------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




18 juli 2010: 16° zondag

Gastvrijheid en de begroeting van Jezus
Genesis 18, 1-10 / Mc. 10, 38-44

Marcel Braekers

Openingszang 102: "Onze hulp is in de naam van de Heer

Gebed

Hoe goed is het God,
Hoe aangenaam
Als vrienden samen zijn.
Hoe goed is het
Om hier de plaats te vinden waar
Ruimte geschapen wordt,
Geleefd onder de sterren van uw liefde,
Een schuilplaats van uw Geest.

Aan U de dank
Voor wat ons kostbaar is:
De gave van de vriendschap,
Van gedeelde liefde,
Van genade, die gevonden wordt
Ook in de ogen van elkaar.

Liefde,
Verscholen en verborgen,
Moet wel sterven
Als zij niet in het licht gedijt.
Liefde,
Die schuil gaat achter vrees,
Groeit niet
En draagt geen vrucht.
Geef daarom onze liefde
De zonneschijn van uw genade,
De gloed van uw bevrijding.

Dat bidden wij
In Jezus’ naam,
Die ons niet langer slaven noemde,
Maar telde tot zijn vrienden. (S. de Vries)

Inleiding op de eerste lezing

De eerste lezing uit het boek Genesis gaat over het bezoek van drie vreemdelingen aan Abraham, terwijl in het evangelie verteld wordt hoe Jezus een bezoek brengt aan Martha en Maria. Twee keer staat het thema van gastvrijheid op het menu, een houding waar wij Westerlingen veel van kunnen leren.

Om die houding in haar volle omvang te begrijpen moeten we naar de concrete situatie van Abraham en zijn gezin gaan. Zoals hij zwierven vele families als kwetsbare nomaden met hun kudden door een karig begroeid gebied. Er was zo weinig voedsel voor handen dat men elke dag moest verder trekken.
Zwervende families zijn veel kwetsbaarder dan sedentaire. Ze hebben geen omhei-ningen, geen stevige huizen. Niet alleen loeren roofdieren op de kudde, in de woestijn loopt ook allerlei gespuis rond dat liefst de samenleving ontvlucht, dat ook honger heeft en zich graag wil verrijken. Wat doe je als plots enkele vreemdelingen voor je tent staan? Misschien zijn het kwetsbare reizigers die zelf beducht zijn voor de omgeving, maar het kunnen even goed schurken zijn die je willen vermoorden, je vrouw verkrachten en met de buit gaan lopen.

Oosterse gastvrijheid wordt met andere woorden niet in een burgerlijke sfeer beoefend zoals wij dat doen. Op het ogenblik dat vreemdelingen voor je tent staan, stelt zich niet de vrijblijvende filosofische vraag ‘wie je naaste wel is’, maar sta je voor een dwingende keuze. Abraham, zo zegt het verhaal, laat zich raken door het onbedwingbare appèl van het moment en door die houding aan te nemen is hij ook in staat om Jahwe, God, als de geheel Andere te begroeten.

Genesis 18, 1-10a
Lied 353
Lucas 10, 38-44

Homilie

Dit verhaal van Jezus’ bezoek aan de twee vrouwen heeft al veel stof tot discussie gegeven. In de meeste gezinnen komt de grootste last nog altijd op de vrouw te liggen, ook al heeft ze dikwijls een job buitenshuis. Door Jezus berispt worden omdat je gastvrij bent en in de keuken begint te rommelen voor een hapje is bepaald niet sympathiek. Maar zoals zo vaak is er met dit verhaal veel meer aan de hand.

Zo is het vreemd dat een alledaags feit zoals dit bezoek zo sterk in het geheugen van de leerlingen bleef hangen dat ze het 40 jaar na de feiten nog altijd vertelden. Jezus was een zwervende predikant en bleef elke dag wel ergens hangen en indien mogelijk mee-eten. Matteüs en Marcus kenden het verhaal niet, Lucas wel. Ook Johannes, de man die Jeruzalem en omstreken heel goed kende. Johannes weet zelfs meer details. Hij zegt dat de twee zusters nog een broer hadden, Lazarus, en dat ze samen in Bethanië woonden, een dorpje dicht bij Jeruzalem. Vanwaar al die details en waarom bleef dit bezoek zo sterk in de herinnering dat ze ongeveer 40 jaar werd verder verteld vooraleer opgetekend te worden?

De meest plausibele verklaring hiervoor is dat veel christenen dit huisje kenden en het de plaats was waar de eerste christenen na de dood van Jezus samen kwamen. In dat geval gaat het om veel meer dan gastvrijheid, maar over de houding van bereidheid als de Heer verschijnt. Niet toevallig legt Lucas Martha de aanspreking ‘Heer’ in de mond. De eigenlijke vraag achter dit verhaal is dan eerder: welke houding moet je aannemen als men de Schrift opent en samen het brood breekt. Welke ingesteldheid is nodig opdat de verrezen Heer in je hart en in de groepssamenkomst tastbaar aanwezig komt?

De houding die je als gelovige moet aannemen, wordt pas helemaal duidelijk als je dit verhaal van het bezoek verbindt met wat er aan vooraf gaat. Lucas vermeldt in zijn tekst net daarvoor de discussie tussen Jezus en de schriftgeleerde en de parabel van de barmhartige Samaritaan. Misschien vindt u deze link ver gezocht. Maar dan moet ik er op wijzen dat in zijn evangelie Lucas altijd afwisselend een verhaal schrijft over een man en een vrouw. Na de aankondiging van de geboorte van een zoon aan Zacharias volgt de aankondiging aan Maria. Na de genezing van een bezetene volgt de genezing van Petrus’ schoonmoeder. Na de genezing van de dienaar van de honderdman volgt de opwekking van de zoon van een weduwe. Na de genezing van de bezetene volgt de opwekking van het dochtertje van Jaïrus.

Voeg je de twee verhalen samen dan krijg je een heel nieuwe kijk op het gebeuren. Het gaat dan om de vraag die de eerste christenen zich stelden omtrent zichzelf. De vraag is welke ingesteldheid je moet hebben om een echte volgeling van Jezus te worden. En het antwoord dat Lucas via Jezus geeft is: het gaat om een kwaliteit van aanwezig zijn. Het ene moment moet je zoals de Samaritaan zonder veel plichtplegingen de gekwetste bijstaan of zoals Abraham devreemde gastvrij ontvangen, het andere moment gaat het om met hart en ziel naar het Woord van de Schrift te luisteren en je erdoor te laten aanspreken.

In beide gevallen - je laten aanspreken en opvorderen door de kwetsbare ander en met heel je persoon luisteren naar het Woord - gaat het om los van zichzelf te komen, om open te staan en aanwezig te zijn hier en nu. Lucas bedoelde dit niet alleen voor elke christen apart, ook de gemeenschap had die opdracht. Vandaar de idyllische beschrijving in de Handelingen van de eerste gemeenschap in Jeruzalem. De verrezen Heer komt tastbaar en zichtbaar in ons midden waar men zich vrij maakt van zichzelf, van allerlei vooroordelen, van te gemakkelijke voorstellingen omtrent zijn geloof en zich in het hier en nu beschikbaar maakt. Op dat ogenblik verschijnt de Oneindige in onze wereld en wordt Hij even zichtbaar bij het breken van het brood.

Tijdens Groot Dankgebed 134: "Laudate omnes gentes"
Na de communie 541: "Stem als een zee van mensen"

------