7 november 2010
Gelovig zijn als een Porteur découte
Jef Schoenaerts
Openingslied: De heer
heeft mij gezien
Welkom
Laten we deze viering beginnen met ons samenzijn te plaatsen onder
de hoede van onze god die wij noemen: vader, zoon en heilige geest.
Amen.
Inleiding
Eind vorig schooljaar
rondde ik mijn loopbaan in het onderwijs af. Het is de gewoonte
op school dat je als afscheidnemende directie zelf een suggestie
mag doen over een geschenk en het zelf nog mag aankopen ook. Ik
koos voor een fiets. Mijn eigenlijke wens voor een geschenk was
dat ik een beeldje zou kunnen kopen dat mij zou verbinden met mijn
werk als leraar en nadien als directeur. Maar omdat ik toen geen
tijd had (of: geen tijd nam?...) om daar actief naar te zoeken én
omdat ik ook helemaal niet wist of ik een ooit wel een beeldje zou
vinden dat zou beantwoorden aan mijn bedoeling, had ik dan maar
een fiets, naar voren geschoven. Eind juni ontving ik daarom
achteraf gezien, gelukkig alleen maar symbolisch een fiets
In juli hielden Liesbeth en ikzelf halt in Tournus (Bourgondië),
een stadje waar we al heel lang verliefd op zijn en dat we niet
links kunnen laten liggen als we in de buurt zijn. We bezochten
er voor de zoveelste keer de prachtige Saint-Philibert en meteen
ook het pand bij de kerk waar in de kapittelzaal elke zomer een
kunstenaar zijn werk voorstelt.
Dit jaar was er een tentoonstelling van beelden onder de titel Porteurs
dhumanité. Je ziet hier een aantal afbeeldingen
van de in totaal ongeveer 25 beelden, gemaakt uit een combinatie
van o.a. klei, plaaster, ijzerdraad. Elk beeld stelt een drager
voor van één bepaald kenmerk of van een rijkdom uit
ons menselijk bestaan: lente, muziek, kennis, twijfel, verwondering,
creativiteit, en ga zo maar door
Elk beeld wordt begeleid
door een korte tekst, geschreven door de vrouw van de plastisch
kunstenaar. Éen beeld uit de reeks sprong mij onmiddellijk
in het oog: Porteur découte omdat ik voelde:
dit is misschien wel het beeld dat ik zoek, het beeld dat mij verbindt
met wat ik mijn loopbaan heb proberen te doen: bekwaam worden in
het luisteren.
Misschien is deze link tussen luisteren en een loopbaan
als leraar en als directie u niet meteen duidelijk. Vaak associëreert
men een leraar, een directeur met iemand die kennis overdraagt,
die oplossingen aandraagt, die de weg uittekent. Als jonge leraar
dacht ik effectief dat de kennis, de inhoud die ik aanbracht, mijn
spreken ook essentieel waren.
Doorheen de jaren leerde ik dat te relativeren. Wat je inhoudelijk
aanbiedt, blijft uiteraard belangrijk maar wat jongeren onthouden,
is naast inzichten en kennis evenzeer hoe je met hen omgaat, of
je om hen geeft, of je méér ziet dan hun resultaten,
of je naar hen luistert. Als directeur hoor je uiteraard leiding
te geven en heb je het voorrecht om mee paden uit te tekenen waar
je als school naar toe wil.
Gaandeweg heb ik ook ervaren dat collegas mij vaak wilden
spreken niet zozeer om hun problemen voor hen op te lossen maar
wel om erkend en beluisterd te worden. Soms zochten mensen mij op
als gesprekspartner om samen wegen naar verandering te zoeken, soms
volstond het zelfs voor een collega dat je als directeur de tijd
nam om te luisteren, weet had van een probleem, een zorg: soms ging
de vraag niet verder dan dat. In het onderwijs waar het woord zo
doorslaggevend is, blijkt het luisteren essentieel. Bekwaam worden
in het luisteren vond ik daarom zo belangrijk.
Bij het zien van dit beeld Porteur découte
overkwam mij daarom een soort herkenning en meteen een vorm van
verliefdheid en die verliefdheid bracht mee dat ik na een half uur
het beeldje heb gekocht.
In deze viering wil ik even mijmeren rond dit beeld vanuit twee
invalshoeken: Wat zegt het beeld mij? Wat zeggen de kunstenaars
mij? Of misschien komt het ook wel neer op: wat lees ik in beeld
en tekst? Wat leg ik er zelf in? Wat is de band met mijn geloof?
Met mijn geloofsbeleving?
Laten we het eerst stil maken in en om ons heen en gods aandacht
vragen voor wat leeft in ons hart.
Bede om nabijheid
Wees
Gij het woord, Gij de stilte
Gebed
Onnoembare en Nabije,
In onze slaap, in onze diepste dromen
zaait Gij Uw naam en wekt Gij het verlangen naar U.
Lang voor wij van U weten, spreekt Gij tot ons in taal en teken:
Gij spelt de letters van uw naam in ons hart
en laat de schaduw van uw beeld na in onze wereld.
Niet eis zijt Gij, maar vraag,
niet dwingend, maar komend
niet wet, maar aanbod.
Wij vragen U:
stem onze oren af op Uw woord,
dooradem ons bestaan, doorkruis onze ziel,
opdat ons vermoeden weten wordt ,
ons verwachten geloof,
ons luisteren beamen.
Het zij zo.
Woorddienst
Hoe
spreekt dit beeld tot mij?... Wat zeggen de kunstenaars mij?...
Of: wat lees ik erin?...
Met deze vragen in het achterhoofd cirkel ik in enkele losse gedachten
even rond het beeld van Jacques Aubelle en rond de tekst die zijn
vrouw, Alice Dutertre het heeft meegegeven.
Terwijl de meeste porteurs in de beeldenreeks
eerder mannen lijken, heeft de kunstenaar voor dit beeld van het
luisteren duidelijk voor een vrouw als drager gekozen.
Waarom hij deze keuze heeft gemaakt, weet ik niet. In mijn aanvoelen
drukt dat vrouwelijke het luisteren met een sterke kracht uit: de
lichtjes voorovergebogen houding en de hand aan het oor benadrukt
het zich wenden naar een onzichtbare spreker; het ontvankelijke,
de hand onder de borst en op het hart benadrukt wat de persoon doet
met wat gezegd wordt. De hele houding beklemtoont voor mij het naar
binnen gekeerd zijn, de intimiteit tussen de figuur en de onzichtbare
spreker. Door deze houding is in deze persoon alles gefocust op
aandacht, op voorzichtig omgaan met, op het luisteren en het bewaren.
Dit bewaren, dit behoeden wordt nog versterkt door de sleutel die
aan de voeten van de persoon is neergelegd: wat hier wordt beluisterd,
wordt met schroom ontvangen.
De tekst die het beeld begeleidt, versterkt mij in dit aanvoelen.
Tes paroles font écho en
lui;
il entend tes silences, tes murmures,
lindicible qui te submerge.
Il apaise tes peurs, porte tes audaces.
Tout près de lui, tu déposes
tes secrets.
Ik zou dit vrij vertalen als volgt:
Je woorden zinderen in haar na.
Zij hoort je zwijgen, je gestamel,
zij hoort ook wat je niet gezegd krijgt
en wat je bedrukt.
Haar luisteren bedaart je angsten, versterkt
het geloof in jezelf.
Aan haar vertrouw je je geheimen toe.
De eerste drie regels zeggen iets over de drager en over wat het
luisteren inhoudt: zij hoort zelfs als er schijnbaar niets te horen
valt of wanneer er enkel onverstaanbaar gestamel weerklinkt en wát
gezegd wordt, resoneert in haar, wordt bewaard, klinkt na.
Regel 4 en 5 zeggen eerder iets over het effect bij degene die spreekt
en beluisterd wordt: hij/zij wordt groter, komt open, groeit, deelt.
Er ontstaat zon groot vertrouwen dat je je helemaal kunt openen.
Tekst en beeld samen geven aan deze Porteur découte
een dimensie mee van grote openheid, van ontvankelijkheid voor de
boodschap die wordt aangebracht, voor respect voor de boodschapper
zelf. Hoewel het beeld slechts één persoon voorstelt,
de luisterende, heeft het alles te maken met contact, met gesprek,
met relatie, met de ander die spreekt. Op die manier wordt het beeld
rijker en mooier: je ziet wat je ziet maar tegelijk is er zoveel
meer
Wat in dit beeld zichtbaar
wordt, heeft ook te maken met mijn geloof, met mijn geloofsbeleving.
Na mijn humaniora ben ik enkele jaren in het seminarie geweest.
Naast studie en bezinning werd er ook tijd vrijgemaakt om te bidden
of te leren bidden. Ik herinner mij dat ik mij daar de eerste maanden
sterk verloren bij voelde. Wat moest dit bidden eigenlijk voorstellen?
Wat was individueel gebed? Wellicht ging het over contact zoeken
met god, met hem spreken maar hoe doe je dat dan?... Omdat ik rond
mij zag hoe sommigen zich voor dat bidden een boek hadden aangekocht
Gebeden voor elke dag (later ontdekte ik dat dit een
soort brevier was
), deed ik dat ook maar. Ik ging uit van
de gedachte dat als er voor elke dag gebeden voorradig waren, het
probleem wel opgelost zou raken: als je wéét wat je
moet zeggen, als de woorden er zijn, wordt bidden eenvoudig, dacht
ik. De aankoop van het gebedenboek loste het probleem echter niet
op wellicht omdat ik in die tijd te zeer gefocust was op het spréken
in het gebed.
Gaandeweg heb ik ingezien en geleerd dat bidden en in uitbreiding
ook geloven - allereerst luisteren onderstelt. Dat inzicht is langzaam
gegroeid tegelijk met het zien hoe in de bijbel over god wordt gesproken
in zijn verhouding met de mens: god neemt steeds het initiatief
heeft, hij spreekt als eerste (In den beginne was het Woord
).
In alle toonaarden en varianten wordt van god gezegd dat hij al
naar ons uitkijkt nog voor wij het beseffen, dat zijn hart groter
is dan ons eigen hart, dat hij geduldig op ons wacht tot wij naar
hem luisteren en zijn stem horen. Zou geloofsbeleving en bidden
niet in eerste instantie luisteren zijn en daarna eventueel ook
zelf spreken?
Bidden en mediteren vertrekt voor mij vaak vanuit een tekst of een
lied. Daarin laat ik mij aanspreken door een zin of een gedachte.
Ik probeer mij dan open te stellen voor de boodschap die mij daarin
wordt gebracht: welk appel doet die tekst op mij? Wat roept hij
in mij wakker? Kan ik daar in mijn hart, in mijn verstand, in mijn
beleving iets mee doen? Verwarmt hij mij? Daagt hij mij uit? Maakt
hij mij onrustig, dankbaar, stil?....
Geloven is voor mij in eerste instantie vanuit een luisterende houding
mij gekend en bemind weten, mij aangesproken en opgeroepen voelen
en daarop antwoord geven: soms door te beamen, soms door te bevragen,
soms door te zwijgen . Geloven is dan worden als een porteur
découte waarin ik voor god ruimte schep om zich
aan mij te openbaren, om tot mij te spreken, waarin relatie met
hem kan geboren worden.
Laten we als afsluiting van
deze woorddienst luisteren naar psalm 139. De tekst spreekt ons
over een god die zich kenbaar maakt als eerste liefde, als onvoorwaardelijk
op de mens gericht. Misschien kan ons luisteren beamen worden, ons
vermoeden weten, ons verwachten geloof.
Lezing: psalm 139
Tafelgebed: Wees hier
aanwezig in uw woord
Onze vader
Communielied: Gij peilt mij hart, Gij doorgrondt mij
Slotgebed ( idem als openingsgebed)
|