------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




12 augustus 2012 – Negentiende zondag door het Jaar

Ik ben het Brood des Levens

(1 Kon 19, 4-8 en Johannes 6, 41-51)

Johan De Naeyer

In de naam van de Vader, Zoon en zijn Heiligende Geest.

Gebed

Wij leven van het brood dat Gij ons geeft om te eten
omdat dat brood zich laat delen, bestaan wij
samen
met wie Gij ons toevertrouwt

Gij zijt gezegend
dat wij ons mogen voeden met wat ons is toegezegd
maak ons daarmee tot handlangers van U
telkens wij voor elkaar het brood breken
telkens wij voor elkaar ons hart openen
telkens wij elkaar ons oor lenen
telkens wij elkaar bemoedigen met hoop
telkens wij elkaar in leven houden
met vertrouwen.
telkens wij er voor elkaar zijn
zonder oordelen
laat ons dit brood breken waarin wij erkennen
dat Gij onze Gastheer zijt
in ons leven
Zo heiligen wij uw Naam,
en zijn wij elkaar genadig
           (vrij naar een gebed van Sytze de Vries, Bij gelegenheid (1), p.201)

Stilte

Ik wil vandaag met jullie door de woorden uit het eerste boek Koningen gaan. Dat boek verhaalt over de profeet Elia, Ilyas in de Islam, Eliyahoe in het Hebreeuws "Mijn God is Jahweh alleen", een echte belijdenisnaam, een van de grote profeten wiens optreden zich situeert tussen 870 en 850 v.C., toen het volk van Israël opnieuw afgoden was gaan dienen. Elia werd “ten hemel opgenomen met vurige paarden in een wervelwind” en op basis daarvan (hij stierf dus niet, maar ging ten hemel) ontstond in het jodendom het geloof dat deze profeet ooit zal weerkeren om de komst van de Messiah aan te kondigen. Om die reden en in die traditie voorzien de Joden op het sederfeest (het begin van het Joodse Paasfeest) een extra beker wijn voor Elia, en wordt er op bepaalde vieringen een extra stoel voor hem klaargezet, mocht hij alsnog komen opdagen. Ook Jezus staat in die traditie, en voor hem vervult Johannes de Doper die rol. Johannes de doper is dus de Elia, die de komst van de Messias, Jezus, aankondigt.

In het eerste boek Koningen, 19, 4-8 staat het optreden van de profeet Elia in het teken van de verdeding van het geloof in JHWH tegenover de cultus van Baäl, een cultus van vruchtbaarheid op alle niveaus.
Wanneer Israël gebukt gaat onder een lange droogte en hongersnood, voorspeld door Elia, ontmoeten koning Achab en Elia elkaar. Elia wil Achab wijzen op het verbond met JHWH als een aandachtige, bevrijdende God voor alle mensen. Daar is geen plaats voor een deelgodje, de landbouwcultusgod Baäl, die de mens ten dienste stelt van één aspect, de vruchtbaarheid. Elia wil aantonen dat de Ene de zeggingskracht heeft over alle leven, in al zijn facetten. Daarop volgt een gevecht in regel, een krachtmeting.

Elia vraagt in een duel met 450 Baäl priesters om een godsoordeel, boven op de berg Karmel. Hij wint, één tegen allen, en zo kan iedereen overduidelijk zien dat er maar één en echte Goddelijkheid is, de Ene, de onuitspreekbare, JHWH. Maar het zit Elia niet mee, want nog dreigt men hem te vervolgen en terecht te stellen. Stuitend op zoveel onbegrip, wordt het Elia te moede, en hij gaat de woestijn in. Perfect vluchtoord, perfecte plaats, ver van alles, waar enkel stilte, rust en tijd aanwezig zijn. Massa’s stilte, rust en tijd.
Woestijn, plaats van leegte, van ont-lediging. Daar, op die plek, gaat hij zitten. Hij rusht er niet doorheen, hij loopt niet verder rond, neen, hij zet zich gewoon neer. Elia heeft genoeg van zijn medemensen en hun rare streken. Hij heeft alles gedaan wat in zijn vermogen ligt, en hij kan er niet bij dat ze het nu nog niet inzien. Niet willen. Of niet kunnen.

Laten wij geraakt, getrokken worden door het woord van God in het lied nr 563.

1 Koningen 19,4-8 --Uit het eerste boek Koningen

In die dagen kwam Elia in de woestijn bij een bremstruik. 
Hij zette zich eronder neer. 
Hij wenste dat zijn ziel zou mogen sterven en zei: 
“Het wordt mij teveel, God, laat mij sterven want ik ben niet beter dan mijn vaderen.” 
Daarop ging hij onder de bremstruik liggen en sliep in. 
Maar een engel raakte hem aan en zei tot hem: “Sta op en eet.” 
Hij keek op en daar zag hij een koek, op gloeiende stenen gebakken, en een kruik water. 
Hij at en dronk en legde zich weer te ruste. 
Maar opnieuw, voor de tweede maal, raakte de engel van het Goddelijke hem aan en zei: 
“Sta op en eet, anders gaat de reis uw krachten te boven.” 
Toen stond hij op, at en dronk en, gesterkt door het voedsel, 
liep hij veertig dagen en veertig nachten 
tot hij de berg van God, de Horeb, bereikte.

Elia heeft er genoeg van. Hij heeft genoeg van zijn medemensen. Hij heeft genoeg van hun potsierlijke leven naast de waarheid. En hij gaat zitten, onder een bremstruik, symbool van de dood, die in zijn eenzaamheid al zijn gezicht laat zien. Want zitten onder een wijnstok of vijgeboom is teken van leven en vruchtbaarheid, zitten onder een bremstruik is teken van…. En dus vraagt hij, zo staat het er letterlijk, ‘dat zijn ziel mag sterven’. Voor een Hebreeuwer, voor wie het onderscheid tussen ziel en lichaam vreemd is, betekent dit dat zijn levende wezen in zijn totaliteit, zijn ‘adam’, mag gaan.

Ik kan me in die verzuchting wel al eens herkennen. Als je botst op een wereld van onbegrip, een wereld van enggeestigheid, en je botst tegen een muur, een torenhoge muur van irrationeel gedrag, je geraakt er niet uit, je weet echt niet wat je verder nog moet verzinnen, je ziet geen uitweg, wat moet je dan nog? Hopen? Bidden? Of is dat hetzelfde? Wachten? Maar hoe lang nog? En je vraagt je vooral af: moet die kwelling nu zonodig? En waarom ik?

Elia legt zich neer en slaapt in. Slaap, zegt de Griekse mythologie, is een broer van de dood. En dan gebeurt er iets waar ik altijd al gefascineerd door ben geweest. “een engel raakt hem aan”. Een engel.
Ik wenste altijd dat mij dat ook eens zou overkomen, zo’n engel die me aanraakt, maar eerlijk gezegd kon ik het me niet inbeelden. Heeft u al eens een engel gezien? Wel ik had evenmin door dat een engel zich in vele vormen kan voordoen, een beetje zoals Rien Poortvliet beweert dat kabouters ook verschillen naargelang de streek waarin ze voorkomen. Allicht bevindt er zich hier onder jullie een engel.

Ik bedoel maar: ik zocht het te ver, te ver van mijn medemens. Nochtans, nochtans, we bevestigen het regelmatig: ‘ge zijt nen engel’. Tja, hoe kan het leven gaan, als je zelfs je eigen woorden niet hoort.  En die engel brengt hem koek en water, en spoort hem aan om te eten. Ik vind dat ‘eten’ een dubbele lading bevat.

Ten eerste is het brandstof voor ons lichaam.
Toen ik stapte naar Santiago de Compostela was dat een van de lessen die me te beurt viel. Het stappen doet heel wat met je, met je ziel, met je geest, maar zonder bed, bad en eten, kom je er niet. Die basis is echt basis. Dat zegt de engel ook, - nadrukkelijk-, wanneer hij een tweede keer langskomt bij Elia: "sta op, eet, want anders kom je er niet, de weg wordt je teveel”. Hij verplicht Elia dus zorg te dragen voor zichzelf.

Maar er is nog een andere, een tweede dimensie van het eten. Dat ligt hem in het samen eten. In het delen van het brood, zou je kunnen zeggen. Daarin zit nog veel meer brandstof. Daar ligt nl de ontmoeting met andere energieën.

Door de kracht van het eten, door zorg te dragen voor zichzelf, stapt Elia 40 keer een dag en 40 keer een nacht, tot aan de berg van het Goddelijke, Horeb. En daar, zo gaat het Bijbelverhaal verder, verschijnt aan hem het Goddelijke. Niet in een storm, niet in een aardbeving, niet in het vuur, maar in de stem van een zachte stilte. Die zachte stilte, een bries, staat symbool voor de intimiteit waarmee God “spreekt” tot zijn mensen.

Het is echter ook een teken van Gods creatieve betrokkenheid op de mens. Want hier openbaart zich voor mij een fascinerend element. Het gebeurt vaak dat we in de ‘woestijn’stilte, een plek van ontlediging (een abdij, deze tuin, een berg, ..), het Goddelijke mogen ontmoeten. Je ontvangt zomaar, allicht mede door de rust, de stilte van die plek, de massaal aanwezige tijd, ontvang je nieuw inzicht, nieuwe kracht, nieuwe hoop.

Maar het Goddelijke komt ook tot ons via tussenpersonen, boodschappers. Engelen, weet je nog. In velerlei vormen, weet je nog. Waarmee ik terugkom op die tweede dimensie van het eten, het samen eten. In het samen eten, in het samen delen van het brood, krijgen wij alleen al door het samenzijn, nieuwe kracht, kunnen we vaak terug opstaan, horen we nieuwe dingen, krijgen we hernieuwde moed, ontdekken we de (soms stille) aanwezige kracht van liefde, kan ons hart zich terug wat laven. En helen.

En zo wordt het brood van God daad. En zendt Hij ons heen om andere mensen adem te geven, om andere mensen te proeven, om andere mensen te be-leven, om andere mensen te erkennen. Laat geen ander brood, geen ander woord dan wat aan mensen adem geeft, geproefd, geleefd en herkend worden.

We zingen lied 586.

Lezing : Johannes 6,41-51

In die tijd morden de Joden over Jezus, omdat Hij gezegd had: 
Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald, 
en zij zeiden: “Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, 
en kennen wij zijn vader en moeder niet? 
Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald?” 
Maar Jezus sprak tot hen: “Mort toch niet onder elkaar. 
Niemand kan tot Mij komen als de Vader die Mij zond hem niet trekt; 
en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. 
“Er staat geschreven bij de profeten: En allen zullen door God onderricht worden. 
Al wie naar de leer van de Vader geluisterd heeft, komt tot Mij. 
Niet dat iemand de Vader gezien heeft, alleen Degene die uit God is, heeft de Vader gezien. 
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie gelooft heeft eeuwig leven. 
Ik ben het brood des levens. 
Uw vaderen die het manna gegeten hebben in de woestijn, zijn niettemin gestorven; 
maar dit brood daalt uit de hemel neer opdat wie ervan eet niet sterft. 
Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. 
Als iemand van dit brood eet zal hij leven in eeuwigheid. 
Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.”

Lied 540, Brood op tafel

Brood en wijn met licht van de kaars – CD “Onderweg” Willem Vermandere, nr 18 (“Naar huis”)

Tafelgebed – lied 150 “als de mens die naast je is…”

Onze Vader

Communie – muziek CD “The Earliest Songbook in England”, Gothic Voices, track nr 10 (“Diastematica”)

Lied 310: Een mens te zijn op aarde in deze wereldtijd,
       is leven van genade,
       is leven van woorden die opgeschreven staan,
       is net als Jezus worden.

Gebed

Nee
Aan de liefde
komt geen einde
zij stijgt boven ons uit, daalt soms ook op ons neer,
raakt ons aan, als een engel, soms voor even,
soms voor langer dan we leven
maar ze gaat altijd verder dan waar wij stil blijven staan
al zal het licht uit onze ogen verdwijnen,
aan de liefde komt geen einde
             (gedicht van Stef Bos, 2006, uit de bundel “JA!”, p. 11)

------