------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




1 april 2012: Palmzondag (2012)

De definitieve keuze

Marcel Braekers

Zang 318: “Beeld van een mens”

Begroeting

Hij had geen andere keuze. Indien Hij trouw bleef aan zijn overtuiging dat de gangbare tempelritus en heel de ermee verbonden godsdienst was uitgehold, dan kon het niet anders of Jezus moest naar Jeruzalem gaan en wel naar de tempel. Liefst in de periode van Pasen als er veel pelgrims aanwezig waren. Een ander aanvoelen van God en het heilige was in zijn hart geschreven en daar wilde Hij naar luisteren.

Die Jezus, die had gezegd: “Niet de Wet maar jullie, armen, zijt het zout van de aarde. Niet de Thora, maar jullie, gemarginaliseerden, verdrietigen, gekwetsten, jullie zijn het licht op de kandelaar waarin iedereen kan zien wat leven is, wat belangrijk.” Die moest naar het centrum trekken om dit te verduidelijken. Die Jezus, die het oude onderscheid tussen rein en onrein als achterhaald beschouwde, die die volksgenoten in vraag stelde, die meenden vanuit pretentieuze waanwijsheid gered te zijn, die mensen van allerlei slag uitnodigde samen met Hem aan tafel te zitten en zo symbolisch aangaf dat een nieuwe samenleving op handen was, die Jezus die zoveel op zijn kop zette, moest noodzakelijk naar het centrum van zijn Joodse wortels en het in vraag stellen. Uit de lijdensvoorspellingen kan je afleiden dat Hij wist dat Hem dit wellicht zijn kop zou kosten. Er was geen weg terug.

Zijn grootsheid en kracht blijkt hieruit dat Hij consequent verder ging. Overtuigd dat zijn Vader, die onvoorwaardelijk nabije God, Hem zou dragen en thuis brengen. Tot Hij op het kruis vertwijfeld riep of God nog aanwezig is, of zijn leven uiteindelijk toch niet op een vergissing berustte, maar Hij juist was. Zoals we intussen wel weten, heeft Jezus het antwoord zelf niet meer geweten, maar kwam God in eigen Persoon tussen en bevestigde Hij dat dit zijn geliefde Zoon was, de Tsaddik of Gerechte, die zou opstaan in een nieuw leven. Dat vieren we zaterdagnacht en zondag op Pasen.

Veertig dagen zijn we meegegaan op zijn weg. Veertig dagen hadden we de tijd om onnodige ballast af te gooien en ons te concentreren op wat echt leven is. Naar onszelf door dingen los te laten, die er feitelijk niet toe doen en meer tijd vrij te maken voor wat wezenlijk is. Naar buiten door onze aandacht te richten naar het Zuiden, naar mensen die hun land en hun samenleving zien ontwortelen, omdat hun grondstoffen schaamteloos worden ontgonnen en daarmee ook hun leven en samenleven wordt ontwricht. Zoals eens de armen en kanslozen riepen en juichten toen Jezus Jeruzalem naderden, zo gaan we met al die volken mee in protest en vanuit een diep geloof in de kracht van de utopie. Daarom zegenen we palmen en brengen ze in processie naar voor.

Gebed

Gij grote en verborgen God,
Dat wij ons laten leiden
Door het vertrouwen van uw Zoon
Waarmee Hij zijn weg is gegaan,
Dat wij ons laten leiden door zijn liefde die Hem alles kostte,
Dat wij in Hem de Mens zien,
Het schepsel naar uw hart, naar uw beeld,
Hij die uw Naam heiligde
In leven en sterven.
Gij die troont op onze gezangen
En woont in de liefde van uw Zoon
Leid ons door de Goede, Stille Week die komt:
Waarin wij alle tijd durven nemen
Om de weg te gaan van Hem
Die ons gelaat onthult.               (S. de Vries, Bij gelegenheid II, p. 277.)

Intrede in Jeruzalem, N. ter Linden, Koning op een ezel, p. 171 - 172

Wijding van de palmtakken

God van leven, Gij laat uit dorre winter en harde grond
Helder groen, nieuwe lente opschieten.
Zegen (+) deze altijd groene palmen
Zegen hen die ze straks een plaats geven in hun huis,
Op hun land, de wegen die ze gaan.
Zegen allen in wiens naam wij Jezus begroeten en die
In dit teken van leven en vrede willen geloven.
Zegen hen, waar ter wereld, opdat hen leven toestroomt in overvloed:
Gij Vader, Zoon en heilige Geest.

Palmprocessie

Lijdensverhaal volgens Marcus Mc. 14 - 15
     Mc 14,26-52 + lied 315: "Wat ik gewild heb"
     Mc 14,53-72 + lied 311: "O hoofd vol bloed en wonden"
     Mc 15,1-39 + 314: "Nu valt de nacht"

Gebed

Wanneer ik sterf en je behoefte voelt om te wenen
Ween om je broeder of zuster
Die naast je wandelen over straat.
En wanneer je verlangt naar mij
Leg dan je armen om ieder ander
En geef hun wat je mij had willen geven.

Ik wil je iets meegeven
Iets dat beter is dan woorden en klanken.

Kijk in mijn plaats naar de mensen die ik heb gekend en bemind
En indien je mij niet kunt weggeven
Laat me dan tenslotte leven in je ogen en niet in je geest.

Je kan mij het meest beminnen door handen die handen raken
Door lichamen die lichamen raken
En door kinderen die vrij willen zijn te laten open bloeien.

Liefde sterft niet, mensen laten dit zien
Wanneer alles wat ik achterliet liefde is geworden.
Geef mij weg.                                                             (Anonymus)

Groot dankgebed 162
Na de communie 503

Afsluiting

“Mijn dienstknecht, mijn geliefde –
mijn geest op jou gelegd.”
Die woorden zal je weten.
Een leven zwaar te dragen
Heeft Hij je aangezegd.

Geschaduwd zal je worden,
Gewantrouwd om zijn woord,
Om wat je weet dat recht is –
En zou je het volbrengen
God weet, je werd vermoord.
Dat hebben onze ogen gezien: hoe ’t één verging
Die slaven wou bevrijden,
Hoe als een slaaf gekruisigd Hij te sterven hing.

Zo zal ook, wie het onrecht wil inzien en weerstaan,
Door nachten van niet weten,
niet durven, niet meer kunnen,
Door zeven hellen gaan.

Ik zag een mens, geslagen,
Met onverwoest gezicht
Uit nacht te voorschijn komen.
Ik dacht: Hoe kan het lijden
Een weg zijn naar het licht?

Ik vroeg, maar kreeg geen antwoord.
De woorden waren heen.
Toen zag ik nog een ander:
Die ene droeg de ander,
De ander droeg de een.
Mijn dienstknecht, mijn geliefde,
Heeft Hij tot jou gezegd.
Jij grondvest recht op aarde.
Hij heeft jouw hand genomen,
Zijn geest op jou gelegd.

Verlicht de blinde ogen.
Breek door muren heen.
En die daar zitten gevangen
In hun stikdonkere kerker:
Bevrijd ze één voor één.     (H. Oosterhuis, Nieuw Bijbels Liedboek, Ambo, 1986)

------