15 april 2012 : Beloken Pasen
Geen duisternis maar helder licht
Kris Gelaude
Begroeting
Geen duisternis,
maar helder licht vonden de vrouwen op paasmorgen in het graf. Moge
het datzelfde licht zijn dat ons telkens weer de ogen opent, dat
ons samenbrengt en hoop laat vinden, in naam van de Eeuwige, Vader,
Zoon en bezielende Geest.
Lied nr. 103: Gezegend
deze dag
Openingsgebed
Gij dageraad,
onmetelijke stilte,
adembenemend is uw verte.
Gij met uw onuitsprekelijke naam,
die ons toch zelf genoemd hebt:
kinderen, geliefden,
leid ons doorheen bevangenheid en vrees,
naar licht dat onaantastbaar is.
Laat ons uit uw mond
aan elkander woorden geven,
die tot leven wekken.
Hoop voor morgen.
Redenen om steeds weer op te staan.
Dat wij in de diepte van ons hart
sporen mogen vinden
van uw goddelijke kracht.
Gij die U hebt laten kennen,
als de bron van mededogen en genade.
(Kr.
Gelaude)
Inleidend woord
Op Goede vrijdag
was het een jaar geleden dat Maurits stierf. Gisteren was het een
jaar geleden dat we met velen afscheid van hem namen.
Voorgaan in deze Paastijd kan ik daarom moeilijk losmaken van die
gebeurtenis. Ook al zijn de herdenkingsmomenten van vroeger, uit
onze cultuur verdwenen, toch is bij wie verlies kent de behoefte
niet verdwenen om op bepaalde tijdstippen, samen met anderen bij
deze werkelijkheid even stil te staan. Zo mogelijk, met eigen symbolen
en rituelen. Dat is de taal die ons soms dichter brengt bij het
onzegbare, zoals een lied dat kan. Of een gedicht. Een taal waarnaar
ik altijd aan het zoeken ben. En daarom schreef ik dit:
Als zacht wit licht
Ik moest de weg terug,
alleen.
Terug naar wat ons aan de aarde bindt.
Zonder jouw voetstap naast me,
voor me.
Zonder de weerklank van jouw zwijgen.
Omgeven door de ijle lucht
van vragen en gemis.
Hoe doet een mens dat,
verder leven,
als de geliefde niet meer is?
Het antwoord werd nog nooit
geschreven.
Niet tussen sterren, niet in stenen.
Maar er is stilte die haar bedding
langzaam door me heen trekt.
En leegte, onbenoembaar,
die ik leer omhelzen, zo oprecht
tot ik er kan in wonen.
De kracht om op te staan
ontspringt aan kwetsbaarheid,
als zacht wit licht.
Een zee van bloemen staat te wenken.
En bomen reikend naar oneindigheid.
En telkens weer een dag die voor me ligt.
In elke hartslag
trilt een eeuwig herbeginnen.
Mijn zoveelste geboorte.
Jij, die er niet meer bent
wil ik tot leven zingen.
Zie, ik blijf klanken samenvoegen
tot een teder woord.
Alleen maar om te zeggen:
Liefste, ik leef je voort.
(Kr.
Gelaude)
Lied nr. 363: Gij zijt
voorbijgegaan
Evangelielezing: Joh. 20, 19-31
Lied nr. 370: Een weg
durven gaan
Duiding
Het zal niemand
verwonderen dat ik het lied, dat we net gezongen hebben, schreef
vanuit mijn eigen verlieservaring. Ieder verlies dat ik in mijn
leven gekend heb, deed me immers op een heel eigen manier luisteren
naar het paasverhaal. Ik ben er trouwens van overtuigd dat de betekenis
van elk verrijzenisverhaal maar in zijn diepste intensiteit tot
ons kan doordringen, als wij durven vertrekken vanuit de lijdenservaring.
Daarom voelde ik mij bijzonder aangesproken en geïnspireerd
door het verhaal van Marcus, dat we in de paasnacht te horen kregen.
Want zoals Marcel er ons op wees, beschrijft Marcus het gebeuren
in zijn naakte versie. Als een overrompelende ervaring voor de vrouwen
die naar het graf teruggingen. Maar een ervaring die hun ziel deed
opengaan voor een onaantastbare, heilige stilte. Niet meer, niet
minder. Iets waar geen woord aan toegevoegd kan worden, of het breekt
de ervaring af. Iets waar iedere beeldvorming volkomen naast grijpt.
Zelfs louter gevoelsmatig kan ik beamen dat dit wel het oudste getuigenis
moet zijn. Een intense verlieservaring leidt je altijd binnen in
een sfeer van onbenoembare stilte. Marcus getuigenis staat
dichter bij het leven dan alle andere getuigenissen, die reeds zijn
ingekleurd door andere impressies. Daarom vind ik zoveel herkenning
in die versie van Marcus. Alleen een ontzaglijke stilte kan het
gemis en de leegte dragen. En kan je misschien de ogen openen voor
een nieuw bestaan.
Dat doet mij ook de vraag stellen: Hoeveel dagen, weken, maanden
of langer hebben de leerlingen niet nodig gehad, alvorens in hun
ontredderd hart dat inzicht kon beginnen dagen dat Jezus niet dood
was, maar dat Hij hen bleef voorgaan als een levende?. De
weg tussen de verslagenheid na Jezus dood en de morgen van
opstanding is er geen van een dag, een nacht. Het moet een lange,
eenzame weg geweest zijn met veel momenten van ongeloof en vertwijfeling,
zoals het dat is voor iedere mens die met een grote leegte verder
moet.
In het boek Le temps dun soupir, schrijft Anne Philipe
:
Ik herinner
me niet meer de dag waarop ik voor het eerst gevoeld heb dat niet
alles onherroepelijk verloren was. Is het de glimlach van een
kind geweest die me wekte of een teken van niet gemaskeerde melancholie
waar ik die niet wenste te zien? Een gevoel van verantwoordelijkheid?
Had ik eindelijk de wanhoop uitgeput? Of was het misschien alleen
dat het spel van het leven me weer had gestrikt. De waarheid heeft
zoveel facetten dat het onmogelijk is precies te zeggen hoe ik
weer vaste voet in het leven heb gekregen. Op een dag ben ik tot
de ontdekking gekomen dat ik niet meer alleen een façade
was. Ik bestond, ik ademde. Ik wou weer reageren op de gebeurtenissen.
Ik zou er willen
aan toevoegen: dat is niet de dag waarop droefenis en pijn verdwijnen,
maar het moment waarop je ertoe komt om die ervaringen te integreren
in je leven en er iets mee te doen. Zoals de vrouwen die naar het
graf gingen, met lemen voeten en nog overrompeld door verdriet.
Maar die toch zijn gegaan, omdat zij het leven willen verder dragen,
verder dan alle onmacht, voorbij aan iedere verwachting, aan iedere
voorstelling. Enkel gedreven door de intuïtie van de liefde.
Ik ben ervan overtuigd dat het eerste licht van de verrijzenis zo
moet zijn doorgebroken. Niet in een moment van overweldigende verheldering,
zelfs niet vanuit diepe overwegingen. Maar vanuit het antwoord dat
men tracht te geven binnen de concrete werkelijkheid.
En het verhaal van Thomas, dat we vandaag hoorden, spreekt dat naar
mijn gevoel niet tegen. Hij weigert mee te gaan in de vervoering
die de anderen kennen. Was zijn reactie er één van
ongeloof, of eerder één van tastend zoeken, zoals
dat vandaag voor vele kritische gelovigen is? Thomas vraagt om tastbare
tekenen. Vraagt ons verrijzenisgeloof ook niet om tekenen van opstanding
hier en nu? Tekenen van lotsverbondenheid, tekenen van nabijheid
en van mededogen. Van mensen die elkander oprichten en die het leven
verder dragen. Ik denk dat de grote uitdaging van de verrijzeniservaring
enerzijds hierin ligt, dat het een ervaring is die we telkens opnieuw
dienen te concretiseren, door perspectieven te scheppen voor levenden
hier en nu. En dat we anderzijds toch de leegte van het niet weten
open moeten houden, als een heilige ruimte voor het goddelijke,
volkomen onbenoembare mysterie.
Offerande
Tafelgebed Ik zal er zijn
(gezongen)
Communie
Lied nr. 369: Als een
levende
Slotbezinning
Sta op.
Doe als de bloemen,
als de bomen
en omhels het licht,
dat alles naar zich toetrekt.
Want leven,
in zijn diepste, goddelijke kern,
blijft onaantastbaar.
Het gaat de dood voorbij.
Het wacht slechts op voltooiing.
Grafstenen kunnen weggerold.
En mensen in hun kwetsbaarheid
toch boven vrees en vragen uitgetild.
De leegte is geladen
met een nieuw begin.
De woorden die bezonken,
zullen spreken,
omwille van die Ene.
Onze weg.
Wij zullen zeggen:
Zie, Hij leeft. Hij gaat ons voor.
(Kr.
Gelaude)
Zegening
|