------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




3 oktober 2010:   27ste zondag

God zonder projecties

Marcel Braekers

Openingszang 568: "Wij zoeken U als wij samenkomen"

Begroeting

Toen ik enkele dagen geleden met mijn jonge hond terug van onze boswandeling kwam, sprak mijn buurvrouw mij aan. “Je hebt een bange hond, denk ik, want elke keer dat een politie- of ziekenwagen met loeiende sirene voorbij komt begint ze te huilen.” Maar het is met honden zoals met kleine kinderen: alleen de ouders of het baasje mogen een negatief woord zeggen, want anders is de krenking te groot. Nu kun je van die jonge Mechelaar van alles zeggen, maar bang is ze niet. Een beetje meer bescheidenheid zou haar zelfs sieren. Mijn vroegere Groenendaler begon altijd te huilen bij de eerste klokslag van de kerkklok van de jezuïeten. Daar zouden eventueel nog andere motieven zoals rivaliteit kunnen meespelen. Ethologen, die hondengedrag bestuderen, hebben heel andere verklaringen. De eerste, minst waarschijnlijke is dat dit geluid pijnlijk voor hun oren is en ze daarom janken. Een tweede veel waarschijnlijker verklaring is dat dit hoge geluid lijkt op het gehuil van de roedel, waarop zij dan antwoorden. De interpretatie van mijn buurvrouw was dus waarschijnlijk een projectie van haar eigen gevoel bij het horen van een sirene. Misschien denkt ze dat er een ongeval is gebeurd of iemand in gevaar verkeert en wordt ze bang.

Haar interpretatie van het hondengedrag is niet zo ongewoon, want veel meer dan we zelf weten interpreteren we allerlei gebeurtenissen vanuit gevoelens, die ons bezig houden of die we maar niet verwerkt krijgen. Ik had een hele tijd een jonge vrouw in begeleiding, die elke keer dat ze mij een hand gaf, vroeg of ze mij geen pijn had gedaan. Haar handdruk was heel normaal, maar wat daarna allemaal aan pijn en kwaadheid opkwam en wat ze mij daarbij soms naar het hoofd slingerde was andere koek.

We projecteren dikwijls en wel het meest als we op domeinen komen waar er geen zintuigelijke correctie mogelijk is of domeinen die een diep gevoel raken.
Religie en godsdienst horen daarbij, zoals ook de kunst. Op zichzelf is dat niet erg. Meestal beginnen belangrijke ervaringen met projectie, denk maar aan de verliefdheid. De kunst is tijdig in te zien wat we in de ander projecteren om zo door uitzuivering dichter te komen bij wie die ander is en wat ons werkelijk raakt. Datzelfde geldt voor de godsdienst en de manier waarop wij geloven. Vraag je aan kinderen hoe ze zich God voorstellen, dan spreken ze meestal over een oude man, liefst met een lange baard en mantel, een beetje zoals figuren uit hun sprookjesverhalen. Is dat fout of lachwekkend? Helemaal niet, het past in hun magische, sprookjesachtige wereld. Vraag is wat er gebeurt eens we ontdekken dat we projecteerden. De geloofscrisis op vandaag heeft veel met die schok te maken.

Zegening 195: "Met vrede gegroet en gezegend met licht"

Gebed

Aan ieder mens die in zichzelf gevangen is
Geeft Gij uw bevrijdend woord.
Tot vrijheid hebt Gij ons geroepen
En om mens te worden naar het beeld en
De geest van Jezus Messias.
Geef ons de kracht die hij heeft voorgeleefd,
Geef ons de ruimte die hij heeft geopend –
Maak ons ontvankelijk en vrij.

Lezing van psalm 115

Lied 536: "Jij die voor alle namen wijkt"

Matteüs 25, 14 – 30

Homilie

Hoe tragisch projectie kan werken, hoorden we in dit evangelie. De dienaar ervaart de Heer als streng en meedogenloos en raakt er zo door verlamd dat hij zijn talenten in de grond stopt. Mensen kunnen zo’n verschrikkelijk godsbeeld ontwikkelen dat hun natuurlijke vermogen tot scheppen en creativiteit wordt gebroken.

Veel teksten in de Bijbel ontstonden in een periode van mythisch bewustzijn waarin men aan God allerlei magische trekken toekende. God die de aangename rook van de dieroffers opsnuift en tevreden is. De toornige God, die zich op de mensheid wreekt omwille van haar wangedrag, maar die dankzij het bloedige offer van zijn enige, geliefde zoon kalmeert. En wij die door het eucharistisch offer dit gebeuren telkens op een onbloedige manier voltrekken om zo de zonden van de wereld weg te nemen. Ik citeer dat alles niet met misprijzen. Het was de tijd van zoeken en uitzuivering. Zo moet volgens mij trouwens heel de Bijbel worden gelezen. Niet alsof elk woord openbaring is maar als een onophoudelijk proces van ontdekken wie God is en hoe wij tegenover Hem kunnen staan.

Onze voorstellingen van de hemel, de hel en het vagevuur, de idee dat de wereld in 7 dagen werd geschapen zijn gegroeid in een tijd en vanuit een wereldbeeld dat totaal voorbij is.

Deze week vierde de kerk plechtig het feest van de aartsengelen, u weet wel de top van de top in de hemel, rechtstreeks door God aangesteld om tussen te komen. Nu wordt in de Bijbel wel over deze engelen gesproken, maar ze zijn slechts visualisaties van goddelijke kracht. Geleidelijk ging men echter de fantasievolle voorstelling begrijpen als een tastbare realiteit.

God, die wij streng of goed noemen, onverbiddelijk hard maar ook rechtvaardig en liefdevol. Het zijn allemaal woorden en voorstellingen van onze kant. Zo kan ik nog een hele tijd doorgaan met opnoemen van situaties waarin de menselijke projectie de goddelijke werkelijkheid overdondert of naar zijn hand zet. Wanneer ik gelovigen ermee confronteer wordt men deels boos, deels ongelukkig. ‘Wat hou je dan nog over?’ is de meest gestelde vraag.
Misschien houden we niet veel over, dat geeft niet als datgene wat overblijft maar authentiek en doorleefd is. Het kan niet anders dan dat we een leven lang een weg van uitzuivering gaan. Dus moeten we de Bijbel blijven lezen, maar voortdurend oog hebben voor het voorlopige, het zoekende dat achter de teksten schuilt.

Maar ik denk dat we ons ook van iets moeten ontdoen dan ons, westerlingen, eeuwen lang reeds parten speelt. Van alles willen wij ons een beeld of een wetmatige logica vormen. We willen weten hoe de dingen in elkaar zitten, het liefst nemen we ze uit elkaar en herschikken ze zoals vb. de wetenschap doet. Van alles en iedereen maken wij ons een voorstelling en gaan we woorden gebruiken waardoor we dei voorstellingen beheersen. Maar we vergeten dat het slechts onze voorstellingen zijn, die nog niets over de ander hebben gezegd. Hoe ongrijpbaarder die werkelijkheid is des te sterker onze fantasie en projectie.

Dat een kind zich God voorstelt als een oude man met een baard en een lang kleed is heel normaal, zo is zijn magisch wereld. Dat men ook in een vroege periode van de geschiedenis van de mensheid diezelfde magische houding had, is ook heel gewoon. Maar vanaf een bepaald moment verving het denken en verklaren het magische. De mens bleef echter in zijn gevoel dikwijls in dat oude stadium hangen, terwijl zijn denken steeds krachtiger werd. Het gevolg is dat we van ons geloof dikwijls een karikatuur maken en dat we dikwijls in botsing komen met heel nieuwe mensbeelden of met hetgeen de wetenschap aanbrengt. Ik denk dat we daarom beter een heel andere weg volgen.

In plaats van te willen achterhalen hoe God of het heilige is, in plaats van door ons weten greep menen te krijgen op de ons overstijgende realiteit zou ik eerder pleiten voor een houding waarbij we ruimte geven aan de werkelijkheid om zich te tonen. De vraag is dan niet wie God is, wat het heilige waarvoor we knielen, maar hoe God in onze werkelijkheid kan verschijnen. Wat zijn de begenadigde momenten, de bijzondere plaatsen waar het heilige zich aan ons manifesteert? En wat kan onze inbreng zijn om die situaties een grotere kans te geven?

Discussies over wel of niet geloven, wel of niet naar de mis gaan, zich al of niet tot de Kerk bekennen worden dan héél relatief. Je krijgt dan een gesprek over de levenshouding, die we ons trachten eigen te maken. Hoe gelovigen en niet-gelovigen getroffen worden door overweldigende schoonheid of anderzijds door gepleegd onrecht. De vraag is dan niet of Jezus nu wel of niet Zoon van God kan genoemd worden, maar of Hij uitspraken deed, die 2000 jaar later nog altijd richting gevend zijn. De wereld van de symboliek krijgt dan een heel andere dimensie. Je steekt dan geen kaars aan om God te manipuleren, maar steekt een licht aan omdat het voor ons schijnt, ons intrigeert en een andere wereld oproept van licht en warmte. Symbolen worden dan geschenken om vanuit het alledaagse iets van de oneindigheid nabij te brengen.

Telkens gaat het om uitingen waarbij we niet willen weten, missschien zelfs niet willen begrijpen, maar aanwezig stellen, plaats bereiden voor iets dat ons overstijgt.
Is de kritiek van de psalm daarom niet terecht? Hun goden zijn van hout, maaksel van mensenhanden. De dichter had het niet alleen tegen materiële beelden, maar alle voorstellingen waardoor mensen beslag op het heilige of op God leggen. Ik denk dat we daarom altijd weer die tegenbeweging moeten maken van openheid scheppen, ruimte geven op het andere of de Andere ons kan aanspreken.

Groot dankgebed: "Klok stilgezet" (Oosterhuis, Gezongen liedboek)
+ refrein 712: "Hier in de stilte verzameld"

Slotlied 514: "Stem als een zee van mensen"

------