Allerheiligen 2010
Ingebed in de stroom van leven
Marcel Braekers
Openingszang 410: "De heiligen
ons voorgegaan"
De boog door
de seizoenen getekend toont ons hoe tijdelijk en kwetsbaar het leven
is. Verval en rijkdom strijden om elkaar. De bladeren verkleuren
in een kleurrijke stijl vooraleer ze één voor één
hun bomen loslaten en mijmerend naar beneden dwarrelen. Maar het
is ook de tijd dat overal kastanjes en noten vindt, dat er fruit
in overvloed is, enz. De natuur toont haar kwetsbare, vergankelijke
kant, maar schenkt ook haar rijkdom en ziet naar een nieuw seizoen
uit. Het is in die sfeer dat we vandaag allen gedenken, die in kwetsbare
vergankelijkheid dit leven achter zich lieten. De een na een grote
boog van gelijkmatigheid en rust, een ander na een kortstondig bestaan
dat brutaal werd afgebroken. De een herdacht door geliefden, een
ander naamloos en vergeten. En toch hebben ze allen een naam, die
geschreven is in Gods hand. Daardoor zijn ze onttrokken aan de anonimiteit
en vergetelheid.
Ook hier strijden verlies en vruchtbaarheid met elkaar, want het
feest van Allerheiligen is een soort van Paasfeest dat altijd met
de lente wordt verbonden. We herdenken onze geliefden vanuit een
gevoel dat het leven onverwoestbaar steeds de overhand haalt en
zich door zet. In deze viering stellen wij hen hier aanwezig door
een kaarsje rond de Paaskaars te plaatsen.
Gebed
Draag de namen die wij noemen
Eens en altijd
Aan uw hart:
Dat geen mens ooit dieper valt
Dan de holte van uw hand.
God bewaar hen.
Laat ons bidden hun een licht zijn,
Dat hen leidt voorbij het donker.
God bewaar hen want
Zij zijn toch in uw liefde gelijst.
Bewaar hen, God
Om de eindeloze trouw van uw naam. (naar S. de Vries)
Lied 315: "Wat ik gewild
heb"
Apokalyps
7, 9 17 / 21, 1 7
Het Boek van de Openbaring is niet zomaar het laatste van onze Bijbel.
Johannes beschrijft als in een koortsige toestand wat zal komen.
Niet alleen voorziet hij de verschrikkingen, die de wereld zullen
treffen. Er is ook die niet aflatende, reikhalzende hoop voor ieder
persoonlijk en voor de kosmos in zijn geheel.
Lied 401: "Media vita in
morte sumus"
Homilie
Een vrouw, die
ik al een hele tijd begeleid, omdat ze in haar jeugd vreselijke
dingen van geweld en misbruik heeft meegemaakt, vertelde plots over
de laatste weken die ze met haar man had doorgebracht. Getekend
door een slepende ziekte was hij geleidelijk in coma gegaan. Terugkijkend
beschreef ze die laatste tijd als een uitzonderlijke ervaring, die
haar steeds vasthoudt. Er was niets meer dan aanwezigheid,
woordenloze nabijheid. Nooit heb ik onze verbondenheid zo sterk
gevoeld. Het was een mystiek moment van één worden.
En in verdriet liet ze haar tranen stromen om het verlies van hem
en om zoveel dat ze als kind had verloren en had moeten ondergaan.
Wat blijft nog over als alles ons ontvalt? Wat als al die dingen,
die ons groot maakten, die onze identiteit bepaalden, waardoor we
indruk konden maken of herkenbaar waren wegvallen?
Ik las de voorbije dagen het boekje De smaak van stilte
van Bieke Vandekerkhove. Als jonge studente psychologie kreeg ze
plots felle spierpijn en vervolgens de vreselijke diagnose van ALS,
Amyotrofische Lateraal Sclerose, waardoor alle spieren geleidelijk
verlammen met verstikking tot gevolg. Om een of andere onverklaarbare
reden stopte de negatieve evolutie en leeft ze nu verder, zij het
met heel veel beperkingen en onzekerheid over haar toekomst. Er
had in haar leven echter een merkwaardige paradox plaats. Hoe meer
ze aan fysieke mogelijkheden inboette hoe sterker haar mentale kracht
werd. Ze ontdekte de betekenis van stilte toen ze een tijd bij de
trappisten in West-Vleteren verbleef, ze leerde zen-meditatie en
leerde anders te kijken en het leven te waarderen. In haar boek
schrijft ze:
Er kan veel
kapot gemaakt worden in een mens. Zowal alles kan geschonden worden:
je gezondheid, je zelfbeeld, je relaties, je dromen. Maar er is
iets dat niet kapot te krijgen is. Ergens in de diepte is er iets
dat niet geschonden kan worden, door niets of niemand. Ik vind
verlangen een mooi woord om dit te benoemen, en je kunt uiteindelijk
niet meer zeggen naar wat je verlangt. Het is verlangen tout court.
Het is oningevuld. Het is open, op alles en iedereen. (53)
Mensen die
de kracht uit hun lichaam voelen wegvloeien, herontdekken soms
onverwacht, dwars door de nacht en de pijn heen, het leven in
al zijn betovering. Oog in oog met hun sterfelijkheid ontwaren
ze de diepe, onuitsprekelijke glans waavan alles doordrongen is.
(51)
Wat blijft er
over als alles ons ontnomen wordt? Ik gaf twee voorbeelden van mensen
die heel veel moesten inleveren, maar die daardoor op het spoor
kwamen van een onnoembare kracht die meestal verborgen of vergeten
wordt.
Het feest van Allerheiligen speelt zich helemaal in deze
sfeer af. Want we herdenken onze doden niet alleen omdat ze geliefden
waren, die we niet kunnen vergeten, maar om de onnoembare kracht,
die door hen stroomde en om de nabijheid, die daardoor geschapen
wordt. Het enige wat overblijft is liefde in al haar schakeringen.
De Zwitserse schrijfster Christiane Singer zei het zo:
Wanneer er niets meer overblijft is er enkel nog de liefde. Alle
dammen breken. Men verdrinkt, men gaat volledig onder. De liefde
is geen gevoel. Ze is de essentie van de schepping. Ik geloofde
dat liefde verbondenheid is, maar ze gaat veel verder. We moeten
ons zelfs niet verbinden: we maken allen deel uit van elkaar.
Ik vond dit een prachtige gedachte die men misschien alleen kan
zeggen vanuit een mystieke gegrepenheid of in het aangezicht van
de dood. Zichzelf los maken van alle banale, alledaagse zelfingenomenheden
om zo deel te worden van een groter geheel. Of sterker nog voor
wie dit kan geloven: om geënt te raken op de bron van alle
leven. Misschien leren we het in begenadigde momenten of in het
aangezicht van de dood, dat het echte leven, het niet meer aan mij,
aan deze plaats en tijd gebonden leven, een eeuwig geschenk is dat
maar zijn voltooiing vindt als we het teruggeven. We kunnen hier
en nu in onze eigen, diepste grond inkeren, altijd en op elk moment.
Daardoor worden we een stukje God zoals Hij een stukje mens wordt.
Dat stuk van ons leven blijft ook als we later terugkeren naar de
aarde om er in een moederlijke bodem opnieuw gebaard te worden in
een onverwoestbare eeuwigheid.
Is het dat niet dat we in deze dagen vieren, waarbinnen we de herinnering
aan geliefden nabij brengen en waarbij we hopend uitzien naar Hem
die zei: 'Ik zal er zijn.'
Groot dankgebed: S. De Vries,
Bij gelegenheid I (p. 318 + 414)
Na de communie 553: "Groter
dan ons hart"
Slotgebed
Nu de dagen van onze geliefden
in het land der levenden zijn voltooid,
en hun adem naar U is teruggegaan,
laten wij hen los
om hun lichaam in de aarde te zaaien
en hun leven te leggen in uw handen.
Nu in ons midden
hun stem tot zwijgen is gekomen,
zingen en bidden wij
uit dankbaarheid om wat ons altijd van hen zal blijven,
uit verdriet om wat wij voorgoed verloren.
Bevestig Gij het werk van hun handen
en tel hen bijuw heiligen
die rusten van hun arbeid. (naar
S. De Vries)
|