------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




30 september 2012

Verdraagzaamheid

Jan Degraeuwe

Lied: 516: “Gij die voor alle mensen de wereld hebt gemaakt”

We beginnen deze viering in de naam van de Vader, de Zoon en de Geest, amen.
Vorige woensdag was het Jom Kipoer, Grote Verzoendag. Jom Kipoer is de belangrijkste en de heiligste dag van jaar voor de Joden. Op de avond van Jom Kipoer wordt het Kol Nidrei gebed gezongen. In dit gebed wordt spijt uitgedrukt voor het niet nakomen van beloften aan God en aan zichzelf en wordt de nietigverklaring van deze beloften gevraagd. Laat ons in dezelfde geest bidden en vergeving vragen aan de Heer.

“Boetelied n.a.v. Grote Verzoendag” (Sytze de Vries) afgewisseld met Kyrie 115

Lezing: Numeri 11, 24-30

De lezing die we hoorden komt uit het boek Numeri, Getallen. Het boek kreeg deze naam omdat er twee volkstellingen in voor komen. Een betere titel zou zijn “In de woestijn”, want het boek beschrijft het grootste deel van de tocht van de Israëlieten in de woestijn op weg naar het land Kanaän. Op een dag roept Mozes zeventig mannen samen rond de tent van de ontmoeting, waarin de ark van het verbond wordt bewaard. De mannen staan op een heilige plaats. De geest, die op Mozes rust, gaat over op hen. Zij beginnen te profeteren. Maar twee mannen die niet naar de tent kwamen, beginnen ook te profeteren. Het profeteren van Eldad en Medad brengt verontrusting te weeg.

Dit is nu juist wat profeten moeten doen, mensen onrustig maken. Eldad en Medad waren dus echte profeten. Jozua, de generaal en toekomstige leider van Israël ziet het anders. Hij wil dat Mozes de onruststokers het zwijgen oplegt. Maar Mozes heeft sympathie voor deze twee profeten, ook al zijn ze niet naar de tent gekomen. Mozes vindt het niet nodig dat zijn status verdedigd wordt en zegt tegen Jozua: “Denk je soms dat jij voor mijn belangen moet opkomen?” Mozes wil de macht die hij heeft en de uitvoering ervan die Jozua hem aanbiedt, niet gebruiken. Mozes had de mannen wel rond de tent samengeroepen, maar hij kan verdragen dat de twee mannen die niet aanwezig waren toch profeteren, hij wenst zelfs dat iedereen zou profeteren. Mozes verdraagt dat er buiten zijn controle profeten opstaan. Jozua, de rechterhand van Mozes, verdraagt dit niet. Mozes, de leider van het volk, is breeddenkender dan zijn medewerker. Mozes komt hier veel toleranter over dan Jozua.

Verdraagzaamheid is het kernwoord van de twee lezingen van vandaag. Ik wil dan ook eerst even stilstaan bij het weerbarstige begrip verdraagzaamheid. Tolerantie draagt een paradox in zich. In de houding of overtuiging die je wil tolereren, zit iets waar je niet helemaal achter kan staan. De grens tussen wat je volmondig aanvaardt en wat je tolereert is vaag, zoals ook de grens tussen wat je nog tolereert en wat je verwerpt vaag is.

Verdraagzaamheid is een moeilijke evenwichtsoefening tussen verwerpen en aanvaarden. Er zijn dan ook armere en rijkere invullingen van tolerantie. Een overheid die zich tolerant opstelt doet dit vaak vanuit haar machtspositie, ze laat voelen dat ze kan toelaten of verbieden. Zo werden Joden wel getolereerd in de middeleeuwse steden, maar ze mochten geen lid worden van de ambachten en gilden. Tolerantie was een gunst. Ze is dat ook vandaag nog vaak in machtsverhoudingen. Als twee ongeveer gelijke groepen met verschillende overtuigingen tegenover elkaar staan, kan tolerantie een wederzijds compromis zijn om vreedzaam te kunnen samenleven.

Een rijkere vorm van tolerantie zoekt haar inspiratie in respect. Uit respect voor elkaar kunnen burgers van een staat aanvaarden dat iedereen eigen religieuze en ethische normen beleeft in zoverre het gemeenschappelijke leven niet in het gedrang komt. De staat kan dan beslissen dat de beleving van de godsdienst volledig thuishoort in de privésfeer. Geen hoofddoeken, kruisjes of keppeltjes. Maar de staat kan ook beslissen dat een zekere vorm van godsdienstbeleving wel kan in de publieke sfeer. Dus wel hoofddoeken, kruisjes of keppeltjes in het stadskantoor.

Met de lezingen van vandaag willen we het begrip verdraagzaamheid verder uitdiepen. Misschien komen we zo tot mooiere, maar ook moeilijkere vormen van tolerantie. In de dertiende eeuw leefden aan het hof van de Spaanse koning Alfonso X christenen, joden en moslims vreedzaam samen.

We luisteren nu naar een Cantiga van Alfonso “El Sabio”, de wijze.

Lezing: Marcus 9, 38-41

We hoorden een verhaal uit het boek Numeri en een perikoop uit het evangelie van Marcus. Er zijn duidelijke paralellen. In beide verhalen is er een tolerante leraar die zijn strijdlustige volgelingen terugfluit. De leerlingen hebben iemand gezien die demonen uitdrijft in Jezus’ naam en proberen hem dat te beletten. Johannes is hun woordvoerder. Jezus noemde Johannes en zijn broer Jacobus zonen van de donder. Johannes gaat er stevig tegen aan, hij moet niet onderdoen voor Jozua: “We hebben een man gezien die demonen uitdrijft in jouw naam en we hebben geprobeerd hem dat te beletten, omdat hij zich niet bij óns wilde aansluiten”. Johannes betrekt het gebeuren op de groep. Hij wil dat de volgelingen een hecht aaneengesloten groep vormen. Je hoort erbij, of je hoort er niet bij. Johannes denkt dat Jezus dit krachtig optreden tegen de man zal waarderen. Hij stapt zelfverzekerd naar Jezus en spreekt hem aan als leraar.

Het pakt anders uit. Jezus gaat niet akkoord, hij wil de demonenuitdrijver niet tegenhouden. Ook hier willen de volgelingen intoleranter optreden dan hun leraar. Misschien staan ze minder stevig in hun schoenen dan ze zouden willen toegeven en gaan ze zich daarom daadkrachtig profileren. Misschien zijn ze zo vol van Jezus dat ze gewoon niet kunnen begrijpen dat iemand zijn naam gebruikt en hem niet volgt.

Marcus brengt een korte dialoog tussen Jezus en zijn leerlingen. Krijgen we hier een levensecht verslag van hoe Jezus omging met zijn leerlingen? Jezus geeft drie argumenten om zijn leerlingen ervan te overtuigen om de demonenuitdrijver te laten begaan.
Het eerste argument is een pragmatische wijsheid. De woorden van Jezus worden rechtstreeks weergegeven: “Als de man die wonderen doet, mijn naam gebruikt, dan zal hij niet vlug kwaad over mij spreken, houd hem niet tegen”. Deze korte dialoog met woord en wederwoord moet dicht aansluiten bij wat er echt gezegd is. Jezus legt meer de nadruk op wat verbindt dan op wat scheidt. Hij vindt respect voor zijn naam belangrijk, maar vindt het niet nodig dat de man aansluit bij de groep.

Het tweede argument is minder persoonlijk, het is een soort algemene wijsheid “wie niet tegen ons is, is voor ons“. Het gaat hier niet over wat verbindt, maar over de afwezigheid van vijandigheid of barrières. De man die demonen uitdrijft in Jezus’ naam staat zeker niet vijandig tegenover Jezus. Hij staat ook niet onverschillig tegenover Jezus. Maar hij wil zich niet, of nog niet, aansluiten bij de leerlingen. In tegenstelling tot de leerlingen kan Jezus dit aanvaarden. Het algemeen karakter van dit tweede argument lijkt erop te wijzen dat de evangelist hier ook denkt aan de verhouding van de christelijke gemeente met haar niet-christelijke omgeving. We horen in deze spreuk “tegen óns” en “voor óns”, zoals toen Johannes zei “hij wilde zich niet bij óns aansluiten”. Volgens exegeten klinkt hier iets door van de vervolgingen waaronder de eerste christenen leden. Wie niet meedeed met de vervolgers was al bijna een medestander.

Het derde argument lijkt nog meer te passen in een context van vervolging. Als het geven van een glas water zo’n grote weldaad is, dan gaat het niet goed met de dorstige. Je kan ook zeggen dat Jezus zo’n kleine daad reeds als verbondenheid met hem waardeert. De waardering wordt op apocalyptische wijze uitgedrukt: “die zal zeker beloond worden”.

Onze eerste indruk was dat we hier een verslag kregen van een kort gesprek tussen Jezus en zijn leerlingen. We dachten dat een echte dialoog bijna woord voor woord was opgeschreven. Maar dit gesprek is ingekleurd vanuit een situatie waarin de christenen vervolgd werden en ze zich als ‘wij die van Christus zijn’ opstellen. Waarschijnlijk staat het eerste argument over de goede naam het dichtst bij de historische Jezus. Johannes wil onvoorwaardelijke volgelingen. Op een gelijkaardige manier wou Jozua opkomen voor Mozes. Maar Mozes en Jezus bedankten voor deze stevige aanpak. Jezus wil ook volgelingen, maar ze mogen hem van op een afstand volgen. De kring rond Jezus is wijd en open.

Is dit geen mooie afsluiter? Ik zou hier kunnen eindigen. Maar ik wil ook recht doen aan Jozua en Johannes, die er een beetje bekaaid zijn uitgekomen. Jozua en Johannes waren alles behalve onverschillig. Ze namen hun engagement voor Mozes respectievelijk voor Jezus ernstig. Jozua en Johannes willen iets waar ze echt om geven, veilig stellen. Ze gedragen zich onverdraagzaam omdat ze niet onverschillig zijn, ze zijn bekommerd om wat hen ter harte gaat. John Stuart Mill, een Engels filosoof en econoom uit de negentiende eeuw, heeft het verschil tussen onverdraagzaamheid en onverschilligheid mooi geïllustreerd aan de hand van godsdienstvrijheid. Het volgende uittreksel getuigt van veel mensenkennis:

Mensen zijn op een natuurlijke wijze onverdraagzaam als het gaat over iets waar ze echt om geven. Daarom is godsdienstvrijheid nauwelijks ergens in praktijk gebracht, behalve waar religieuze onverschilligheid, die niet wenst gestoord te worden door theologisch gekibbel, de bovenhand haalt. (John Stuart Mill, On Liberty)

Onverdraagzaamheid en onverschilligheid zijn niet gepast, maar hoe vinden we de weg naar verdraagzaamheid? Het waardevolle is vaak kwetsbaar. We willen het dan ook beschermen. Maar moeten we daarom overtuigingen waar we aan gehecht zijn verdedigen door afwijkende overtuigingen te verbieden? Moeten we in de andere overtuigingen niet het waardevolle zoeken? De onverschillige mens veegt deze vragen van tafel, hij wil rust en noemt gesprekken over verschillen gekibbel. Wie onverschillig is heeft geen oog voor verschillen, alles is hem gelijk. Wie onverdraagzaam is overdrijft de verschillen en heeft geen aandacht voor wat interessant zou kunnen zijn in het verschil. De verdraagzame mens heeft oog voor wat belangrijk en waardevol is, maar hij wil het niet krampachtig in bescherming nemen zoals de onverdraagzame mens. Dit wordt dan de moeilijkste vorm van tolerantie. Verdraagzaamheid vanuit waardering voor de houding of overtuiging van de andere omdat je die aantrekkelijk of waardevol vindt, zonder daarom je eigen houding of overtuiging te verlaten.

Offerande: Schumann, allegro voor hoorn en piano
Tafelgebed: 151 “Christus de gestalte van God”
Onze Vader
Vredeswens
Communie: Dvorak, lento uit strijkkwartet nr. 12
Communielied: Lied 586: “Geproefd, geleefd, herkend”

Slotgebed: (voorbede van de wereldgroep)

Traditiegetrouw willen we met de wereldgroep van Filosofenfontein elke maand aandacht vragen voor wat er verder van onze gemeenschap gebeurt.
Deze week woensdag was ik echt geschokt toen ik in de krant het trieste verhaal las over de Syrische kinderen.
Jonge kinderen worden op een laffe manier meegezogen in het conflict. Omdat jongens slogans schilderen worden hun vingernagels uitgetrokken, meisjes worden verkracht, anderen worden gefolterd of vermoord teruggevonden met brand- en schotwonden.
Waarom dit gebeurt is een vraagteken. Soms is het om informatie los te krijgen over hun ouders maar meestal is het een brutale vorm van psychologische oorlogsvoering.
Als je ook vindt dat dit echt ontoelaatbaar is kan je altijd de petitie tekenen op het internet om het leed dat de kinderen wordt aangedaan te stoppen. www.savethechildren.org.uk

Slotlied: 317: “De steppe zal bloeien”

------