------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------





7 augustus 2011 – 19e zondag

De angst voorbij

Kris Gelaude

Begroeting:

Gezegend deze dag.
Gezegend alle schoonheid die zich zal ontvouwen.
Gezegend de woorden die kracht oproepen.
Gezegend die oorsprong van alles is
en gezegend zijn heilige naam: Vader, Zoon en Geest.
Zoals onze ogen ieder morgen zoeken naar het licht,
zo zoeken wij naar Hem.

Lied 568: "Wij zoeken U als wij samenkomen"

Openingsgebed

Dageraad,
onmetelijke stilte, nog steeds,
maar die het licht geroepen hebt
om te omarmen alle leven.
Adembenemend is uw verte.
Kom nader,
Gij die ons ooit genoemd hebt,
verwanten en geliefden.
Doe ons opstaan,
onze ziel naar u gekeerd.
Laat ons uit uw mond
aan elkander woorden geven
als voedzaam brood.
Laat ons in ons eigen hart
de sporen ontdekken
van uw goddelijke kracht.
                  (Kr. Gelaude)

Inleiding

Er zijn omstandigheden waarin we ons hulpeloos voelen, tijden waarin twijfel en onzekerheid ons aanzuigen of we geen hand voor de ogen zien. En soms lukt het ons, misschien zelfs op moeilijker momenten, om te leven vanuit een onvermoede kracht. Zo slagen mensen er soms in, om boven zichzelf, boven hun angsten en beperkingen uit te stijgen.
Wat is het dat mensen soms boven hun eigen geschiedenis kan optillen? Waar komt zo’n onaantastbare kracht die het onmogelijke lijkt mogelijk te maken toch vandaan?
Ik vond in dat verband een heel eenvoudig, maar mooi gedicht van Trijntje Oosterhuis, waarmee ik deze woorddienst wil beginnen.

Zeldzaam (Trijntje Oosterhuis)

Ergens
Heel diep in je hart
Achter een muur van trots en principes
Daar ligt de kern
Die je laat schijnen als de zon
Die je laat vliegen als een vogel
Die je laat stromen als een rivier.

Dat is zeldzaam.

Ergens
Heel diep in je hart
Achter een muur van angst
En herinneringen
Daar ligt de kern
Die je laat schijnen als de zon
Die je laat vliegen als een vogel
Die je laat stromen als een rivier.

Dat is zeldzaam.

Ergens
Heel diep in je hart
Nog voorbij je hart
Nog voorbij je illusies
Nog voorbij je fantasie
Daar ligt de kern
Die je laat schijnen als de zon
Die je laat vliegen als een vogel
Die je laat stromen als een rivier

Dat is zeldzaam

Om er te komen
Is een eenzame weg
Daar is moed voor nodig
Je moet alles opgeven
Tot je niks meer te verliezen hebt
Dan ben je vrij
Om te schijnen als de zon
En te vliegen als een vogel
Te stromen als een rivier

Dat is zeldzaam.

Lied 510: "Wees hier aanwezig"

Evangelielezing: Mt. 14, 22-33

Lied 366: "Dat wij vol stromen"

Duiding

De lezingen van deze zondagen lijken een inwijding te zijn in onvoorwaardelijk geloof. Maar zoveel onvoorwaardelijkheid wringt vaak met onze menselijke natuur. Dat is niet anders voor de leerlingen. Hun geloof blijkt een geloof te zijn dat in zijn kinderschoenen staat. Het steunt op dromen en verwachtingen. En is niet tegen stormen bestand.

Na het verhaal van vorige zondag, waarbij de leerlingen vanuit hun onmacht en angstvalligheid, de reële noden van de menigte niet aankunnen, zien we vandaag hoe angst en twijfel hen in verwarring brengen. Zozeer dat hun verbeelding hen parten speelt. En Petrus, de wanhoop nabij, roept om een teken, een garantie. De leerlingen zitten in een stadium waarin de fascinatie voor wat Jezus doet, nog alle geloofsruimte inneemt. En hun keuze om Hem te volgen wordt permanent bijgestuurd.

Hoe zou het anders kunnen dan dat dit verhaal ook het onze is. Van mensen met veel goede wil en engagement, maar die bewust of onbewust, toch uit zijn op tekenen die ons geruststellen. Die garanties zoeken, nu en voor het leven hierna. En die in nood blijven hopen op redding van boven. Het zit ons mensen ingebakken. Wij willen zo graag in een waarheid, in een zekerheid staan. We hebben nood aan een ‘weten’, een houvast, dat soms als ‘geloven’ wordt aanzien.

Maar tegelijk kan het ook zijn dat, doorheen het leven, alle geloofszekerheden gaan afbrokkelen. Zo ervaar ik het. En voor mij is er niet echt iets in de plaats gekomen. Behalve dan een soort ruimte. Ruimte die zich niet laat invullen, die ik alleen maar kan open houden. Ruimte voor wat groter is dan mijn ervaring en mijn denken. Ruimte ook die in iedere nieuwe context, oefenplaats van vertrouwen wordt. En die oefening in vertrouwen kent heel vaak worsteling, tot wanhoop toe.

Vaak vind ik verwantschap bij de franse schrijver Eric-Emmanuel Schmitt, die zegt dat zijn geloof slechts een manier is om antwoord te geven op vragen. En herkenbaar in dit verband is voor mij vooral zijn verhaal over hoe hij tijdens een ontdekkingsreis in de woestijn verdwaalde. In die uitzichtloze situatie zag Schmitt zijn dood tegemoet. Toch gebeurde er tijdens die bange uren iets merkwaardigs. Overgegeven aan wat komen zou, begon zijn vrees plaats te maken voor iets onvatbaars. Hij zegt daarover: ‘Langzaam voelde ik dat ik me niet ongerust hoefde te maken, dat er een zin in het leven is en in de dood. En, wat er ook zou gebeuren, dat het goed zou zijn.’ Maar hij voegt er meteen aan toe: ‘In die nacht heb ik helemaal geen kennis ontvangen. Ik weet niets over het leven, ik weet niets over de dood. Ik weet alleen dat ik vertrouwen moet hebben. Wat voordien vragen waren die me pijnigden, zijn nu nog altijd vragen. Maar ze doen minder pijn, omdat ik het antwoord ken. En dat is vertrouwen.’

Maakt zo’n grenzeloos vertrouwen ons dan niet blind voor de werkelijkheid? Ik vermoed dat het ons vooral gevoelig maakt voor het onzichtbare, het onnoembare. Wel moet er meer dan eens een stormwind trekken door wat wij geloven. En moeten al onze voorstellingen afgebroken worden tot op de grond, vooraleer we durven afdalen in de donkere diepten van het vertrouwen, waar het weten en alles wat we in handen hebben ons ontvalt.

Van alle ervaringen die als een ontbladerende stormwind door ons leven en door ons geloof kunnen trekken, is het verlies van de meest geliefde, bijzonder ingrijpend. Het is afscheid nemen van een vorm van bestaan en heel veel voorstellingen achterlaten. De dood van Maurits laat het me dagelijks ondervinden. En er is geen enkele zekerheid die daar tegenop kan. Want ik weet niet wat er overblijft van een mens. Ik weet niet of er ooit een weerzien komt. Ik weet niet eens of er een andere kant bestaat. Ik weet niets over de zin van al het lijden. Ik weet niet waarom mijn geschiedenis telkens weer door verlies en beproeving getekend wordt. En het is een niet weten dat pijn doet. Dat bedroeft en eenzaam maakt. Maar ik ervaar daardoor steeds sterker dat het aan mij is om ofwel die leegte van het niet weten op te vatten als zinloze leegte, of ze open te houden als ruimte voor vertrouwen.

En kiezen voor dat vertrouwen betekent met lege handen staan, kwetsbaarheid voelen, duisternis kennen en een zekere gewichtloosheid bezit van je laten nemen. Maar het is een keuze die leidt naar steeds grotere onbevangenheid, waarin een mens leert toe te laten dat er dingen aan hem gebeuren. Anders dan verwacht.

Ik zou het de wereld en de Kerk willen toewensen: ruimte voor vertrouwen, ruimte voor de Geest. Want hoop en perspectieven ontspringen aan onbevangenheid. Niet aan zekerheden, maatstaven of richtlijnen. Die beknotten de goddelijke kracht en inspiratie.

Offerande: muziek

Tafelgebed: ‘Ik zal er zijn’ hebt Gij gezegd (gezongen)

Onze Vader

Communielied 587: "Vleugels van vertrouwen"

Slotgebed

Gij die zijt
de wachtende,
veel meer God
dan iemand zich kan denken,
die niet onderwerpt,
niet dwingt, niet ingrijpt,
maar geen mens laat vallen.
Strek uw hand
naar allen, levend
in de schemering van vrees en vragen.
Laat uw stilte
en de oerzee van uw woord
ons dragen.
Dat wij ingenomen worden
door de zachte moed van het vertrouwen.
Onvoorwaardelijk.
Om wie Gij zijt,
eerste en laatste woord.
De Enige.
Amen.
                    (Kr. Gelaude)

Zegening

------