21 november 2010: De brief aan de Kolossenzen
Gegrepen door Christus
Jan Degraeuwe
Muziek: Monteverdi Laudate
Dominum
Goede morgen. Laten we deze
viering beginnen in de naam van de vader, de zoon en de geest, amen.
Laten we ons keren tot Jezus, koning en gezalfde Gods.
Lied: 113 Heer Jezus,
koning en gezalfde Gods
Inleiding
Wij komen hier
samen om Jezus te gedenken. We willen aan Christus een centrale
plaats geven, niet alleen hier, maar ook in ons dagelijks leven.
Daarom herlezen we steeds weer teksten uit het nieuwe testament.
In de evangeliën is Jezus de hoofdpersoon, maar ook in de brieven
van Paulus staat Jezus centraal. Paulus is gegrepen door Christus.
Paulus was geen van de twaalf, maar noemt zichzelf apostel van Jezus
Christus door Gods wil. Hij noemt zichzelf de minste van de apostelen
omdat hij als overijverige farizeeër de eerste christenen vervolgde.
Hij wordt de apostel der volkeren genoemd, omdat hij vooral predikte
in niet-joodse, heidense gebieden. Paulus wilde de kring rond Christus
zo ruim mogelijk maken, hij bracht een universele boodschap. Zijn
universalisme vertrekt uit Christus, die het leven van ieder mens
wil vernieuwen en bevrijden. Etnische verschillen hebben geen betekenis
in het licht van de werkelijkheid van Christus. In de brief aan
de Kolossenzen schrijft Paulus:
Er is
geen sprake meer van Grieken of Joden, besnedenen of onbesnedenen,
barbaren, Skythen, slaven of vrijen, maar Christus is alles en
in allen.
De Griek is de
beschaafde niet-Jood. Maar dan is er nog de niet-Griek, de barbaar,
en dan nog de ergste barbaar, de Skyth. Al deze tegenstellingen
worden verzoend in Christus. In de Grieks Romeinse maatschappij
was de kloof tussen vrijen en slaven zeer diep. Paulus overbrugt
die kloof. Hij doet hiervoor geen beroep op de stelling dat de mensen
van nature gelijk zijn. Voor Paulus zijn de mensen gelijk, omdat
ze bij één heer behoren.
Die éné heer heeft Paulus ontmoet op de weg naar Damascus.
Hij werd er getroffen door de verrezen Jezus. Die gebeurtenis was
zo ingrijpend dat Paulus een nieuwe mens werd. Door de genade
van God ben ik wat ik ben schrijft hij in de eerste brief
aan de Korintiërs (1 Kor 15.10). Paulus blijft steeds herhalen
dat Christus in het midden staat.
Dit is ook de kern van de brief aan de Kolossenzen. Het is een korte
brief van vier hoofdstukken, maar hij is beroemd door de Christus-hymne
in het eerste hoofdstuk. Paulus nam deze hymne over uit de liturgie.
Met de Christus-hymne zet Paulus zijn betoog kracht bij. We blijven
eerst stilstaan bij de boodschap die Paulus heeft voor de Kolossenzen
om ons daarna dieper te laten aanspreken door de Christus-hymne.
Kolosse was een stad in Frygië, een landstreek in het westelijk
deel van klein Azië, het huidige Turkije. Kolosse lag 200 kilometer
ten oosten van de havenstad Efeze. De stad was welvarend door de
wolindustrie. In Kolosse woonden naast de oorspronkelijke Frygiërs
ook Griekse kolonisten en Joden. Hierdoor waren de inwoners van
Kolosse vertrouwd met de joodse godsdienst. Daarnaast werden vele
goden vereerd en circuleerden er ook wijsgerige levensbeschouwingen.
De stad behoorde tot het grote Romeinse Rijk.
Epafras, een medewerker van Paulus, had de christelijke gemeenschap
in Kolosse gesticht. Paulus is er zelf nooit geweest. In de eerste
zinnen van de brief dankt Paulus God omdat de gemeenschap in Kolosse
bloeit. In heel de wereld groeit het evangelie en draagt het vruchten.
Paulus brengt in herinnering hoe het begon. Epafras heeft hen bekeerd
en gedoopt. Door de doop zijn de Kolossenzen overgegaan van de duisternis
naar het licht. Ze hebben hun hoop op Christus gesteld, Christus
is hun motivatie om waarachtig te leven.
We luisteren nu naar een vermaning en een aansporing. In het eerste
stukje uit de brief waarschuwt Paulus de jonge gemeenschap voor
misleidende theorieën die in Kolosse aanhang vinden. De christenen
moeten trouw blijven aan hun doopsel, ze mogen niet vervallen in
vroegere praktijken en ideeën. In het tweede stukje geeft Paulus
aanbevelingen hoe je als vrije en nieuwe mensen moet leven. Na de
lezing luisteren we naar het zevenstemmige Gloria van Monteverdi.
Lofzang op God en op Christus.
Lezing: Kol 2, 8-10, 12 &
3, 5-11
Muziek: Monteverdi Gloria
a 7 voci
Preek
Paulus waarschuwt
de christenen van Kolosse. Ze mogen zich niet laten meeslepen door
holle en misleidende theorieën die in de mode zijn. Paulus
is niet erg uitvoerig over wat die lege en bedrieglijke theorieën
zijn. Waarover gaan deze theorieën? In Kolosse worden zeker
nog veel traditionele magische praktijken beoefend, en er worden
ook hellenistische filosofieën verkondigd. Paulus verwijt aan
deze praktijken en theorieën dat ze niet gegrond zijn op Christus.
We hoorden in de lezing dat ze op de machten van de wereld
en niet op Christus gebaseerd zijn.
De machten van de wereld is de vertaling van
de stoicheia tou kosmou, de stoicheia
van de kosmos. Een stoicheion is een element.
We gebruiken dit woord nog in stochiometrie, het onderdeel van de
scheikunde dat leert in welke verhouding elementen voorkomen in
samengestelde stoffen. In de hellenistische wereld had stoicheia
een waaier betekenissen. Stoicheia kan elementair onderricht zijn,
leren lezen en schrijven, het abc. De stoicheia kunnen ook de vier
elementen aarde, water, lucht en vuur zijn. Nog algemener kunnen
de stoicheia de geestelijke machten zijn die de wereldorde regeren.
In de hellenistische visie gaat er achter de zichtbare werkelijkheid
een grote onzichtbare realiteit schuil. Er is een onmetelijke afstand
tussen de onzichtbare God en de stoffelijke wereld. De geestelijke
machten van de kosmos, de stoicheia tou kosmou,
bemiddelen tussen de hogere en de lagere wereld.
Voor mensen die in deze visie opgegroeid zijn, is het moeilijk in
Christus de bemiddelaar te zien. Christus, die een mens is en nog
wel een gekruisigde. Paulus stoot steeds weer op deze weerstand
als hij Christus als verzoener predikt. In de Galatenbrief spreekt
Paulus ook over de stoicheia, elementen van het heelal waartoe de
bekeerden zich weer wenden. Hij heeft de boodschap van Christus
aan de Galaten gebracht, maar verzucht: Hoe is het dan toch
mogelijk dat u die God hebt leren kennen, meer nog, door God gekend
bent, u opnieuw tot die zwakke, armzalige stoicheia,
wendt en u daaraan als slaven onderwerpen wilt. Ik vrees dat al
mijn inspanningen voor u volkomen zinloos zijn geweest.
Om de Kolossenzen van hun dwaalleer af te brengen, gebruikt Paulus
hun hellenistische terminologie en past die toe op Christus. De
christenen met Joodse achtergrond, hebben het dan weer moeilijk
om Christus voorrang te geven op de Wet, op de Thora.
In de hymne op Christus (Kol. 1:15-20), wordt de centrale plaats
van Christus poëtisch beschreven met beelden en termen ontleend
aan de dwaalleer. De hymne bestaat uit twee delen, twee strofen
zou je kunnen zeggen, gescheiden door een korte tussenstrofe. Je
vindt ze hieronder in twee kolommen. Hierdoor komt het parallellisme
tussen de twee strofen direct naar voren.
Beeld van God, de onzichtbare, is hij,
eerstgeborene van heel de schepping:
in hem is alles geschapen,
alles in de hemel en alles op aarde,
het zichtbare en het onzichtbare,
vorsten en heersers, machten en krachten,
alles is door hem en voor hem geschapen.
Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in
hem.
Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk.
|
Oorsprong is hij,
eerstgeborene van de doden,
om in alles de eerste te zijn:
in hem heeft heel de volheid willen wonen
en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen,
alles op aarde en alles in de hemel,
door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.
|
Zoals gezegd, heeft Paulus een bestaande hymne opgenomen in zijn
brief. Ze heeft wortels in de wijsheidsboeken van het oude testament.
Deze boeken zijn geschreven door hellenistische Joden. In het boek
Wijsheid wordt de wijsheid omschreven als de pure afstraling
van de heerlijkheid van de almachtige (Wijsh. 7:25). Uitdrukkingen
die in het hellenistische Kolosse gebruikt werden om over de wijsheid
en de schepping te spreken, worden in de eerste strofe aan Christus
toegeschreven. In het hellenistische Kolosse waren deze vergelijkingen
bekend. Ze zullen dan ook bij de luisteraars weerklank gevonden
hebben.
Als beeld van God reflecteert Christus Gods heerlijkheid.
Eerstgeborene is een eretitel. Als eerstgeboren staat
Christus boven al wat geschapen is en is hij Gods geliefde zoon.
In de hellenistische kosmologie waren er de zichtbare en de onzichtbare
dingen, tronen en heersers, machten en autoriteiten. Maar ze zijn
allen onderworpen aan Christus. De boodschap van Paulus is dus:
aan deze machten en krachten, aan deze stoicheia moeten
jullie niet gehoorzamen, jullie moeten ze ook geen eer bewijzen.
In de tweede strofe wordt weer gezegd dat Christus het begin is.
Nu wordt hij niet de eerstgeborene van de schepping, maar de eerstgeborene
van de doden genoemd. Hij is als eerste vrij van het dodenrijk.
Hij is de eerste en unieke nieuwe mens. De volheid van God is in
hem, er zijn geen andere bemiddelaars nodig. De verzoening die Christus
brengt, herstelt verbroken relaties en brengt vrede. Dat Paulus
dit ook zeer concreet bedoelt hebben we gehoord in zijn aanbevelingen:
Bedrieg elkaar niet, nu u de oude mens en zijn leefwijze hebt
afgelegd en de nieuwe mens hebt aangetrokken, die steeds vernieuwd
wordt naar het beeld van zijn schepper en zo tot inzicht komt.
In de eerste strofe gebruikt Paulus kosmologische beelden. De Grieken
ontwikkelden een filosofisch wetenschappelijke visie op de kosmos.
De vier elementen en de wereldgeesten zijn principes die toelaten
de schepping enigszins te begrijpen. Paulus zegt dat Christus hier
boven staat.
De tweede strofe gaat over verzoening. De Joden verwachten heil
als ze de Thora, de Wet, respecteren. Paulus zegt dat Christus de
verzoening brengt. Paulus wijst een derde weg. Geen kosmologie en
geen wetsgetrouwheid, maar de doop in Christus. Waar vinden we mensen
die als vrije mens durven leven?. Wie zijn de mensen die met Christus
begraven zijn in de doop en in hem zijn opgewekt. Wat is sterven
en opstaan met Christus?
De film Des hommes et des dieux kan ons de weg wijzen. De
film vertelt het aangrijpende verhaal van een kleine gemeenschap
Cisterciënzer monniken in Tibhirine, een klein dorpje in het
Algerijnse Atlasgebergte. De monniken leven op traditionele wijze
in hun klooster, maar ze leven ook echt samen met de dorpsgemeenschap.
Ze worden uitgenodigd op het besnijdenisfeest van een jongetje en
vieren dit feest mee met de moslims.
Een meisje van het dorp komt bij pater Luc raad vragen over haar
verliefdheid. Ze vraagt aan pater Luc of hij ooit verliefd was.
Pater Luc zegt dat hij een paar keer verliefd was, maar op een dag
kwam er een grotere liefde die hij reeds zestig jaar volgt. Hij
noemt de liefde niet bij naam, maar we weten dat dit zijn liefde
tot Christus moet zijn. Deze liefde heeft hem niet wereldvreemd
gemaakt. Hij is al tachtig en nog steeds actief als dokter. Hij
heeft aandacht voor de mensen. Hij ziet dat de schoenen van een
moeder en haar dochtertje versleten zijn en haalt twee paar tevoorschijn
uit zijn magazijntje.
De streek wordt geteisterd door terroristen. Leger en terroristen
bekampen elkaar. De gouverneur raadt de paters aan het dorp te verlaten.
Ze blijven. Ze willen de mensen, die angstig zijn, niet verlaten.
Dit wordt hun noodlot. Je verlaat de filmzaal met de vraag waar
halen die monniken de kracht om bij de mensen van het dorp te blijven?.
De Christus hymne uit de brief aan de Kolossenzen geeft het antwoord.
Zoals Paulus, zijn deze monniken gegrepen door Christus. Laten we
nu samen, als een geloofs-belijdenis, de hymne lezen.
Hymne op Christus (Kol. 1:15-20)
Offerande: Christe, redemptor
omnium San Juan de la Peña
Tafelgebed: Met mond en
handen (Sytze de Vries, Bij gelegenheid, p. 246)
Acclamatie 151: Christus de gestalte van God
Onze Vader
Vredewens
Communie: Fauré, andante
uit Vioolsonate in A, op. 13
Communielied: 586 Geproefd,
geleefd, herkend
Slotgebed: Sytze de Vries, Het
rijk alleen, p.215
Slot: Fauré, allegro
vivo uit Vioolsonate in A, op. 13
|