------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




9 januari 2011

Doop van Jezus (Mattheus 3, 13-17)

Geert Moons

Als je een dierbare verliest blijf je levend achter.
Op nieuwjaarsdag overleed Johan De Smedt, een lid van onze gemeenschap.
Gisteren hebben we Jan Minten naar zijn laatste rustplaats begeleid.
En morgen zal het twee jaar geleden zijn dat Mieke Van Weddingen werd begraven.
Deze viering wordt aan hen opgedragen.

Laten wij bidden voor Johan, voor Mieke en voor Jan.

Eeuwige God
Gij komt ons bestaan verlichten en verrijken
In Jezus, uw beminde zoon,
Een mens naar uw hart
Een profetisch voorbeeld voor ons allen.
Schenk ons uw Geest
Zoals Gij deed op de dag van Zijn doop
Opdat ook wij kiezen voor een weg van bevrijding,
Voorbij alle vooroordelen en principes
En opdat wij zouden kiezen ten voordele van
het leven en lijden van concrete mensen.

Die getrokken uit de schoot, mijn ogen wende aan het licht, mijn voeten zette dat ik stond en mij doen weten dat ik gaan kon. Lied: 569

Inleiding

Als enig kind van hardwerkende middenstanders was ik vaak alleen. Ik zat meestal op mijn kamer, waar ik me onledig hield, of beter ledig hield met niets doen, me vervelen, zitten en uit het raam kijken. Ik observeerde het leven buiten zonder eraan deel te nemen, ik dacht na over wat ik zag, passief en geduldig wachtend op het moment waarop mijn leven écht zou beginnen. Toen ik negen was stierf mijn vader. Mijn moeder en ik bleven levend achter, op onszelf teruggeplooid, niet in staat elkaars verdriet en gemis te lenigen. Mijn tienerjaren leken één lange winterslaap. Ook mijn studententijd werd overschaduwd door eenzaamheid en door angst om me in het leven te gooien.

Op mijn 33ste leerde ik Mieke kennen. Zij was een sterke persoonlijkheid, sprankelend en vol leven, ondanks haar verdriet en haar ziekte die ze toen al 5 jaar moedig met zich meedroeg. Het was het begin van een gelukkige maar moeilijke periode in mijn leven. De MS ging zich elk jaar meer manifesteren. Ik nam steeds meer handelingen over: het huishouden, het koken (helaas), Mieke helpen wassen en aankleden, ’s nachts opstaan, medische handelingen verrichten, haar begeleiden naar tientallen “genezers” in binnen- en buitenland, het eeuwige gesleur met de rolstoel…

Het vergde veel van mijn krachten. Al snel leefde ik in de eerste plaats voor haar, niet uit edelmoedigheid maar uit onvermogen om zelf te leven. Af en toe “ontsnapte” ik voor een weekje vakantie. Maar de heropgedane energie verdween als sneeuw voor de zon eenmaal ik weer thuis kwam. Ik was niet in staat deze situatie op een volwassen en positieve manier het hoofd te bieden.
Ondanks onze diepe liefde en verbondenheid, die er altijd geweest is, leek het “samen leven” bij momenten onmogelijk. Ik ging gebukt onder deze voor mij loodzware opdracht en was ongelukkig. Ik liep soms wenend van wanhoop over de zondagsmarkt, mezelf afvragend wat al die mensen voor reden hadden te glimlachen.
Mieke keek naar mij als iemand die gezond was en beschikte over alle mogelijkheden – ik had geen klagen - terwijl zij zelf steeds meer beperkingen en de laatste 10 jaar ook constante pijn moest verdragen. Dat zorgde voor irritatie, onbegrip, verwijten, er kletterde al eens een bord op de grond, of er vloog een stoel door de lucht…gedreven als wij waren tot aan de limiet van ons kunnen. Ik had het gevoel kapot te gaan, in stukken te breken en ik was dan ook niet verbaasd toen men bij mij kanker vaststelde. Het was vechten om te over-leven. Ik heb vaak gedacht om te vertrekken, om mijn leven dat ik bedreigd wist te redden. Maar ik kon het niet, wetend dat Mieke dan niet meer thuis kon blijven en niet de nodige zorg zou krijgen.
Mieke stierf twee jaar geleden. Haar dood was mijn redding. Zij liet mij levend achter.

Ook Jezus heeft in zijn leven een belangrijke transformatie doorgemaakt toen Hij instemde met de boodschap van Johannes en zich door hem liet dopen.

Lezing uit het evangelie volgens Mattheus, de Doop van Jezus

De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren. Hij neemt voor lief mijn onvermogen: Lied: 512

Homilie

Mieke vertrok en ik bleef levend achter. Ik heb me hierover lang schuldig gevoeld. Ik verweet mezelf ook dat ik geen gelukkiger en aangenamer levensgezel voor haar was geweest. Ik probeerde mijn schuld af te lossen door haar uit alle macht in leven te houden. Ik richtte een Fonds voor haar op dat jonge blokfluitisten steunt. Ik fabriceerde 100den PoppeMiekes. Ik organiseerde een Internationale blokfluitwedstrijd, een buiten verwachting succesvol en hartverwarmend project dat elke 2 jaar zal plaatsvinden. Hoe zeer verlangde ik dat zij voor even kon terugkomen (niet te lang) om hiervan getuige te zijn. Ze zou blinken van fierheid. Ik nam Miekes plaats in in het koor en de gemeenschap van Filosofenfontein. Ik ging werken als vrijwilliger bij Panal, de organisatie die Mieke zo goed had begeleid. Ik bleef de mensen steunen waarover zij zich had ontfermd, oud-leerlingen, vrienden, familie, buren en stelde ons huis open voor allerlei activiteiten. Maar wat ik ook ondernam het kon mijn falen niet compenseren. Nu ik mijn leven terughad stonden spijt en schuld mijn geluk in de weg.

Dat is afgelopen jaar veranderd. Het eeuwige gevoel van onmacht is verdwenen net zoals de angst om me in het leven te smijten. Iets wat ik niet durfde hopen heeft zich onmerkbaar voltrokken. Ik leef zelfstandig, treed op de voorgrond, ben Geert en niet langer het aanhangsel van Mieke. Mijn 50ste verjaardag heb ik groots gevierd als het begin van een nieuw tijdperk. Achteraf terugkijkend zie ik dat die eenzame kindertijd, waar ik altijd met veel verdriet aan terugdacht, eigenlijk een zegen was. Ik heb toen op een natuurlijke manier leren mediteren wat me innerlijke rust heeft gegeven, een kostbaar bezit. Ik heb als kind reeds een zekere wijsheid verworven door de voortdurende introspectie, het heeft mijn persoonlijkheid gekleurd.
Niets doen, zitten en kijken behoren nog steeds tot mijn favoriete bezigheden. Daar is overigens niets mis mee, trager gaan leven. Ik geniet intens van de kleine dingen, koolmeesjes, roodborstjes en vinken die in file staan te wachten op hun beurt op het voederbakje, een sneeuwklokje dat door de bevroren grond komt piepen, maar evengoed een barst in de muur en waarom die daar gekomen is.

Ik heb ook meer bewondering gekregen voor de eenvoudige mensen. Je ziet ze vaak in Man Bijt Hond. De vrouw die met eindeloos geduld en gespeelde interesse de talrijke telefoontjes aanneemt van haar bejaarde vader, die haar op de hoogte houdt van de belangrijkste wendingen in een voetbalmatch, terwijl zij diezelfde match ook volgt op de radio. Of de man die om zijn vrouw niet te storen het voetbal volgt in zijn auto in de garage, af en toe uitstappend om eens van zijn pintje te drinken, en daarbij meestal in slaap valt. Dat zijn de echte helden. Ik heb respect gekregen voor de broosheid van het leven van kleine kinderen, van hoogbejaarden, die alleen maar zijn, zonder grootse ambities. En hoe blij zij zijn met een beetje aandacht.

Elke dag opnieuw constateer ik verwonderd dat ik leef. Ik realiseer me dat ik een trap op kan gaan, dat ik nergens in mijn lichaam pijn heb, dat ik nog steeds goed kan zien… hoeveel geluk ik heb dat ik redelijk gezond ben en materieel en emotioneel niets tekort kom. Ik ben dankbaar om deze nieuwe wending in mijn leven. Het voelt alsof mijn zonden zijn weggewassen. Ik voel niet langer schuld. Er is ook geen angst meer. Ik kan bouwen op het vertrouwen dat het goed komt. Dat God het goed met ons voorheeft. Ik ben bevrijd.

Ooit heb ik hier het volgende verhaal horen vertellen: Wat zal Sint-Pieter je vragen als je aankomt aan de hemelpoort om te oordelen of je er wel binnen mag ? Nee, niet of je wel een goed en eerlijk mens bent geweest. Wel zal hij vragen “…en ? Heb je een beetje van het leven kunnen genieten?”
Dat is onze opdracht hier. Dankbaar zijn om het geschenk van het leven en er bewust van genieten.

Groot dankgebed: 150: "Die naar menselijke gewoonte…"

J.C. Schickhardt: Concerto in re mineur, Adagio, met o.a. Mieke op blokfluit.

Mogen wij hervinden wie wij zijn, mogen wij naast U staan in licht, onstuitbaar vrij, zo nieuw als Gij.
Lied 556: "Waarom wanneer uit welke luchtlaag"

------