11 januari 2009
Doop van Jezus (Marcus 1, 7-11)
Marcel Braekers
Openingszang 25: Onze hulp is in de naam van de Heer
Gebed
een bijzonder gebed voor Mieke Van Weddingen, die gisteren werd
begraven
Eeuwige God
Gij komt ons bestaan verlichten en verrijken
In Jezus, uw beminde zoon,
Een mens naar uw hart
Een profetisch voorbeeld voor ons allen.
Schenk ons uw Geest
Zoals Gij deed op de dag van Zijn doop
Opdat ook wij kiezen voor een weg van bevrijding,
Voorbij alle vooroordelen en principes
En opdat wij zouden kiezen ten voordele van
het leven en lijden van concrete mensen.
Lied 112: Zingt
van de Vader
Inleiding
Vandaag viert
de kerk het feest van de doop van Jezus. Jezus die zich bekent tot
de bekeringsoproep van Johannes de Doper. Tegelijk klinkt doorheen
het verhaal reeds de eerste belijdenissen van Jezus als de Christus.
Alle teksten van deze zondag en alle liederen ademen diezelfde sfeer.
Ze vormen tezamen een lofzang naar Jezus die uit de verborgenheid
naar voor stapt om zijn volk en alle latere generaties op een nieuw
spoor te zetten.
Jesaja 42,
1-7
Lied 26: Hij
die de blinden weer liet zien
Marcus 1, 7-11
Acclamatie
121: "God heeft Hem hoog verheven"
Homilie
Het is reeds acht
jaar geleden, maar de beelden zijn mij bijgebleven. Nelson Mandela
keerde met zijn vroegere medegevangenen terug naar zijn cel op de
Robbeneilanden. Schijnbaar onbewogen keek hij naar de plaats waar
hij ongeveer 20 jaar lichamelijk en geestelijk was gemarteld. Nadien
verliet hij met een kaars in zijn hand de cel en gaf vervolgens
die kaars door aan wie achter hem kwam; die gaf op zijn beurt de
kaars door aan een kindje en vervolgens aan een hele groep kinderen,
die met hun kaarsjes Afrika uittekenden. Moge het licht worden
doorgegeven aan die na ons komen en mogen zij in een vredelievende
wereld leven zo ongeveer sprak hij. Dit gebaar was een profetisch
teken dat sterker dan woorden of toespraken uitdrukte wat hem bezig
hield en Afrika zou kunnen mobiliseren naar vrede toe.
Het gebaar dat Jezus stelde door naar voor te stappen en zich door
Johannes te laten dopen verklaart pater Schillebeeckx als de eerste
profetische daad van Jezus. Zoals Mandela het licht doorgaf en wees
op de noodzaak boven de haat uit te groeien en de apartheid te overstijgen,
zo toont Jezus aan heel het volk van Israël de noodzaak om
zich te bekeren en terug te keren naar de God van het leven. Jezus
wijst weg van zijn persoon en plaatst zich in een keten van bekeringen,
die met Johannes op gang was gekomen. Het gebaar toont sprekender
dan woorden wat Hem bezielde. Het was een daad van zelfontlediging
waardoor iedereen besefte dat de zaak van het Rijk Gods voor Hem
belangrijker was dan zijn persoon.
Het gebaar was daarbij zo krachtig dat het achteraf voor verwarring
zorgde. De eerste christenen zaten met de zaak een beetje verveeld.
Had Jezus dan toch gezondigd zodat Hij het doopsel van bekering
van Johannes moest ondergaan? En nog: wie was nu de grootste Jezus
of Johannes? Binnen de Nieuwtestamentische verhaaltradities is daarover
reeds een evolutie waar te nemen. Marcus vermeldt gewoon dat Jezus
zich laat dopen, maar Matteüs en Johannes, die hun evangelie
later schreven, stellen Johannes voor als degene die weigert en
Jezus vraagt hem te dopen.
De niet-Bijbelse teksten gaan daarin nog verder. Zo staat in het
Ebionieten-evangelie dat toen Johannes de stem uit de hemel hoorde
hij neerknielde en Jezus smeekte om hem te dopen. En in het Nazareër-evangelie
vragen zijn moeder en broers aan Jezus dat Hij zich zou laten dopen,
maar Jezus protesteert en zegt: Heb ik dan misschien gezondigd?
De eerste christen hadden zon verering voor de persoon van
Jezus dat ze met deze vragen bleven worstelen. Het getuigt daarom
van veel moed dat men ondanks de vragen deze tekst niet heeft weggemoffeld,
maar aan het begin van Jezus openbaar optreden plaatst. Sterker
nog: het verhaal werd voor hen een geloofsbelijdenis in de persoon
van Jezus.
Om dat te begrijpen moeten we terug naar
het verhaal kijken.
Het doopsel van Johannes was een symbolische herneming van de doortocht
door de Rietzee. Iedereen, die zich liet onderdompelen, maakte opnieuw
symbolisch de tocht vanuit slavernij naar vrijheid mee. Door zich
te laten dopen keerde men terug naar de begintijd, naar de echte
bevrijding, nog voor dat allerlei verstollingen God hadden verduisterd.
Ook Jezus stelde zich in die lijn en zag de komst van het rijk van
God als het hernemen van deze eerste tijd.
De leerlingen verbonden deze bevrijding met de persoon van Jezus,
vandaar het hervertellen van deze doop met gebruik van allerlei
symbolische gegevens zoals de hemel, de stem en de duif. Opnieuw
gaat de hemel open, teken dat God weer wil spreken tot zijn volk.
De duidende stem verwijst daarbij naar Gods erkenning van de persoon
van Jezus. En de duif is misschien het visuele teken van Gods liefde
die de aarde wil herscheppen. Voor de leerlingen voltrok zich in
de persoon van Jezus wat eens gebeurde bij de Uittocht uit Egypte.
De slavernij, het doodse levenspatroon waarin het volk zat gevangen,
werd door Hem verbroken. Opnieuw hoorden armen groot nieuws, werd
aan gevangenen verlossing beloofd en zagen blinden de tekenen van
een nieuwe dageraad. De evangelist Johannes zegt het in één
theologische pennenstreek: de Geest van God daalde op Jezus neer
en bleef op Hem rusten. Gods openbarende kracht was niet eventjes
in een verlicht moment op Hem, maar bleef permanent in Hem werkzaam.
Daarom was Hij door zijn persoon openbaring van Gods zorg om de
wereld.
Zo komt dit verhaal uiteindelijk tot bij ons en nodigt het ons uit
om mee te gaan in de grote keten. Luisterend en beamend worden we
deelgenoot van dit mysterievolle leven van Jezus en via Hem van
Gods bevrijdende kracht naar deze wereld. Wij, die ooit werden gedoopt
in water en Geest, worden uitgenodigd in deze grote keten van bevrijding
mee te stappen en het licht door te geven aan die na ons komen,
opdat we de haat en tegenstellingen van deze wereld kunnen overstijgen.
Groot dankgebed: Het rijk alleen
(S.de Vries) p.221
Refrein 193: Keer U om naar ons toe
Na de communie: Lied 633 Gezegend de God van Israël
|