6 mei 2012: 5° Paaszondag
Uitdieping van het verrijzenisgeloof: de wijnstok
en de ranken
Marcel Braekers
Openingszang 367: Uit
uw hemel zonder grenzen
Begroeting
De tijd na Pasen
is wel de meest uitdagende tijd voor ons geloof. Er is dat moeilijke
thema van de verrijzenis van Jezus en wat dat voor ons eigen leven
kan betekenen. Maar alsof het nog niet moeilijk genoeg is, hebben
de eerste leerlingen er nog een tweede deel aan toegevoegd: de nieuwe
relatie tussen hen en de gestorven Jezus. Hun geloof en hun overtuiging
was het dat Jezus niet alleen over de dood heen leeft in liefde
met zijn Vader, maar nog straffer: dat ze een nieuwe band met Hem
kregen. Niet meer van mens tot mens, maar als bron, als liefde,
of als een wijnstok waarvan zij de ranken zijn.
Hun geloof evolueerde van vertrouwen in Gods onweerstaanbare kracht
naar een mystieke verbondenheid met hun geliefde vriend. Hoe kun
je dat alles nog begrijpen?
Om het ons iets te vergemakkelijken of wordt het nog ingewikkelder
staat het beeld van de wijngaard, de wijnstok en de ranken
en daar bovenuit van de wijngaardenier in deze viering centraal.
Het is één van die centrale beelden in de geschiedenis
van Israël om zijn relatie met God te omschrijven.
Gebed
Wat hier op tafel staat,
De vruchten van de aarde,
Het werk van mensenhanden,
Wij zijn het zelf.
Ons leven leggen wij voor U neer,
Houden het omhoog en vragen,
Dat Gij zelf het heiligt
En in uw licht wilt bezien.Ons leven is gedeeld
Door Jezus, uw Zoon.
Dat wat wij zijn, wat wij doen
Ons leven hier
In brood en wijn
Naar zijn liefde mag smaken.Wij bieden U
Ons leven aan:
Aanvaard het, houd het vast
En kleur het met overgave van Hem. (S.
de Vries, Bij gelegenheid I, p. 79)
Lied
Inleiding op de lezing
Toen Noach na
de verwoesting van de wereld opnieuw moest beginnen, werd hij landbouwer
en het eerste dat hij deed was een wijngaard planten. En toen de
verspieders uit het beloofde land terugkeerden naar het volk dat
in de woestijn wachtte, hadden ze een reuzengrote druiventros mee
om te bewijzen hoe rijk het land was. Altijd kwam dat beeld van
de wijngaard terug als beeld van verbondenheid tussen God en zijn
volk. Ook als het volk zich afkeerde en de wijnstok werd verwoest
en vertrapt, toch keerde God zich altijd weer om en groeide de band
opnieuw. Luister maar hoe krachtig en smekend dit verwoord wordt
in psalm 80.
Psalm 80: Hoor ons, Herder
van Israël
Muziek psalm 24 gezongen door Cantori Davidici
Lezing uit het evangelie van Johannes 15, 1-8
Na de lezing 366: Dat wij volstromen met levensadem
Homilie
In de voorbije
zondagen zijn we blijven stilstaan bij dat moeilijke thema van de
verrijzenis. Hoe konden de leerlingen toch tot die overtuiging groeien
dat de dood niet het laatste woord was dat over Jezus werd gesproken?
En hoe kunnen wij, levend in een heel andere tijd met een heel ander
mensbeeld, geloven dat zowel dit leven van Jezus als dat van elke
rechtvaardige eindigt in Gods liefde? Opgenomen in het Licht, ingekeerd
in een oneindige Stilte, doordrongen van het onnoembare Heilige.
Zo zou ik het in mijn woorden van vandaag omschrijven. In respect
voor ons lichamelijk, aardse bestaan, maar gedragen door een onverwoestbare
kracht.
Voor de leerlingen was dit echter nog niet genoeg. Er was in hun
verrijzenisgeloof nog een tweede stuk. Jezus was niet alleen opgenomen
in de liefde van zijn Vader, Hij was voortaan ook op een andere
manier met hen weer verbonden. Zoals ook voor ons degenen, die ons
dierbaar waren niet verdwenen zijn, maar opgenomen in de Godheid
aanwezig blijven. Een moeilijke gedachte, die de evangelist tracht
te verduidelijken door een beeld.
Ik ben de wijnstok,
zegt Jezus, en jullie zijn de ranken. Jezus zegt niet Ik
ben de wijngaard, want zoals we in de eerste lezing hoorden
blijft het volk van Israël de wijngaard. En evenmin ziet Jezus
zich als de wijngaardenier, neen God is de wijngaardenier. Maar
wel ziet Hij zich als de stam, de kern of het levenselixer dat stroomt
en leven geeft.
Stel je voor: in het jaar 70 n.C. werd de tempel, met daarop de
afbeelding van een wijnstok in goud, verwoest. Voor de joodse gelovigen
was een droom kapot, er was geen centrum, geen heilige plaats om
tot God te bidden. Toen Johannes zijn evangelie schreef was men
20 à 30 jaar verder en was er in Jeruzalem geleidelijk een
wrange tegenstelling gegroeid tussen de Joodse gemeenschap en de
nieuwe groep van christenen. Met al zijn kracht tracht Johannes
de twee gemeenschappen nog samen te krijgen. Vandaar dat hij sprekend
over Maria niet zozeer de lichamelijke moeder van Jezus bedoelt,
maar als symbool van Israël, het volk van God. Ze is erbij
als er bruiloft wordt gevierd. En ze staat onder het kruis samen
met Johannes. Want Jezus vertrouwt in een laatste gebaar hen aan
elkaar toe. Vrouw, zie daar uw zoon, zoon zie daar de moeder
waaruit je bent voortgekomen. In deze passage van zijn afscheidsrede
wil Johannes zowel zijn gemeente als zijn volksgenoten troosten:
voortaan is het leven niet meer met een stenen gebouw verbonden,
maar met een mens. Voortaan is Hij hun levensgrond, de wijnstok
waarop allen, zowel de Israëlieten als de christenen, zijn
geënt. Jezus is niet alleen verrezen, Hij is op een andere
en nieuwe manier bij zijn vrienden.
Wat zegt dit beeld naar ons
toe? Johannes wil ons, ranken aan de wijnstok, duidelijk maken dat
de diepste kern van onze persoon niet onszelf toebehoort. Mijn diepste
zijn is toebehoren. Ook al steek ik veel tijd en energie
in het ontplooien van mijzelf, en ook al pronk ik graag met mijn
hard bevochten autonomie, toch ben ik in mijn diepste zijn van
een Ander. En ik word maar ik als ik mij overgeef en mij laat
doorstromen van een leven dat wordt geschonken. Het echte leven
is daarom: ademen, bewonderen, in dankbaarheid ontvangen, genieten
van wat ons onverwacht en onverdiend wordt gegeven.
Met dit beeld van Jezus als wijnstok is de geloofsvisie van Johannes
voltooid. Jezus had heel zijn vertrouwen in deze God gesteld, en
geen obstakel was te groot om die liefde voor Hem te blokkeren.
Want Gods diepste wezen is uitstromen, zijn bestaan is wegschenken
zonder reserve. Wat mensen ook doen, hoe ze elkaar of de aarde ook
mogen verwaarlozen of vernietigen, altijd blijft Hij overeind als
geschenk, als Licht, als Troost. Zo keerde Jezus door en in Hem
terug naar zijn vrienden. Opdat alles en allen zouden opgenomen
zijn in die eeuwige Liefde. Dat is ons echte leven en dat is ook
onze toekomst. Voor ieder van ons en in verbondenheid met allen
die ons dierbaar waren. Laten wij daarom zingen, bidden en lachen,
omdat wij vol mogen stromen van levensadem
Lied nr. 366: Dat wij
volstromen met levensadem
Tijdens groot dankgebed 130:
Alleluia
Na de communie 393: In t laatste van de dagen
|