenzelfde niveau te zien als het beeld. Het nieuwe koninkrijk beschikt dan alleen maar over meer macht en daarom kan het de andere wegduwen.

De grote crisis die Jezus bracht, was dat hij van een ander rijk droomde, dat niet meer gedreven werd door macht of winst, een soort van spirituele gemeenschap waarin ieder tot zijn recht kan komen, waar de bedoeling is om precies zich naar de zwaksten te keren en in de zorg om hen tot een heel nieuwe mentaliteit te komen. Of zoals Johannes het formuleerde: een stad zonder muren en zonder tempel, omdat overal het heilige aanwezig is in en tussen mensen als een omhullende bescherming. De rabbijnen hadden het beeld van de steen begrepen als de komst van de Messias, een wereldse heerser die tegelijk het geloof zou herstellen. Deze droom en ook het visioen over de mensenzoon in het boek Daniël hadden ook op Jezus en de eerste leerlingen een grote invloed. Maar de vraag blijft wat Jezus precies zou hebben bedoeld met ‘het koninkrijk van God’ of ‘het rijk der hemelen’ (basileia tou theou). Daar draait alles om.

Vanaf de vroegste tijd werd de christelijke gemeenschap als kerk betrokken in politieke macht. In de eerste eeuwen werd het christendom een soort van één makende ideologie zoals voor keizer Constantijn of Karel de Grote. Later werd de paus bemiddelaar tussen heersers, of werden de pauselijke staten opgericht, enz. De kerk nam allerlei wereldse taken op zich zoals onderwijs, ziekenzorg. Of ze ging politieke macht claimen, enz. Altijd dreigt het gevaar van verwereldsing. Je kan zelfs de vraag stellen of je daar buiten kunt blijven? Vanaf het moment dat een groep zich organiseert tot een kerk, staan er mensen op die intern de leiding ambiëren. Structuren hebben in zich de neiging om koste wat kost zich te handhaven. Of men brengt kritiek uit op morele, politieke en economische gebeurtenissen en wordt zo in zekere zin in dit spel meegetrokken.

Tot voor kort had de kerk in de wereld en zeker in onze contreien daarbij veel macht. We hebben in de vorige eeuw een gestaag proces van secularisatie doorgemaakt waarbij de wereld (het seculum) helemaal autonoom werd en alle sectoren van het leven zich aan de macht van de kerk ontworstelden. De oude garde zag dit met lede ogen gebeuren en ervoer het als een grote afgang. Ik heb de indruk dat dit (heilzaam) proces stilaan zijn eindpunt heeft bereikt.

Maar er dient zich een nieuw, veel moeilijker proces aan. We zijn in een fase gekomen dat die gemeenschap zelf in haar zichtbaarheid en in haar groepsvorming is aangetast. Het spirituele of het religieuze is daardoor zijn geëigende kanalen kwijt. Er zijn geen priesters, die de dienst uitmaken, maar er is ook geen gemeenschap meer waar men de grote momenten van het leven deelt met elkaar gedragen door de symbolen en sacramenten van vroeger tijden. Hoe kunnen wij, die kerkelijk zijn opgevoed en nog regelmatige kerkbezoekers zijn, aan onze kinderen die Blijde Boodschap doorgeven? Het heilige, God, de boodschap van Jezus van Nazareth, dat alles gaat een heel andere weg moeten zoeken, wil het blijven bestaan. Om het te zeggen in het beeld van Nebukadnessars droom: de steen heeft het beeld verpulverd, maar verpulvert misschien wel elke vorm van institutionalisering en valt daarom ook op zijn eigen kerk.

En daarmee zitten we nu opgezadeld. We staan voor de opdracht om in nieuwe beelden over God te spreken (of afscheid van alle beelden te nemen). We staan voor de opdracht aan de volgende generatie in een andere taal en op andere momenten dan traditioneel het heilige ter sprake te brengen. We worden opgeroepen om op een nieuwe, weerloze manier de onverwoestbare kracht van liefde gestalte te geven, om in kleine en zwakke momenten de grootheid van Gods licht aanwezig te stellen, enz. Het zal een uitdagende en creatieve opdracht worden, die beslissend zal zijn voor wat in deze eeuw verder zal plaats hebben. Voor de kerk, maar vooral voor deze wereld opdat liefde en vrede het zouden halen op strijd, concurrentie en geweld.

Groot dankgebed: S. De Vries: Het rijk alleen p. 310 – 311
+ refrein 534 “Gij die boven mensen uit”

Na de communie 515: “Ik zal er zijn”

------