12 februari 2012: 6° zondag
Een niet-dualistische spiritualiteit? (Mk. 1, 39
45)
Marcel Braekers
Openingszang 103: Gezegend
deze dag
Begroeting
Enkele weken
geleden heb ik hier beweerd dat een van de belangrijkste verschuivingen
in de voorbije eeuw de confrontatie met de tijd en de ver-tijd-elijking
was. Via enkele belangrijke filosofen werd men zich bewust hoe alles
wat we denken en voelen, heel ons bestaan, doordrongen is van de
tijd en de plaats waar we leven. Dat levensgevoel heeft ervoor gezorgd
dat men afkerig werd van allerlei boventijdelijke, eeuwige waarheden
en van de mensen, die zich daarop beroepen. Voor de spiritualiteit
had dat ingrijpende gevolgen, want het betekent dat je ook alles
wat als geloofswaarheid wordt aangereikt moet begrepen worden binnen
een context van zijn tijd.
Dus alle Bijbelse teksten, de door de eeuwen gegroeide dogmas
moeten begrepen worden in hun ontstaansgeschiedenis. Het betekent
ook dat overal nieuwe theologieën ontstaan, gegroeid vanuit
die concrete context zoals vb. de bevrijdingstheologie in de schrijnende
levensomstandigheden in Zuid-Amerika.
Vandaag wil ik op een andere belangrijke verschuiving wijzen: het
zoeken naar een niet dualistische visie op de mens, op het leven
en op het geloof. Het evangelie van deze zondag dreef mij spontaan
naar deze gedachte.
Jezus geneest daarin een melaatse door hem aan te raken. Niet alleen
de melaatse, ook Jezus zelf en iedereen die nadien met Hem te maken
had, was daarmee onrein. Rein onrein was een belangrijk dualisme
in de Joodse godsdienst en had een grote impact niet alleen spiritueel
maar ook in het dagelijkse leven. Het was een pijnlijk dualisme
dat tot een tragische uitsluiting van de betrokkene voerde. Dankzij
Jezus houding werd dit in het christendom overwonnen.
De vraag is of daarmee alle dualismen wel uit de weg waren geruimd.
In ons geloof sloop helaas vanaf het vroegste begin een veel ingrijpender
dualisme dat we van Plato en zijn volgelingen erfden waarbij een
tegenstelling tussen lichaam en ziel wordt gemaakt, tussen zonde
en genade, tussen totale machteloosheid en verlossing. Het blije
en verlossende van de Blijde Boodschap ging daarmee verloren en
maakte plaats voor een verlossingsleer, die steunde op misprijzen
voor de menselijke natuur, het lichaam en de goede bedoelingen van
de mens.
In bepaalde kerkelijke kringen blijft een visie op de menselijke
natuur gehandhaafd, die groepen uitsluit of veroordeelt. Homoseksuelen
worden in de praktijk behandeld als onrein. Uit het echt gescheidenen
mogen niet te communie gaan. Vandaar mijn bedenking: zijn we al
aan een niet dualistische spiritualiteit toe?
Lied 115: Heer, ontferm
U over ons
Gebed
Al wat ademt, mens en dier,
Al wat bloeit en vrucht draagt,
Dit alles dat onmisbaar is
In uw goede schepping
God,
Vraag ons rekenschap
Wat wij daarmee hebben gedaan.
Als wij zelf
De wereld maken
Tot woestijn,
Ons eigen graf graven
En zelfs elkaar verslinden
Laat dat het einde niet zijn
Maar verlos ons van de boze
En reinig ons
Van onze zonden. (S.
de Vries, Bij gelegenheid I, p. 240)
Inleiding
op de evangelielezing
In de evangelietekst
van vandaag speelt het aspect rein onrein een belangrijke
rol. We horen er zo dikwijls over (onlangs zaten we aan de koffietafel
er over te praten), maar ik vind het heel moeilijk om te begrijpen
waar het precies over gaat. Allereerst is het goed om weten dat
het niet om netheid gaat zoals wij dat kennen. Alle commentaren
wijzen er ook op dat het om meer gaat dan om hygiëne, om voedsel
of om morele zuiverheid. Het heeft met dat alles te maken maar was
verweven met een globale visie.
Voor de Joden bestond de kosmos uit 3 cirkels. De buitenste was
de onreine, daarbinnen was de reinheid en de binnenste werd gevormd
door het heilige. De heidenen vormden de buitencirkel (en waren
daarom te mijden), het Joodse volk de middencirkel en centraal stond
de tempel en de priesters. De meeste reinheidswetten waren bedoeld
om Gods heiligheid, de heilige plaatsen, voorwerpen en personen
te beschermen. Zo mocht volgens Lev. 21,11 de hogepriester zelfs
niet het dode lichaam van zijn vader of moeder aanraken.
Het waren de priesters die de wetten opstelden en daarmee ook de
scheiding tussen heilig en profaan vast legden. Daarom was alles
wat vermengd was onrein. Ook alles wat met leven en dood te maken
had. Een dood dier, een overleden mens waren onrein, maar ook dieren
die krengen eten werden onrein. Verlies van bloed was verlies van
leven en symboliseerde de dood. Een huidaandoening werd als straf
van God gezien en dus moest de betrokkene uit de gemeenschap worden
geweerd. Rein onrein ging men ook in verband brengen met
zonde en schuld (cfr. Evangelie van toekomende zondag waarin verteld
wordt hoe Jezus een lamme van zijn zonden bevrijdt en van zijn lamheid
geneest). Vandaar de uitdrukking: dit volk vereert Mij met
onreine lippen. Profeten spraken over onreinheid van hart
(zoals men vandaag spreekt over propere handen).
Neem je dat alles samen dan merk je hoe er een strikte scheiding
was gemaakt tussen het heilige en profane, tussen dingen die goed
en andere die fout zijn. Het optreden van Jezus was daarom geen
futiliteit maar zorgde voor een echte schok, toen Hij de man met
een huidziekte aanraakte en genas. Jezus gooide een kosmologie omver
en plaatste zo de mens in een heel nieuw daglicht.
Markus 1, 39 45
Lied 587: Geen ander brood
Homilie
Dat men in de
Oudheid met allerlei dualismen leefde, is heel begrijpelijk. Maar
in hoever kan men dit vandaag nog verdedigen? We leven vanuit het
besef dat ons lichaam en alles wat lichamelijk is, goed is. De goede
dingen van de aarde zijn er om met respect en omzichtigheid van
te genieten. Alle mensen, gelovigen en ongelovigen, hebben recht
op menswaardig leven en geluk zowel hier en nu als over de dood
heen. De manier waarop in de encycliek humanae vitae over de menselijke
natuur wordt gesproken, is totaal achterhaald en zorgde voor een
pijnlijke stellingname wat betreft seksuele moraal. Homoseksualiteit
wordt gezien als een soort van onreinheid. Mensen, die gescheiden
zijn, mogen niet te communie gaan, alsof men op een hedendaagse
manier het heilige probeert af te schermen. Dat alles doet mij de
vraag stellen hoe ver we de oude dualismen hebben overwonnen.
Met het evangelie in de hand zou ik in het spoor van Jezus ervoor
willen pleiten dat we ons moeten ontdoen van allerlei dualismen.
Denkend vanuit hetgeen hedendaagse wijsgeren aantonen, zou ik zeggen:
het heilige is geen aparte zone van de kosmos, maar de grond van
het leven. Het leven zelf, de aarde, de mensen die erop wonen zijn
heilig. Om dit heilige te ontmoeten moet je je niet afkeren van
het onzuivere, maar juist je helemaal toekeren naar de werkelijkheid.
Je moet leren kijken voorbij het oppervlakkige en utilitaire om
de diepere grond van het leven te ontdekken, want aldus Meister
Eckhart alles wordt gedragen door de Oergrond, die de Godheid
is, een Godheid die aanhoudend wil uitstromen in de werkelijkheid
als wij ervoor plaats maken. Esse est Deus. Een vlieg of een bloem
vanuit die oergrond zien is hoger dan de hoogste engel, schrijft
Eckhart. En God kun je zowel in de kerk als in de stal of op straat
tegen komen, schrijft hij. Het heilige is geen aparte zone en moet
niet afgeschermd worden. In hun aardse liefdevolle betrokkenheid
eren mensen de grootheid van God. En blijft het onderscheid tussen
leken en priesters in dat opzicht nog gehandhaafd?
Zo zou ik nog lang kunnen voort gaan met vragen stellen en bedenkingen
maken. Ik keer echter terug naar het evangelie en naar de figuur
van Jezus van Nazareth. Welk een gedurfde sprong maakte Hij om zo
mensen in de nabijheid van God te brengen en om allerlei vormen
van discriminatie te doorbreken. De twee bewegingen gaan tezamen.
Bij elke lezing van de teksten word ik weer getroffen door die onvoorstelbare
kracht waarmee Hij optrad en sprak. En hoe uitdagend zijn persoon
is om ook in onze tijd ons te durven ontdoen van allerlei vervreemdende
dualismen. Allerlei taboes worden in het evangelie weggeveegd: de
man met een huidziekte zou zich buiten de gemeenschap moeten ophouden,
Jezus zou hem niet mogen aanraken, en na zijn genezing had de man
zich moeten laten keuren door de priester. Niets van dat alles gebeurt.
Er is alleen maar vreugde, vrijheid en verbondenheid.
Bij wijze van afsluiting van deze woorddienst wil ik nog verwijzen
naar een figuur, die onmiddellijk na Jezus komt: de rabbijnse leerling
en bekeerling Paulus van Tarsus. Tegenover de inperkende en dualismen
scheppende Wet plaatst hij de vrijheid van Geest, en de onverdiende
genade en liefde van God (de charis) die voortaan aan iedereen wordt
aangeboden. We luisteren als afsluiting naar een fragment uit de
Brief aan de Galaten. Bedenk dat Paulus deze tekst rond de jaren
50 60 schrijft, dus 20 jaar voor dat de evangeliën werden
opgetekend, dan zult u begrijpen dat Paulus als doorwinterde rabbijnse
leerling besefte wat Jezus teweeg had gebracht in die globale levenswereld
van zijn volk.
Afsluiting: Galaten 3, 24 -29
[24] Kortom,
de wet hield toezicht op ons totdat Christus kwam, zodat we door
ons vertrouwen op God als rechtvaardigen konden worden aangenomen.
[25] Maar nu het geloof gekomen is, staan we niet langer onder
toezicht, [26] want door het geloof en in Christus Jezus bent
u allen kinderen van God. [27] U allen die door de doop één
met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed.
Groot dankgebed 154 + 181 als
slot
Na de communie 547: Het Rijk van God
|