------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




Kerstmis 2009

De verstilling in een winterse nacht

Marcel Braekers

Openingszang 560: “Nachtgebed (Gij zijt boven de zee)”

Inleiding

In vroeger tijden moest een schipper zonder kompas of radar over de zeeën varen, enkel vertrouwend op de poolster. Voor hem was er alleen dat verre, vaste lichtpuntje waarvan zijn behouden thuiskomst afhing. Het werd een beeld voor het leven van ieder mens als een dwaaltocht in de nacht of voor sommigen dat ene lichtpuntje voor hen uit. Als christenen gaven wij die poolster een naam: Jezus van Nazareth of God die in zijn eindeloze goedheid zich in deze en in ieder mens heeft uitgestort. Wij vieren in deze nacht hoe een ster bleef stilstaan boven een vergeten en onveilige plaats om aan te wijzen waar we het goddelijke kunnen vinden. Als een richtend lichtpunt staat zij wijzend boven het rumoer van alledag. Als licht wil het ook oplichten in de diepte van elk van ons, als eeuwige stilte waarin een andere, nieuwe werkelijkheid kan geboren worden.

Ik heb het niet geteld maar van de 33 jaar dat ik hier op de Filosofenfontein woon en werkzaam ben, ben ik wel 20 keer voorganger geweest in de Kerstnacht. Ik werkte meestal de viering zodanig uit dat we vanuit het donker en de geheimvolle stilte van de nacht open kwamen voor het blijde nieuws van Jezus geboorte en de nacht evolueerde naar één lange jubel. Is het omdat ik ouder wordt en ook innerlijk evolueer of zijn de omstandigheden veranderd? Ik weet het niet, feit is dat een viering waarin de stilte nooit helemaal weg is mij op dit ogenblik meer aanspreekt dan een jubelend geroep.

Zeker: de omstandigheden nodigen niet tot jubel. Het mislukken van de top in Kopenhagen, het geweld in het Midden-Oosten en Centraal Afrika, de wereldwijde economische crisis en toenemende armoede, het geweld binnen gezinnen waarbij kinderen de eerste slachtoffers zijn, de ellendige woon-omstandigheden voor migranten en hoge huur- en woningprijzen, dat alles staat als een domper op elke uitbundigheid. Daarbij verloren we gisteren een profetische stem, Eduard Schillebeeckx, die gedurende vele jaren als een geëngageerde theoloog vanuit deze situaties theologie bedreef.

Maar ook op vlak van spiritualiteit heeft een verschuiving plaats waarbij de stilte en het zwijgend (ver)wachten echter klinken dan het losbarsten in een triomfantelijke jubel. De Franse filosoof Lyotard sprak over het einde van de grote verhalen. Het communisme, de liberale ideologie, de christelijke heilsleer gebouwd als een kathedraal vol zekerheden, dat alles raakte uitgehold en ging roemloos ten onder. Ze werden ongeloofwaardig, omdat ze het beloofde geluk niet konden realiseren, integendeel. Er groeit geleidelijk een nieuwe spiritualiteit met aandacht voor kleine, intense momenten van oneindigheid. Spiritualiteit die vanuit een doorleefde innerlijkheid wachtend kan uitzien, met een diep respect voor stilte waarin soms onverwacht een andere werkelijkheid aan het licht komt. Vandaar mijn behoefte aan een kerstviering waarin de verstilling steeds wil terugkeren als de meest authentieke weg.

Lied 263: “Gij verschijnt niet op de wolken”

Smeekgebed: refrein 111: “Kyrie eleison”

Wij zingen een lied voor mensen, naamloos,
Verstoken van elk licht, -
De hemel doof, geen God te zien,
Geen droom en alle toekomst dicht,
Geen woord geen vergezicht.

Wij zingen, want zo straalt ons toe:
God is het, die ons zoekt.
En alles wat Hem tegenspreekt
En vloekt met wat Hij heeft gezegd,
Wordt zingende weerlegd.

Ons lied voert over alle nacht
De hoogste boventoon, -
Verwonderd omdat in een kind
God zijn gezicht aan mensen toont
En in hun wereld woont.

Gebed

Zal de dag nog komen dat de bergen bedekt zijn met vrede,
De heuvels getooid met gerechtigheid?
Dat al wat ademt niet langer zucht en schreit?
Met uw schepping in nood roepen wij om U.

Zal die dag nog komen voor wie te lijden heeft van man en macht,
Voor wie geen helper heeft,
Voor wie de vlam van de hoop is gedoofd en alle verwachting begraven?
Met wie vergeten raken roepen wij
om U die als een lichtende ster ons voor wilt gaan. (S. de Vries)

Gezongen Kerstboodschap Lucas 2

In die dagen werd een bevel uitgevaardigd door keizer Augustus dat er een volkstelling moest worden gehouden over heel de wereld. Deze volkstelling vond plaats voordat Quirinius landvoogd van Syrië was. Allen gingen op reis om zich te melden, ieder in zijn eigen stad. Ook Jozef ging op weg en omdat hij uit het geslacht van David was, trok hij vanuit Nazareth in Galilea naar Judea toe, naar Bethlehem, de stad van David, om zich daar te melden, samen met Maria zijn vrouw die zwanger was.
En terwijl zij in Bethlehem verbleven, brak het uur aan dat zij bevallen moest. Zij bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene, wikkelde hem in doeken en legde hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. Nu waren er herders in de buurt; die nacht in het open veld hielden zijn de wacht bij hun kudden.
Plotseling stond voor hun ogen een engel des Heren, en de glorie des Heren omstraalde hen, zij werden zeer bevreesd. Maar de engel sprak tot hen: wees niet bevreesd, want ik verkondig u een grote vreugde die voor heel het volk bestemd is. Heden is u in de stad van David een redder geboren, de Heer, de Messias. En dit zal u een teken zijn: gij zult een pasgeboren kindje vinden, het is in doeken gewikkeld, het ligt in een kribbe.
Plotseling was de engel omringd door een schare van hemelse machten. Zij verheerlijkten God en zij riepen: ere zij God in de hoge en vrede op aarde voor alle mensen van goede wil. En het geschiedde toen de engelen van hen waren weggevaren naar de hemel dat de herders zeiden tot elkaar: laat ons gaan zien het woord dat daar geschiedde.

Lied 265: “Nu zijt wellekome”

Een ster hangt glanzend

Een ster hangt glanzend boven het heelal.
Onder de sneeuw van het maanlicht
Ontwaakt het dal.

Maar de aarde kraakt
Onder de hoefslag van vuur en honger
In het vlijmscherpe mes van de wind.

Voor de honger van Herodes beven de moeders,
Zij beven voor de roofdierogen van de nacht
En voor het zwaard van vuur
Dat duizenden heeft omgebracht.

Ergens in de wereld schreit een kind
Ontelbare winters lang
Schreit een kind van kou en verdriet.
Maar wij horen het niet.
Wij werden doof en blind:
Een rots van goud waaronder wij schuilen
Midden de mieren
Binnen de schimmen van onze schuld.

Ontbind het goud dat ons omhult,
Breek onze trots
En breek het zwaard
Waarvoor de moeders beven.
Doorstraal ons met de gloed,
Die uw genade openbaart.
                                          (P.C. Buckinx)

“In the bleak Midwinter”

In the bleak midwinter frosty wind made moan,
Earth stood hard as iron, water like a stone;
Snow had fallen, snow on snow, snow on snow,
In the bleak midwinter, long ago.

Our God, heav’n cannot hold him nor earth sustain,
Heav’n and earth shall flee away, when he comes to reign:
In the bleak midwinter a stable place sufficed
The Lord God almighty Jesus Christ.

Enough for him, whom cherubim worship night and day,
A breast ful of milk, and a manger ful of hay;
Enough for him, whom angels fall down before,
The ox and ass and camel which adore.

Angels and archangels may have gathered there
Cherubim and seraphim thronged the air:
But only his mother in her maiden bliss
Worshipped the beloved with a kiss.

What can I give him, poor as I am?
If I were a shepherd I would bring a lamb;
If I were a wise man I would do my part;
Yet what I can I give him – Give my hart.
                                          (C. Rossetti / G. Holst)

Homilie

Terwijl een diepe stilte alles omgaf en de nacht in zijn snelle loop halverwege was gekomen, kwam uw verborgen woord in mij neer.

Deze (licht gewijzigde) tekst uit het boek Wijsheid (18,14) vormde in de oude liturgie de intredezang van de zondag tussen Kerstmis en Nieuwjaar. Toen alles doordrongen was van een diepe stilte werd uw Woord van Wijsheid in ons geboren. Wat in de Bijbel wijsheid wordt genoemd, beschreven de Griekse filosofen als verwondering. Wijsheid en verwondering groeien maar vanuit een intense stilte. Sterker nog: stilte brengt niet alleen tot verwondering, ze reikt ons een totaal andere werkelijkheid dan de alledaagse aan. Daarom ging men in de liturgie deze tekst in Kersttijd zingen. Want ook in de eindeloze stilte van de nacht, onder een schitterende, oosterse sterrenhemel werd aan de wereld een totaal andere werkelijkheid aangereikt.

Wat is er zo bijzonder aan stilte? Gaat het niet om die vervelende leegte, die we liefst door achtergrondmuziek wegwerken, achtergrond die soms tot bij de buren te horen is. Nu de eindejaarsdrukte al een stukje voorbij is, hebben we behoefte aan kalmte, aan ontstressen om tot onszelf te komen. Maar dat bedoelde ik niet. Stilte is niet hetzelfde als afwezigheid van geluid. Geluid kun je dempen, lawaai kun je soms stoppen. Stilte kun je niet maken, ze overvalt ons en wordt ons gegeven. Vreemd genoeg is soms zelfs een geluid nodig zoals het tikken van de klok of het lekken van een kraan om de aanwezigheid van de stilte te beseffen. Op zo’n ogenblikken groeit de aandacht voor iets dat niet meer alledaags is, een andere werkelijkheid. De grote momenten van goddelijke openbaring hadden telkens plaats in diepe stilte: Abraham onder de sterrenhemel, Mozes in de woestijn, Elia buiten de grot, de stilte van de geboorte en de dood van Jezus.

"Terwijl een diepe stilte alles omgaf, kwam uw verborgen woord in mij neer." Eckhart begint zijn prachtige preek op Kerstdag met diezelfde tekst. En hij stelde zich daarbij drie vragen: waar in de mens kwam dat woord binnen? Welke bijdrage kan de mens zelf daarbij leveren? En welk effect heeft deze geboorte?
En zijn antwoord is: het eigenlijk bevrijdende Woord kan slechts klinken in het diepste van onszelf. Voorbij onze kennis, onze wil, ons verlangen, voorbij de lagere en hogere krachten, daar waar wij niets dan openheid zijn, zuivere ontvankelijkheid daar is een plek, een niet-plaats waar dit Woord wordt gehoord. Enkel door stil te worden en afstand te doen van alles wat we menen te weten en ervaren, door opnieuw waarachtig arm te worden komt dit diepere centrum in actie. Als God de ruimte krijgt om ons op dat niveau aan te spreken heeft de echte geboorte plaats. Alle andere ervaringen van het heilige zijn slechts voorlopig en raken slechts een stukje onze persoon. Dan wordt Christus geboren als het goddelijke Woord dat door de Vader werd uitgesproken. In de diepe stilte, die hangt rond de kern van onze persoon, voorbij alle drukte heeft in de stilte van de nacht de geboorte plaats. Niet meer in Bethlehem, maar in het hart van mensen. Wij worden als Jezus van Nazareth.

En wat kan de mens zelf bijdragen tot deze geboorte, vraagt Eckhart zich af? Niets, is zijn antwoord. Je kan enkel afwachten, je open en gereed maken, de stilte ontvangen. Het geheim van Kerstmis is het geschenk van een totaal andere, goddelijke werkelijkheid. Vandaar de machteloosheid en de noodzaak om geduldig te wachten.

Welk effect heeft zo’n proces, vraagt Eckhart? Allereerst maakt het ons klein en bescheiden, want we hebben niets om groot te gaan. De geleerde en eenvoudige, de rijke en de arme, allen hebben zij diezelfde armoede. Anderzijds geeft deze ervaring een diepe vreugde, zegt Eckhart, anders dan het plezier dat je aan dingen en situaties kunt beleven. Het is de vreugde, omdat je je aangesproken voelt in je diepste grond en daardoor een gevoel hebt van thuis te komen. En het heeft tot gevolg dat we anders naar buiten gaan, anders ons laten raken door de vragen en noden, die overal leven. Want zoals God zich helemaal geeft aan die mens, zo wil die op zijn beurt uitstromen in heel de werkelijkheid.

Misschien is dat wel het meest authentieke Kerstfeest:
           toen een diepe stilte alles omgaf en de nacht in zijn snelle loop halverwege was gekomen,
          kwam uw alvermogend woord in mij neer.


Groot dankgebed 161: “Tafelgebed voor de Kersttijd”

Slotlied 270: “Van waar zijt Gij gekomen?”

De zeer oude zingt:

Er is niet meer bij weinig
Noch is er minder
Nog is onzeker wat er was
Wat wordt wordt willoos
Eerst als het is is het ernst
Het herinnert zich heilloos
En blijft ijlings

Alles van waarde is weerloos
Wordt van aanraakbaarheid rijk
En aan alles gelijk

Als het hart van de tijd
Als het hart van de tijd.
                                     (Lucebert, Verzamelde gedichten, p. 442

------