29 april 2012 Vierde Paaszondag
Ik ben de Goede Herder
(Johannes 10,11-18)
Johan Denaeyer
Intro
Vandaag wil ik jullie vragen deze
dag zachtmoedig te omarmen.
In de naam van de Vader, de Zoon en zijn Heiligende Geest.
Zingen wij lied nr 001: Wie anders zou de hemel dragen?
Begroeting
Deze viering
kent voor mij verschillende invalswegen. In oktober vorig jaar zei
Jan, de zorgdrager voor onze CD-muziek, dat we zo weinig de taal
van de jongeren spreken. Of zij die van ons. Dus dacht ik: ik nodig
Vincent, zoon van Frank, uit om hem in zijn taal de lezing van vandaag
te laten spreken.
Leuven. St Pieterskerk. Mijn geboortedag, en officieel lente. Maar
mijn hart is nog vol winter. In het immense verdriet n.a.v. het
busongeluk in Sierre, ben ik ook getuige van een revue. Een passage
van onze vorsten, ministers, minister-pesidenten, eerste en volgende,
kortom mensen die een hoge waardigheid zouden moeten bekleden. Bij
de lezing van vandaag, over de Goede herder, dacht ik aan hen. Goede
herders? Leiders? Mijn leiders? Afgaande op hun lichaamshouding,
associeer ik ze eerder met arrangeurs. Het verhevene van een goede
herder was ver weg voor mij daar toen.
Jezus zegt stellig: Ik ben de Goede herder, ik geef er mijn leven
voor en ik heb de macht om het te geven en de macht om het terug
te nemen. Mijn Vader wil het. Ik wil het. Nemen wij dan in ons herderschap
Zijn Naam als de ogen van ons hart, zodat wij herder mogen zijn
bekleed met het Goddelijke.
We zingen lied 363: Gij
zijt voorbijgegaan
Lezing : Johannes 10,11-18
In die tijd sprak Jezus tot zijn
leerlingen:
Ik ben de goede herder.
De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen.
Maar de huurling, die geen herder is en geen eigenaar van de schapen,
ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht weg;
de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen.
Hij is dan ook maar een huurling en heeft geen hart voor de schapen.
Ik ben de goede herder.
Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij,
zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken.
Ik geef mijn leven voor de schapen.
Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapsstal zijn.
Ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren
en het zal worden: één kudde, één
herder.
Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef
om het later weer terug te nemen.
Niemand neemt Mij het af maar Ik geef het uit Mijzelf.
Macht heb Ik om het te geven
en macht om het terug te nemen:
dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.
Lied 566: Blijf niet staren-
Canon
Homilie
We kunnen ons
amper nog voorstellen hoe een herder er in het echt uitziet. Misschien
hebben we nog zon brocant beeldje ergens in huis, en met veel
geluk zien we der nog een echte lopen in de Pyreneeën,
maar een bijdrage tot bucolische beeldvorming vormt het niet. Dat
was wel enigszins anders in de verhalentraditie van de Bijbel.
Haast alle aartsvaders komen a.h.w. vanachter de schapen vandaan:
Abraham, Isaak, Rachel, Jakob, Jozef en broers, en uiteraard Mozes,
Saul en David (die op het moment dat hij door mensen gekozen werd,
bezig was de schapen te hoeden). Doorheen deze traditie wordt het
begrip herder mettertijd de figuratieve term voor leider.
De leider van Gods volk. Die leider wordt geroepen (hij stelt zich
zelf geen kandidaat), en aan hem wordt het leven van de zijnen toevertrouwd.
Zo wordt de goede herder de maatstaf. Maat-Staf. De norm waaraan
elk leider wordt gemeten. Lut benaderde dit hier ooit als het
rentmeesterschap. Maar het begrip van de Goede Herder gaat
nog verder, omdat deze norm zoveel waarde en lading verkrijgt vanuit
de religieuze binding en de mensen voelen en merken dat hun mensenleiders
als arrangeurs, als zelfvergoders, akelig effectief
worden ontmaskerd.
Het enige wat ons dan nog rest, als zekerheid, is het Goddelijke
zelf. De lat ligt immers hoog. Of ligt onze realiteit te laag? Of
is de enige haalbare uitkomst voor de persoonlijke beleving van
zon verheven Goede Herder de voortijdige dood? De fysieke
dood. Die zich dan toch weer opheft onder ons als leven, zoals een
golf zich opricht en dan, met veel schuim, zachtruisend, zonder
kracht, terug uitdeint in het zand. Telkens weer. Het mysterie.
Toen ik de maatstaf van het leiderschap opnam, en daarbij terugdacht
aan mijn arrangeurs, kwam ik terecht in een denkhouding,
een reflex, die ik in mijn leven wel meer toepas. Die denkhouding
houdt in dat ik opkom voor mijn aanvoelen, maar tegelijk de kleine
moed vertoon om het ook even bij mezelf te bekijken.
Zo zeilde ik naar een uitspraak van Joseph de Maistre, die we allemaal
wel eens gehoord hebben: een volk krijgt de leiders die het
verdient. Een complexe toepassing van een basisprincipe: als
je met een lach iemand groet, krijg je meestal een lach terug. Wat
je uitstraalt, krijg je terug. Wel, wat zijn wij dan een vaag volk.
Onuitgesproken vaak. En ik vind het best dat we geen barricadenrevolutionairen
zijn, maar net omdat we zo weinig uitgesproken durven zijn, zijn
we vaak ook gelaten.
En laten we het erbij. Ik leg mijn hand op mijn hoofd. Ben ik een
goede herder? Een verheven leider? Ben ik een goede herder voor
mezelf? Draag ik zorg voor mezelf? Durf ik te leven voor mezelf?
Of word ik geleefd? Ben ik een goede herder als vader, als ouder,
als collega, als baas? Als broer, als zus? Als vriend, als vriendin?
Zijn wij m.a.w. authentiek in ons leiderschap?
Met Sartre beschrijven we dit vanuit het negatieve: weerstaan aan
de druk van modellen buitenaf opgelegd door de gemeenschap, door
de vorige generatie, door een religieuze of politieke autoriteit,
om zich als een bepaald soort iemand voor te doen, een bepaalde
levenswijze aan te nemen, om eigen waarden en normen te negeren
teneinde een comfortabel bestaan te creëren. Hebben we het
vermogen in ons om dit patroon te doorbreken, om goede herder te
zijn ? Ik geloof stellig van wel.
We hebben echter ook een vermogen
om alles danig in te wikkelen, en in-ge-wikkel-d te maken. En daardoor
ben ik soms een goede herder, soms ook niet. En dat mag. Want authentiek
leider zijn, is geen statische toestand. Het is een weg. Mijn leven
heb ik te leven. Mijn weg heb ik te gaan. Mijn leven heb ik te geven.
Dat kan op een heroïsche manier, dat kan minstens in de kleine
dingen des levens. Indien jouw leven het jouwe niet meer is, indien
jouw leven weg is, heb je de opdracht het terug op te
nemen. Dat is de wil van onze Vader, de wens van onze Moeder, het
verbond met het Goddelijke. Jezus is daartoe ons Voorbeeld. Jezus
is daarom onze Pasen.
Ik geef het woord aan Vincent
Toen Johan me vroeg om mee te lezen met de lezing over de goede
herder, dacht ik: Wees een herder, en geen huurling voor je schapen/medemensen.
- Ken jouw mensen, hou er contact mee, help ze. Maar doe hetzelfde
voor onbekenden. Doe het voor iedereen kortom. Dan zal de wereld
een geheel vormen.
- Geef je leven, en je zal eeuwig leven in de mensen hun gedachten.
- De leider is eigenlijk de grootste dienaar.
- De herder is er voor zijn schapen, en niet omgekeerd.
Brood en wijn met licht van
de kaars
muziek CD Bach Andreas Scholl track nr 1 (cantata
BWV 82 Ich habe genug)
Tafelgebed lied 150 Als de mens die naast je is
Onze Vader
Communie CD Bach A. Scholl track nr 6
(cantata BWV 169 Gott soll allein mein Herze haben)
Lied 528 Vóór mensen kunnen spreken, heb
ik hen al gehoord
Slotgebed
Wees authentiek, lieg alsjeblieft
niet tegen me
niet over iets groots, niet over iets anders
lieg niet over liefde, over iets dat je voelt of iets dat je zou
willen voelen
lieg niet tegen me over gevaar, want ik voel toch je angst,
en wat ik gewaar word, is waar
of ik ken je niet en dat is nog gevaarlijker
lieg niet tegen me over ziekte of over de dood
liever kijk ik die diepte in, dat dat ik mij verlies in één
van jouw lieve verzinsels
want daarmee verlies ik me dieper
(vrij naar een gedicht van Judith
Herzberg, 1934, uit De NL poëzie van de 19de
en 20ste eeuw in 1000 gedichten,
Gerrit Komrij, p.1041)
|